Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOUDING IN DE GEMEENTE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOUDING IN DE GEMEENTE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Man en vrouw

We weten dat tot de gemeente behoren mannen en vrouwen, jongens en meisjes. Het zijn doop- of belijdende leden. Dit is volledig naar de Heilige Schrift. Het is ontleend aan de Bijbel. Het gedeelte wat nu de aandacht heeft, nl. 1 Tim. 2:8-10, is een gegeven waaraan we niet voorbij kunnen gaan. Heeft Paulus in de eerste verzen van hoofdstuk 2 gezegd wat er in de samenkomsten van de gemeente moet gedaan worden, nl. het bidden voor alle mensen, nu geeft hij door hoe de houding moet zijn in de gemeente. Zijn schrijven begint zo: “Ik wil dan.” Opvallend is het dat de apostel gebiedt met autoriteit hem door Christus gegeven. De mannen moeten bidden in alle plaatsen, opheffend heilige handen, zonder toorn en twisting. Dit heeft allereerst betrekking op het gebed in de gemeente. Het bidden met opgeheven handen is één van de gebedshoudingen die wij tegen komen in het Nieuwe Testament. In deze houding, nl het bidden met opgeheven handen, belijdt de oprechte bidder zijn vertrouwen op de Heere. Hij strekt als het ware zijn handen al uit naar de vervulling van de bede die hij vraagt. Welk een symboliek spreekt hier. Paulus wijst er ook op, en dat met klem, dat die opheffing geen leeg gebaar mag zijn. De handen die opgeheven worden moeten “heilige” handen zijn. Handen die toegewijd zijn aan de Heere en geen handen die bezoedeld zijn door toorn en twisting. Geen handen die vandaag gevouwen zijn en morgen tot gebalde vuisten zullen worden. Daaraan dient gedacht te worden. Er moet bij geleefd worden. Het gebed voor bewaring en om de rechte gezindheid te kennen behoort er te zijn, zonder toorn, zonder twisting. Terecht is gezegd: vuile handen kan men niet opheffen naar God in de verwachting en met de begeerte dat daarin hemelse schatten van gebedsverhoring worden gelegd. Wat zijn het bloed en de Geest van de Heere Jezus toch steeds nodig tot levensreiniging en levensheiliging. Het is onmisbaar voor alle plaatsen waar bidden vereist wordt. Overal behoort er de ware gezindheid te zijn, de oprechte houding. Welk een levenseis. Welk een voortdurende taak. Hebben nu mannen te luisteren naar het gebod, Paulus gaat de vrouwen niet voorbij. We kunnen het lezen in de verzen 9 en 10. Paulus benadrukt hoe hun verschijning dient te zijn. Nu wil dit niet zeggen dat hij een extra woord voor de vrouwen nodig acht. De vrouw is zeker naar de scheppingsorde van de Heere anders dan de man, maar niet minder dan de man. Zij kan door haar verschijning heel wat bewerkstelligen. Het staat ons in Gods Woord beschreven. Daar de zonde zo veelzijdig kan werken, houdt het gesproken woord door Paulus veel liefde in. Zo dienen wij eraan te denken. Zo moet het bij ons overkomen. Want over zijn woorden is al heel wat gediscussieerd. Men heeft Paulus zelfs tweeslachtigheid verweten. In de ene brief zou hij zo schrijven en in de andere brief weer anders. Er zijn uitleggers die menen dat 1 Tim. 2:9 en 10 niet van Paulus kan zijn, maar van een leerling van Paulus, die de klok terug heeft gezet en typisch Joods over de vrouw heeft geschreven. Dus voor ons zou het dan geen betekenis hebben. We zouden er niet naar behoeven te luisteren of te handelen. Het is ook hopeloos ouderwets. Maar wij dienen uit te gaan van Gods onfeilbaar Woord. Dat Woord staat boven de tijd en geldt voor alle tijden. Schriftgetrouw dienen we te leven en te handelen. Het moet ook blijken in onze levensstijl. Daarin moet gezien worden bij wie men wil behoren: bij het verbondsvolk of bij de wereld. De opmerking wordt wel eens gehoord: het zit niet in de kleding, maar het komt op het hart aan. Op zich is dit waar. Het komt op het hart aan. Maar vanuit het hart zijn de uitgangen van het leven, zegt de Heere. In handel en wandel wordt wat gezien. Als het goed is willen we het schema van de wereld niet kennen, haar levenspatroon niet hebben. Het Woord zegt: “en gij geheel anders.” In Zefanja 1 lezen we van het zich kleden met vreemde kleding en dat was een doorn in de ogen van de Heere. We kunnen de vraag stellen: was die kleding nu zo erg? We moeten echter zien wat daarachter zat: de Egyptische en Assyrische mode die in Juda waren binnengedrongen. Dat was niet alleen een kwestie van kleding, maar ook van levensstijl. We moeten onthouden dat we bij Juda en bij de andere volken niet te doen hebben met een nationale tegenstelling maar met de tegenstelling van Genesis 3. De tegenstelling van vrouwenzaad en slangenzaad. Willen we vandaag naar het Woord van de Heere leven, dan komen we nogal wat tegen. Zelfs uit eigen kring. Soms wordt verachtelijk gesproken over refo’s of op een bepaalde manier over de hoedjeskerk. Wie dit doet, vergeet dat de gedragen kleding en het op hebben van een hoed voor de diensten gezien werd bij het voorgeslacht. Het was zelfs bij alle gezindten gewoonte. Dat het nu nog gezien wordt, geschiedt niet om te provoceren, te profileren of om dit te doen vanuit een starre traditie. Ik geloof dat we niet te ver gaan wanneer we denken aande tekst: “die Mij eren, zal Ik eren.” Dit geldt ook de levensstijl en de levenshouding. Zeker moet niemand menen, dat men er op deze wijze is, wanneer men zich gedraagt naar het Woord van de Heere. Het woord van Paulus dient voluit gehoorzaamd te worden, er dient naar geleefd te worden door allen. Paulus spreekt tot het hele vrouwelijke geslacht, tot jongeren en ouderen. Als hij hen aanspreekt gebruikt hij geen lidwoord. Het woord van Paulus moet ook goed verstaan worden. Een vrouw mag er zeker goed en verzorgd uitzien. In de Bijbel komen we het tegen. Slordigheid is tegen het Woord van de Heere. Een vrouw of meisje moet er niet op uit zijn om op te vallen, of het zoeken in een bepaalde verschijning of optreden, om zo mee te willen doen en mee te tellen. Haar adel, zegt Paulus, moet bijzonder blijken in het doen van goede werken. Een christin zei eens tegen mij: ik heb aan de Heere gevraagd wat ik moest gaan doen toen de zorg en de verzorging thuis minder werd. De Heere wees mij op dit woord: de zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de mensen is deze: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking en zichzelven onbesmet bewaren van de wereld, Jakobus 1:27. Zij mocht het in praktijk brengen. Na haar overlijden werd in haar portemonnee een briefje gevonden met deze tekstwoorden. Regelmatig werd zij eraan herinnerd om het te doen. Het werd voor haar een liefdewerk. In alle stilte! Een voorbeeld in haar doen maar ook in haar kleding en haardracht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's

HOUDING IN DE GEMEENTE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's