Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BOEKBESPREKINGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BOEKBESPREKINGEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Theodorus Avinck, Wendt u naar Mij toe, 101 blz.,11,90, Uitgeverij Den Hertog, Houten, ISBN 90-331-1937-4. Dit boekje vormt een deel van de serie “vaderlands erfgoed”. De auteur was ouderling te Utrecht en leefde van 1740-1782. Evenals de ouderlingen Lambertus Myseras en Justus Vermeer heeft hij geschriften mogen nalaten die het lezen vandaag zeker nog waard zijn. Het boekje bevat een drietal preken over de volgende teksten: Jesaja 45:22, Johannes 6:65 en Jesaja 45:24. Zij zijn afkomstig uit de eerste bundel “Praktikale verhandelingen”. De eerste bundel verscheen in 1779 en de tweede in 1787. Met goedvinden van de Utrechtse kerkenraad behandelde Avinck tijdens onderlinge bijeenkomsten voor een aantal mensen geestelijke onderwerpen. Graag sprak hij over de werkzaamheden van het ware zaligmakende geloof. Avinck was een liefhebber van de geschriften van Owen en van de Erskines. Hij was bevriend met Alexander Comrie en schreef een voorbericht bij dienst catechismusverklaring. We willen om u een indruk te geven van de inhoud van de verhandelingen ten slotte een citaat geven uit de verhandeling over Jesaja 45:22 “Wendt u naar Mij toe, wordt behouden alle gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer.” We lezen op blz. 23: “Kom zo blind als u bent, en laat Mij over u lichten. Kom zo dwaas en onkundig als u bent, en laat u door Mij leren. Kom zo schuldig als u bent en laat u door Mij verzoenen, zo onrein als u bent en laat Mijn bloed u reinigen, zo harteloos en indrukloos als u bent en laat Mij uw stenen hart wegnemen. Met één woord: Hoe slecht u ook zijn mag, wendt u naar Mij, en laat Mij de eer hebben die Mij toekomt, dat Ik de volkomen Zaligmaker ben.”

Ds. W. van Gorsel, Vrije gunst alleen, paperback, 71 blz.,4,85, Uitgeverij Den Hertog, Houten, ISBN 90-331-1940-4. De auteur is eindredacteur van het Gereformeerd Weekblad en is hervormd emeritus predikant. Het boekje bevat elf korte meditaties in een tamelijk grote duidelijke letter over de Efezebrief. Zodoende is het boekje ook voor ouderen geschikt om het te lezen. Een kernachtige passage op blz. 32 willen wij u doorgeven: “Gratie, die pas waarde krijgt op het schavot. Het doodvonnis is terecht uitgesproken. Maar er is gratie verleend. Dat heet gadeloze ontferming, dat genade, rijk en vrij...”

Ds. J. van Amstel, Zit het in de prediking? Paperback, 87 blz.,8,95, Uitgeverij Frits Hardeman, Ede, ISBN 90-76430-28-1.

Ter gelegenheid van het veertigjarig ambtsjubileum van de auteur is dit boekje met de al eerder gepubliceerde artikelen verschenen. Het is bedoeld om ouderlingen toe te rusten wat het toezicht houden op de prediking betreft. In het voorwoord stelt de auteur dat het boekje geen aanspraak maakt op volledigheid. Er zou ook nog gewezen kunnen worden op dogmatische, wettische, ernstige en gunnende prediking. De auteur boogt dan ook geen compleet overzicht te geven van allerlei soorten prediking, maar hij wil slechts het licht laten vallen op een aantal wezenlijke facetten. Een enkele terloopse opmerking willen we maken: op blz. 20 signaleerden we een storende fout; solo i.p.v. sola. In hoofdstuk 5 “Christus prediking” wordt terecht verwezen naar het boekje van prof. G. Wisse ‘De ambten van Christus.’ Eerder droeg dit boekje de titel “De ambtelijke bediening van den Christus in de gelovigen.’

Dit boekje is het zeker waard nog gelezen en bestudeerd te worden door ambtsdragers. Er wordt door ds. Van Amstel gewaarschuwd tegen een oppervlakkige aanraking door de preek, wat weer overgaat, wat tijdge-loof is (blz. 56). Op blz. 77 wordt enerzijds gesteld dat men voorzichtig dient om te gaan in de prediking met het prille geestelijke leven, anderzijds wordt gesteld dat in onze tijd afsnijdende prediking nog meer nodig is dan vroeger.

Op blz. 85 wordt terecht neergeschreven dat de Abrahamspositie de Adamspositie niet opheft. In kort bestek wordt heel wat geboden wat dienstbaar kan zijn voor ouderlingen om hen te beter toe te laten zien op de prediking. Het zou winst zijn wanneer alle chr. geref. kerkenraden dit boekje ter hand zouden nemen.

