Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE LIJDENDE CHRISTUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE LIJDENDE CHRISTUS

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was in de zomer van 1833 dat dr. H.F. Kohlbrugge een reis langs de Rijn ondernam. Enkele maanden tevoren was zijn jonge vrouw Catharina Louise Engelbert in de Heere ontslapen. Door haar ziekte en dood maar ook door allerlei lijden aan de kerk waren de lichaamskrachten van de ambteloze Kohlbrugge afgemat. Om weer enigszins te herstellen, was hij op advies van zijn arts op reis gegaan. Zo arriveerde hij in Elberfeld in het Duitse Wupperdal. Er had daar enige tijd tevoren door de prediking van de oude ds. G.D. Krummacher een geestelijke opwekking plaatsgevonden. In Elberfeld had men al veel gehoord over die Hollandse prediker die in de vaderlandse kerk van Nederland niet preken mocht. Maar in Elberfeld werd het hem wel toegestaan. Zo preekte hij op woensdagavond 31 juli over de woorden uit Romeinen 7: 14: “... maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde.”

Hoe Kohlbrugge er toe gekomen was om deze preek voor te bereiden, heeft hij later aan een van zijn leerlingen verteld. Hij was in die dagen in bange zielenstrijd. Hij vertelde hoe hij voor de Heere neerlag en met de heilige God worstelde om het rechte verstaan van het Evangelie en om de troost van zijn ziel. En toen was het dat er als het ware een goddelijke stem in zijn hart klonk, een dringende vraag: “Zijt ge met Mijn Lam tevreden?” Kohlbrugge kon niet anders antwoorden dan: “Ja, Heere!”, waarop hij het antwoord ontving: “Dan ben Ik ook met u tevreden. Sta op en schrijf!” Dat laatste deed hij en schreef “in einem Guss” (in één uitgieting) zijn schets voor de preek over Romeinen 7. “Ik ben vleselijk, komma, verkocht onder de zonde.” Juist die komma was voor hem een goddelijke openbaring, waardoor hij als “dronken van troost” was. Hijzelf was vleselijk, niet meer dan vleselijk, door en door vleselijk. Maar zó, zoals hij was, zag hij de hemel geopend èn het Lam. Als een vleselijk mens, en niet meer dan dat, wist hij zich door de heilige God geheiligd en gezaligd. Hij hoefde slechts met Zijn Lam tevreden te zijn - en zijn God sprak hem vrij.

de leer van het Lam

Ik moest aan deze ontroerende geschiedenis denken toen ik de onlangs verschenen bundel met lijdenspreken van Kohlbrugge in handen kreeg. Ooit heeft iemand gezegd dat de theologie van Kohlbrugge het best getypeerd kan worden met de term Agnologie, dat wil zeggen: de leer aangaande het Lam. U begrijpt dat daarmee gedoeld wordt op de Heere Jezus, namelijk Hij, van Wie Johannes de Doper heeft getuigd: “Zie, het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt.” Het is terecht gezegd. In het centrum van Kohlbrugges prediking staat de Christus der Schriften, de Gegevene van de Vader. Van eeuwigheid God - maar mens geworden.

Al heel wat jaren heb ik de bundel met lijdenspreken in de boekenkast staan. Ik moet zeggen: het boek is bijna stuk gelezen. Het is een oorlogsdruk uit 1941, in een bruine kartonnen kaft. Inmiddels hangen de rafels erbij. Maar toch is juist dat boek mij lief: ‘Lijdenspreeken, gehouden in de jaren 1847, 1848 en 1849 door dr. H.F. Kohlbrugge, in leven predikant bij de Nederlandsch-Gereformeerde Gemeente te Elberfeld. Uitgegeven vanwege de Vereeniging tot Uitgave van Gereformeerde Geschriften’. Achttien preken zijn het, allemaal dus over het lijden en sterven van de Heere Jezus.

