Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BELASTING EN BEKERING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BELASTING EN BEKERING

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat hebben deze twee zaken met elkaar te maken? Wat is het verband tussen belasting en bekering? Gods Woord legt dit verband in Mattheüs 22:21b “Geeft dan den keizer dat des keizers is, en Gode wat Gods is.” De Heere eist aan de keizer te geven wat aan de keizer toekomt en aan de Heere te geven waar Hij recht op heeft. Er dient dus eerlijk belasting betaald te worden en de Heere eist de waarachtige bekering.

Aanleiding

Leerlingen van de farizeeën en herodianen werden door de farizeeën naar de Heere Jezus gestuurd. De farizeeën en de herodianen spanden samen tegen Jezus. Het was hen er om te doen de Heere in Zijn woorden te vangen, Hem te verstrikken. De Zaligmaker werd aangesproken met de naam ‘Meester’, maar het was niet oprecht gemeend. Zijn vijanden zeiden: “Meester, wij weten, dat Gij den weg Gods in der waarheid leert en naar niemand vraagt; want Gij ziet den persoon der mensen niet aan.” Dan wordt er een vraag aan de Heere voorgelegd: ‘‘Zeg ons dan, wat dunkt U? Is het geoorloofd den keizer schatting te geven of niet?” We zouden de vraag zo kunnen weergeven: Is het geoorloofd belasting te betalen aan de keizer? Het was geen oprechte vraag die aan de Heere werd gesteld, maar een strikvraag. Indien de Zaligmaker met ‘ja’ zou antwoorden, zou dat een erkenning van de keizer zijn en dan zou het volk zeggen dat Hij niet de beloofde Messias kon zijn. Indien de Zaligmaker met ‘neen’ zou antwoorden zouden de herodianen Hem van verzet tegen de keizer kunnen beschuldigen en Hem kunnen uitleveren aan de stadhouder. De Heere is de Hartenkenner, Hij doorzag hun vraag. Hij wist met welk doel zij Hem die vraag stelden. Hij vraagt om Hem een schattingpenning te tonen, een romeinse zilveren munt. Met zo’n munt werd de belasting aan de keizer betaald. Op zo’n munt stond het beeld en opschrift van de keizer. Zo’n munt droeg de beeltenis van de keizer en kwam dus de keizer toe, daar had de keizer dus recht op. Daarop zei de Heere: “Geeft dan den keizer wat des keizers is.” Wat is de reactie van de vraagstellers? We lezen dat in Mattheüs 22:22 “En zij dit horende, verwonderden zich, en Hem verlatende, zijn zij weggegaan.” Beschaamd gingen de vijanden van Christus heen. Zij konden niets tegen Zijn antwoord inbrengen.

Diverse belastingen

Enkele belastingen willen we noemen. De Joden kenden verschillende vormen van belastingen. Er waren godsdienstige belastingen. We denken hierbij aan de tempelbelasting. Er moest immers gezorgd worden voor de priesters en de Levieten. Er was veel nodig voor de offerdienst. Men gaat er van uit dat de tempelbelasting een jaarlijks terugkerende zaak is geweest. Deze tempelbelasting was een belangrijke inkomstenbron voor de tempel. We lezen op blz. 24 van het onder dit artikeltje aangeduide boek dat de tempelbelasting de 25e Adar (februari- maart) betaald moest zijn. Ook betaalde het volk Israel tienden. Na de invoering van het koningschap werden burgerlijke belastingen ingevoerd, terwijl de godsdienstige belastingen bleven bestaan. Dit betekende een aanzienlijke lastenverzwaring voor het volk. Er was immers veel geld nodig voor de hofhouding van de koning en voor het voeren van oorlogen. Ook ten tijde van het Nieuwe Testament waren er burgerlijke belastingen. We denken hierbij aan de tollenaren die belastingen inden. Deze tollenaars werden veracht omdat zij beschouwd werden als mensen die samenwerkten met de gehate Romeinen en ook omdat zij zich verrijkten ten koste van het eigen volk. Ten tijde van de omwandeling van de Zaligmaker was het volk verplicht belasting te betalen aan de Romeinen. Dit moest met romeinse munten gebeuren. Deze munten waren wettig betaalmiddel en algemeen geaccepteerd. Calvijn tekent hierbij aan: “Die munt toch was als het ware van hun zijde de belijdenis dat ze ten onder gebracht waren, zodat Christus hun niets nieuws behoefde te leren.” De overheid is een instelling van God en brengt de verplichting met zich mee belasting te betalen.