Eduard Meiners, Een verzoening voor onze zonden, 100 blz.,11,90, Uitgeverij Den Hertog, Houten, ISBN 90-331-1938-2. Dit boekje verschijnt in de serie “vaderlands erfgoed.’ Eduard Meiners werd in 1691 te Emden geboren (Oost- Friesland). In 1723 werd hij predikant in Emden. Daar heeft hij mogen arbeiden tot zijn sterven toe in 1752. Nadat hij ’s morgens nog gepreekt had, mocht hij ’s avonds al zijn wens verkrijgen in te gaan in de stad welker Kunstenaar en Bouwmeester God is, en waar geen inwoner meer zal zeggen: Ik ben ziek. In dit boekje zijn twee preken opgenomen: De eerste heeft als titel: Jezus de Borg der uitverkorenen; de tweede: Jezus maakt de dode uitverkorene levend. De preken zijn afkomstig uit “Christus alles en in allen” dat in 1724 verscheen. Ds. Brinkman (bekend van de catechismusverklaring van ds. Ferré en Brinkman) schreef in de vierde druk van dit boek: “De naam van Eduard Meiners is vanwege zijn uitnemende werken, vooral over de Brief aan de Romeinen (Emden 1744), en over de Praktikale Godgeleerdheid (Emden 1738), van zulk een liefelijke reuk in ons vaderland, dat de naam van Eduard Meiners voor een boek geplaatst, alleen al genoeg is om het vrij algemeen, althans bij allen wiens rieken in ’s Heeren vreze is, begeerlijk te maken.’ Behartenswaardige zaken worden door de auteur naar voren gebracht. Op de blz. 32- 36 noemt hij kenmerken waaraan men zich kan toetsen of men deel aan de Borg heeft. De auteur was geen vreemdeling van de ware bevinding. We lezen op blz. 94- 99 over geestelijke flauwten; “Zoals degenen die lichamelijk leven soms wel in zwijm vallen en aan flauwten blootstaan, zo gebeurt het ook wel dat degenen die geestelijk leven, verflauwen, daar zij in- en uitwendig niet zo levendig meer werkzaam zijn als tevoren, maar vanbinnen als levenloos en dood zijn, en naar buiten toe zich als dor en verstorven vertonen zoals de bomen in de wintertijd, waaraan noch bladeren, noch bloesem, noch vruchten bespeurd worden. Echter is en blijft er toch altijd leven over in het hart. De wortel der zaak wordt daarin gevonden (Job 19:28). Bij wie het zo gesteld is, blijft het zaad Gods in hem, volgens 1 Johannes 3:9.” Ook over de levendmaking schrijft hij mooie dingen. Zo lezen we bijvoorbeeld op blz. 62 “De mens leeft geestelijk als hij de ledematen van het lichaam tot de dienst des Heeren gebruikt. Als hij zijn ogen gebruikt om daarmee de wonderen des Allerhoogsten te aanschouwen; zijn oren om daarmee te vernemen hetgeen hem nuttig, nodig en heilzaam is, zijn tong om daarmee Gods lof te vertellen en de naaste te stichten en niets te spreken dan hetgeen nodig en dienstig is; zijn handen om daarmee het goede te doen en het werk van zijn roeping in de vreze des Heeren vlijtig waar te nemen; zijn voeten om daarmee te gaan tot zulke plaatsen waar Gods Woord verkondigd en tot stichting gesproken wordt. Kortom, als hij zijn leden, volgens Paulus’ les, Gode stelt tot wapenen der gerechtigheid (Rom. 6;13).