De eerste druk in onze taal dateert al van 1876, een jaar na het sterven van Kohlbrugge. Ik wil u niet onthouden wat de initiatiefnemer en bewerker van toen in zijn ‘Voorbericht’ heeft opgetekend. Hij wees erop dat deze “leerredenen” uitmunten “dooreene heldere voorstelling van het gansche werk onzer verlossing, dat door God Zelf uit eeuwige vrije ontferming in Zijnen eniggeboren Zoon is tot stand gebracht; zij toonen schier op elke bladzijde aan: de ongerechtigheid van alle vleesch en de gerechtigheid Gods, aan welker eisch de mensch Jezus Christus, de Zone Gods, volkomen heeft voldaan, om Zijn volk voor eeuwig uit de macht der hel te verlossen; zoo komt het borgtochtelijke van het lijden onzes Heeren tot zijn recht, dat in de prediking onzer dagen schaars gevonden wordt, en waardoor zoo veel en zoo rijke troost in de ziel van den verslagen zondaar vloeit.”

Ik ben er blij om dat er onlangs een herdruk van deze bundel is uitgekomen. Nu samengebracht in een frisogend boek, terwijl de taalvorm enigszins is aangepast aan de taal van onze tijd. Maar zonder afbreuk te doen aan de diepborende inhoud. Het boek is onderdeel van een serie waarin ook andere Kohlbrugge-boeken verschenen zijn: Aanvechting. In Zijn Beeld. Gouden kleinood. Toevlucht. Samenstellers van deze fraaie bundels zijn de heren T. van Es en H. Boele. Ik ben hen er dankbaar voor.

hardnekkige liefde

Zoals hiervoor al bleek, was Kohlbrugge een prediker die wist waarover hij sprak en schreef. Hij was niet alleen een groot kenner van de Heilige Schrift, een geleerde in de oude bijbeltalen. Maar hij wist ook wie de mens is; door genade had hij zichzelf leren kennen. Evenals de apostel Paulus wist hij dat hij voor de heilige God niet kon bestaan, vleselijk als hij was, niet alleen voor maar ook na ontvangen genade. Hij had een diepe en grondige kennis van het menselijke hart. Maar hij wist tegelijkertijd dat hij - zoals hij was: onheilig en verloren! - voorwerp van eenzijdige goddelijke liefde was geworden. De Heere had hem gevonden als een arme en ellendige, maar zo was hij beweldadigd met de genade van Christus. Nu is dit het opvallende in het spreken en in de preken van Kohlbrugge: hij weet niet van een ‘bekeerd’ mens en van een ‘gearriveerd’ mens, maar van één die bedelaar is en bedelaar blijft. Daarom draaien de preken van deze “onheilige heilige” niet om allerlei menselijke ervaringen en bevindingen, maar het gaat hem om God en Zijn Wet. De eer van God moet gehandhaafd worden.

De praktijk in het leven van de mens is echter dat die eer in het geheel niet gehandhaafd wordt. Daarom schroomt Kohlbrugge ook niet om de dood te schrijven op alles wat van de mens is. Hij is een Wetsovertreder, op wie de vloek van de rechtvaardige God rust. Er is maar één Mens die het recht van God heeft vervuld. Dat is Zijn eigen Zoon, de mens Christus Jezus. Zo lief heeft God de wereld gehad dat Hij deze Zoon gegeven heeft. Opdat een ieder die in Hem gelooft, toch niet verloren zal gaan, maar het eeuwige leven zal ontvangen. De Heere Jezus heeft de zaligheid verworven in de weg van lijden en sterven. Over Hem is het gericht van God voltrokken, maar het is opdat de Zijnen in het gericht zouden worden vrijgesproken. Wie zal zalig zijn?, vraagt Kohlbrugge. Zijn antwoord luidt: die zo zondig en verloren is dat hij buiten de door God gegeven Zaligmaker niet kan leven en niet kan sterven. Ergens vat Kohlbrugge het leven van een gezaligde zondaar als volgt samen: “de geschiedenis van een mens die hardnekkig zondigt en die slechts door hardnekkige liefde wordt behouden.”