Eerlijk betalen

Er mag bij het betalen van belastingen niet oneerlijk gehandeld worden. Dat blijkt uit de woorden van de Zaligmaker: “Geeft dan den keizer wat des keizers is.” Het eerlijk afdragen van belastingen behoort tot de onderwerping aan de overheid. Soms lijkt het een soort sport te zijn, ook onder reformatorische mensen, om de belasting te ontduiken. Het boekje wat aanleiding gaf tot het schrijven van dit artikeltje geeft daar meerdere voorbeelden van. Er kan belastingfraude gepleegd worden. Op blz. 59 en 60 vinden we daarvan de volgende omschrijving: “Belastingfraude is het bewust verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens of het onthouden van gegevens, welke nodig zijn voor de vaststelling van de belastingschuld.” Inkomsten kunnen te laag worden opgegeven, aftrekposten kunnen te hoog worden opgevoerd. Het vermogen kan te laag worden weergegeven. Onderzoeken hebben uitgewezen dat het om een bedrag van ongeveer 64 miljard euro per jaar gaat. Er kan ook sprake zijn van zwart werken. Ook noemt de auteur oneigenlijk gebruik van belastingregels. Dan wordt er niet in strijd gehandeld met de bewoordingen van de wet, maar wel met het doel en de strekking van de wet. De schrijver zegt dat het niet de bedoeling is gebruik te maken van zogenaamde lekken in de belastingwetgeving. We lezen op blz. 69: “Velen denken: als het niet expliciet verboden is, dan mag het. Dat is geen respecteren. Het gaat erom dat je je houdt aan wat de wetgever met de regel in kwestie heeft bedoeld.”

Gods wet is norm

De auteur verwijst hierbij allereerst naar het vijfde gebod. Dat gebod luidt: “Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat u de HEERE uw God geeft.” Dit houdt ook in dat de overheid die over ons gesteld is gehoorzaamd dient te worden bij het afdragen van belastingen. Ook het achtste gebod wordt genoemd. Er mag niet gestolen worden. Wie belasting ontduikt is een dief en handelt in strijd met het achtste gebod. Ook is er een relatie met het negende gebod. De waarheid dient weergegeven te worden op het belastingbiljet. We lezen op blz. 80 en 81 “In veel gevallen zal geprobeerd worden het antwoord zo in te kleden dat er zo weinig mogelijk belasting wordt betaald. Daarbij zal niet direct gelogen worden, maar wordt er toch een indruk gewekt die de werkelijkheid niet geheel getrouw weergeeft. In bepaalde gevallen kan het daarbij om zeer grote fiscale belangen gaan. De verzoeking om in een dergelijk geval tegen het negende gebod te handelen, is dan wel erg groot. Omdat de meeste mensen een hekel hebben aan het betalen van belasting, vertellen ze vaak allerlei negatieve verhalen hierover, met als doel het belastingregime in een kwaad daglicht te stellen. Met deze gesprekken worden vaak hele avonden gevuld. Ook dit is zonde tegen het negende gebod.”

Bekering

Laten we bij alles wat we uit het boekje hebben weergegeven niet vergeten dat bekering noodzakelijk is. De Zaligmaker heeft dit zo verwoord dat aan God gegeven dient te worden wat God toekomt. Daar klinkt ook in door dat aan de keizer geen goddelijke eer gegeven dient te worden. De keizer maakte wel aanspraak op goddelijke eer, ook uit de munt die werd gebruikt om belasting te betalen bleek dit. Er kon bijvoorbeeld op staan: Tiberius Caesar Augustus, zoon van de goddelijke Augustus. Ook stond erop: Pontifex Maximus. Dat betekent: de allerhoogste priester. Daaruit blijkt toch wel dat de keizer aanspraak maakte op goddelijke eer. Maar goddelijke eer komt alleen de Heere toe. Hij heeft recht op het gehele leven, op alle krachten van ziel en lichaam beide. Laten we aan die eis niet voorbijgaan. Wie iets of meer van het leven van de bekering mag kennen zal God zien als absolute Eigenaar van al datgene waar hij een poosje voor mag zorgen als rentmeester. Dat brengt ook gevolgen met zich mee voor het afdragen van belastingen. We lezen op blz. 87 “Als een goed rentmeester zal hij dan ook blijmoedig een gedeelte van zijn inkomen afstaan aan de overheid voor de voldoening van zijn belastingplicht. Dit wordt toch nadrukkelijk in Gods Woord geboden en het is zijn hartelijke begeerte om naar al Gods geboden te leven.” De waarachtige bekering brengt liefde tot Gods geboden met zich mee, liefde tot het vijfde, achtste en negende gebod ook als het gaat over het betalen van belastingen.

Ondermeer aan deze vrucht wordt de boom gekend. Belasting en bekering hebben veel met elkaar te maken. Het in het kort besproken boekje geeft veel stof tot nadenken. We willen het ter lezing en tot onderzoek aanbevelen.

N.a.v. drs. H.P. van Ree R.A., Bijbel en belasting, christelijke belastingmoraal, pocket,96 blz.,9,50, Uitgave Den Hertog, Houten, ISBN 90-331-1898-X.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 maart 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's

BELASTING EN BEKERING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 maart 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's