B A. Ramsbottom, William Gadsby, vert. S. Houtekamer, 266 blz.,22,50, Uitgeverij Den Hertog, Houten, ISBN 90-331-1928-5. De auteur is predikant van de Strict Baptist gemeente in Luton (nabij Londen). S. Houtekamer heeft een goede vertaling geleverd. Het boek is de eerste biografie die van Gadsby is verschenen. Gadsby leefde van 1773-1844. In zijn jeugd heeft hij grote armoede meegemaakt. Hij is wever geweest van beroep net als twee andere bekende predikanten: John Warburton en John Kershaw. Zijn eerste preken hield Gadsby in een oude schuur in Hinckley. Later werd er een nieuwe kapel in Hinckley gebouwd. Samen met zijn zoon richtte hij het bekende blad ‘The Gospel Standard’ op in 1835. Het is het oudste religieuze maandblad dat nog bestaat. In de industriestad Manchester is hij wel 38 jaar lang predikant geweest. Daar heeft hij veel mogen betekenen voor de arbeidersbevolking. Gadsby had een brandende afschuw van onrechtvaardigheid en intens medelijden met de ellende van de armen. Hij toonde zich betrokken bij maatschappelijke zaken. Gadsby heeft heel veel weggegeven aan armen. Op zijn sterfbed verkeerde hij eens in duisternis omdat hij ermee werd aangevallen dat hij niet mild genoeg voor de armen was geweest. Twee dingen zien we hier: de duivel laat het werk van God niet onbestreden en een teer geweten. Gadsby is vooral nog bekend vanwege de hymns die hij heeft gedicht en nog gebruikt worden bij de Strict Baptists. Velen hadden grote achting voor William Gadsby. Ds. J.C. Philpot noemde Gadsby de grootste predikant die God heeft opgewekt sinds de dagen van Huntington. De bekende John Warburton, die door Gadsby werd gedoopt in Manchester, zei nadat hij Gadsby voor het eerst had horen preken: “Mijn ziel werd aan hem verbonden als de ziel van Jonathan aan David en mijn oren werden aan de deurpost genageld. Er is wel gezegd dat Gadsby een antino-miaan was. Maar die beschuldiging is niet terecht. We lezen daarover op blz. 45 en 46. We geven een citaat van blz. 46 waaruit het standpunt van Gadsby duidelijk blijkt: “‘De vreugde van de gelovige is te luisteren naar de raad van de apostel om zich zo te gedragen dat zijn wandel het Evangelie waardig is, om door het geloof te leven, door het geloof te handelen, en zich te verheugen in Christus als zijn wijsheid, gerechtigheid, heiligmaking en verlossing, leven, vrijheid, ja, alles in allen, en om edelmoedig te handelen en om God te dienen in nieuwigheid des geestes.’ Ik vind dat niets zo’n slag toebrengt aan de zonde dan een zoete openbaring van God aan mijn ziel, wat me doet gevoelen dat ik der wet gestorven ben door het lichaam van Christus; en als dit de ziel er niet toe beweegt om heiligheid lief te hebben, dan zal niets dat doen.”’ De gang van zaken in de gemeente van Manchester toont ook duidelijk dat Gadsby geen antinomiaan was. Op blz. 109 lezen we dat er geen kerk in Manchester was waar de tucht zorgvuldiger werd gehandhaafd en onzedelijke personen ernstiger vermaand werden of strenger afgesneden werden dan bij Gadsby. Zijn leer leidde dus echt niet tot losbandigheid. Op blz. 62 lezen we van de wonderlijke bekering van een kreupele jongen. Gadsby werd bij hem geroepen toen hij op sterven lag. Maar hij kende de jongen niet. Toen vertelde de jongen aan Gadsby wat er gebeurd was. “Alles wat ik in de kerk hoorde, was dat je de wet moest houden tot ik werkelijk voelde dat we allemaal verdoemd zouden worden. Maar in deze nood passeerde ik op een dag uw kapel en terwijl ik de mensen naar binnen zag gaan, dacht ik dat ik ook maar naar binnen moest gaan. Maar ik ben een arme invalide. Dus wachtte ik tot ze allemaal binnen waren en toen kroop ik naar binnen en ging op de trap van de galerij zitten. Ik kon er dan weer uit voor de mensen eruit gingen, zodat ze niet op me zouden trappen. Hij noemde toen de tekst, terwijl hij eraan toevoegde: En de Heere stelde me in staat te geloven tot mijn eigen bemoediging en troost.” Gadsby is gestorven op de leeftijd van 71 jaar. Zijn laatste woorden waren: “Vrije genade! Vrije genade! Vrije genade!” Op zijn lessenaar werd een strookje papier gevonden waarop Gadsby vroeg het volgende op zijn grafsteen te zetten:

‘Hier rust het lichaam van een verachtelijk zondaar,

Die geen hoop had dan de verkiezende genade;

De liefde, het bloed en leven, en de gerechtigheid van God

Was zijn zoete onderwerp; en dat heeft hij overal verkondigd.”

Er zou nog vele meer uit het boek geciteerd kunnen worden. We hebben het boek met belangstelling gelezen. Het is zeker het lezen waard. Daarbij dient wel bedacht te worden dat we het niet eens zijn met de opvatting van Gadsby aangaande de doop en zijn independentistische kerkelijk standpunt waardoor de plaatselijke gemeente vrijwel geheel zelfstandig is. We willen dit boek desondanks aanbevelen vanwege de zuivere wijze waarop het souvereine welbehagen van God doorklinkt in het zaligen van zondaren, waarbij niets van de mens in aanmerking komt en Christus de enige grond van de zaligheid is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 januari 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's

BOEKBESPREKINGEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 januari 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's