Eén van de meest kernachtige preken uit deze bundel is die over ‘De Heiland, dragende Zijn kruis’. Daarin zegt Kohlbrugge dat Christus in Zijn stervensweg de heerlijkheid, dat is de zaligheid, verworven heeft. Niet voor zichzelf maar voor zondaren. Hij zegt het zo: “Daarom rustte op Hem de heerlijkheid Gods, de heerlijkheid der genade, opdat zij ten deel zou vallen aan de buiten staande armen en ellendigen, aan hen die vanwege hun zonden beven en sidderen en naar genade dorsten.” Tot hen spreekt deze Zaligmaker over een zalige ruil. Hij heeft hun dood op Zich genomen om aan hen het leven dat Hij verwierf te schenken. “Nu ziet gij wat Mijn genade is. Ik sla uw ongerechtigheid niet gade. Toen u Mij niet kende, kende Ik u. Toen u naar Mij niet vroeg, ben Ik uit de eeuwigheid verschenen. Toen u Mij niet zocht, ben Ik door u gevonden. (...) U hebt Mij gedood en in diezelfde tijd heb Ik u uit uw dood tevoorschijn geroepen. Ik ben uw dood een dood geworden. Uw dood is in Mijn dood in de dood gegaan en nu ben Ik uw leven. Zo waarachtig als Ik uw leven ben, wees niet bevreesd, beef niet, Ik leef en u zult ook leven!”

voor de aangevochtene

Het valt me telkens weer op: in al Kohlbrugges preken en ook in deze lijdenspreken is er een telkens blijkende veronderstelling. En dat is deze veronderstelling: de troost van het Evangelie wordt alleen verstaan door de aangevochten mens. Want het is een troost die niets bij de mens zoekt, een troost die alle kwaliteit van de mens, ook van de vrome mens, afsnijdt. Een troost die haaks staat op het leven en het streven van het vlees. De troost van het lijdens- en stervensevangelie is er voor de mens die, zoals in de woestijn eertijds, gebeten is door de slangen, ten dode gebeten door de slangen. En die daarom wanhoopt aan eigen werken, maar het geheel hebben moet van de werken van een Ander. En zo iemand kan niet van de Christus des Heeren vandaan blijven. Daar is hij te arm en te ellendig voor. Die kan alleen maar God toevallen in Zijn deugden en Christus in Zijn zalige beloften.

Ten bewijze daarvan een enkel fragment, min of meer willekeurig gekozen. “De gerechtigheid van alle vlees is te schande geworden. En Gods gerechtigheid daarentegen is heerlijk aan de dag gekomen. De almachtige en sterke God heeft het proces gewonnen en wij hebben het verloren. Met onze macht is het niets gedaan en met onze gerechtigheid is het een afgesneden zaak. Wij hebben niets meer te zeggen, maar de hand op de mond te leggen. Wij hebben ons diep te verootmoedigen in stof en as en ons nochtans te verheugen dat de zaligheid van onze God en van Zijn Christus is, Die het alléén in Zijn hand heeft zalig te maken en te verdoemen. Daar Hij het in Zijn hand heeft om zalig te maken, moet ook zalig zijn en blijven al wat zich in zijn verlorenheid tot Hem wendt.”

Ik zal nu verder niets toevoegen om de prediking van Kohlbrugge, waarbinnen zijn lijdenspreken het hart vormen, te typeren. Ik besluit met een kenmerkend woord van deze prediker zelf, waarmee Hij kernachtig aangaf wat genade is. “Hij, Christus, is veel meer verblijd dat Hij redden zal wat verloren is, dan het verlorene verblijd is, dat het tot Zijn genade mag komen.”

N.a.v.: Dr. H.F. Kohlbrugge, De lijdende Christus. 18 preken over het lijden en sterven van de Heere Jezus. Opnieuw bewerkt en ingeleid door H. Boele. Uitgeverij De Groot Goudriaan te Kampen. Gebonden. ISBN 90-6140932-2. 351 pag. Prijs24,90

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 maart 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's

DE LIJDENDE CHRISTUS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 maart 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's