Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Predik het Woord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Predik het Woord

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit jubileumnummer van ons blad mag een bijdrage over de prediking natuurlijk niet ontbreken. Als we immers aan de opdracht zullen voldoen om het ons toevertrouwde pand te bewaren dan zullen we zeker aandacht dienen te blijven besteden aan dat zo uitermate belangrijke werk: de verkondiging van het Woord. Die prediking is zelfs een van de meest geëigende manieren om het pand te bewaren.

Het pand is immers allereerst het Woord en vervolgens ook de uit dat Woord geputte en op dat Woord gegronde belijdenis. Of, anders geformuleerd, het pand is het geheel van de inhoud van wat de Heere ons in de Heilige Schriften heeft geopenbaard. Welnu, dat moet bewaard worden. Dat mogen we niet verliezen. Daar moet zorgvuldig mee worden omgegaan.

Maar dat bewaren is niet opbergen in een kluis en af en toe eens uit die kluis halen om er een paar bewonderende blikken op te laten vallen en het daarna weer weg te bergen. Het is ook niet het toevertrouwde pand in een vitrinekast leggen, achter glas, waarbij mensen het mogen bekijken, net zoals dat gebeurt in een museum. Nee, dat bewaren is vooral een zaak van iedere keer weer voor de dag halen en uitstallen. Het laten zien; het aanprijzen; mensen de schoonheid ervan laten zien; mensen ertoe bewegen het te gaan waarderen, liefhebben, geloven. Het pand bewaren is dus vooral het Woord verkondigen. Zoals Paulus aan Timotheüs opdroeg toen hij schreef: Predik het Woord (2 Tim. 4:2).

Prediking als pand bewaren - hoe gaat dat? Laten we aan het woord ‘prediking’ maar eens een aantal bijvoeglijke naamwoorden verbinden. Daarmee wil dan tevens aangegeven zijn hoe de prediking behoort te wezen en welke prediking vanouds in onze kerken is voorgestaan.

In de geschiedenis van onze kerken is de prediking van meet af aan geen onbelangrijke zaak geweest. Integendeel, altijd heeft het besef geleefd dat de prediking uitermate belangrijk is. Het Woord moet recht gebracht geworden. Men zou zelfs mogen beweren dat met de rechte prediking de bestaansreden voor onze kerken aangegeven is. Verdwijnt die rechte prediking en wordt zij ingeruild voor een schrale, een eenzijdige, een tendentieuze, een afwijkende, een niet-gereformeerde prediking, dan is daarmee de reden voor het bestaan van onze kerken weggevallen.

Schriftuurlijk

Het eerste bijvoeglijke naamwoord dat ik met het woord ‘prediking’ wil verbinden is het woord ‘schriftuurlijk’. Spreekt voor zich, nietwaar? Hoe kan de prediking anders zijn dan schriftuurlijk? Hoe kan het Woord gepredikt worden als het niet schriftuurlijk gebeurt? Noem zo’n verkondiging zoals u wilt, maar het is geen Woord-bediening. Het mag een demonstratie van de kennis en vindingrijkheid van een spreker zijn of een etaleren van spreekvaardigheid, maar het is niet het verkondigen van wat God geopenbaard heeft. En dat dient de prediking immers juist wel te zijn.

De Heere Jezus benadrukte dat toen Hij vlak voor Zijn heengaan van deze aarde aan Zijn discipelen de nodige instructies gaf. Hij zei hen dat in Zijn Naam gepredikt moest worden bekering en vergeving van zonden (Luk. 24:47). Daarmee bepaalde Hij de inhoud van de boodschap, die bekend gemaakt moest worden onder alle volken. Wat hebben de boodschappers dan anders te doen dan deze opdracht uitvoeren?

Paulus deed dat. Hij kon getuigen tegenover de ouderlingen van Efeze, toen hij afscheid van hen nam, dat hij zowel aan Joden als aan Grieken de bekering tot God en het geloof in de Heere Jezus Christus betuigd had en dat hij daarbij niets achtergehouden had, maar de volle raad Gods had verkondigd (Hand. 20:21,27). En zo heeft Paulus het ongetwijfeld ook bedoeld toen hij aan Timotheüs opdroeg om het Woord te prediken.

Schriftuurlijke prediking - natuurlijk! Maar dan de ganse Schrift. Al wat God heeft bekend gemaakt. Heel die Schrift is immers nuttig tot lering en onderwijzing. Alles vraagt om onze aandacht. God heeft toch geen dingen geopenbaard die voor ons niet van belang zijn?

Het zal duidelijk zijn, dat de overtuiging dat de prediking schriftuurlijk dient te zijn, van zowel prediker als gemeente een diepe eerbied voor de Schriften vraagt. En een geesteshouding van ootmoedig willen luisteren. Ook nog een bereidheid om alles aan te nemen wat de Heere gezegd heeft. Zou dit ook geen consequenties moeten hebben voor de dominee als hij zijn preken voorbereidt? Ongetwijfeld. Net zo goed als het consequenties dient te hebben voor de gemeente die naar de kerk komt en onder de prediking verkeert. Het gaat om Gods Woord. Laat ieder dat toch goed verstaan. Alzo spreekt de Heere. Vul dan zelf maar in hoe we dat Woord hebben te spreken en aan te horen.

Confessioneel

Ik noem een ander bijvoeglijk naamwoord. Rechte prediking zal ook confessionele prediking moeten zijn. Daarmee wil dan gezegd zijn, dat de rechte prediking zich bevindt binnen de bandbreedte die aangegeven wordt door onze confessie; onze gereformeerde belijdenis. Is dat een beperking? Ligt hiermee de vrijheid van exegese aan banden, zodat ze niet meer bestaat? Worden dominees op deze manier belemmerd in het geven van hun mening? Ja en nee.

Ja, want het staat hen niet vrij alles te zeggen wat hen in het hoofd komt. Wat zij zeggen zal gecontroleerd moeten zijn door wat de kerk als haar belijdenis heeft aangenomen. Die belijdenis is er onder andere immers om voor verkeerde leringen bewaard te blijven en de gemeente te beschermen tegen allerlei wind van leer. Heeft de geschiedenis niet genoegzaam bewezen, dat we niet simpelweg elke geest kunnen geloven, maar dat de geesten beproefd moeten worden, om te zien of ze werkelijk uit God zijn? Daarbij bewijst de belijdenis zeer goede diensten.

Zo bezien mag de prediker niet alles verkondigen. Dat is maar goed ook. Stel dat een gemeente overgeleverd zou zijn aan de ongelimiteerde willekeur van een mensenkind, die wel erg geleerd kan zijn, maar van zichzelf in de grond van de zaak toch ook niet meer is dan een leugenaar en ijdeler dan de ijdelheid zelf (NGB, art. 7). Geen onbeperkte ruimte dus. Ook niet voor exegetische experimenten. En evenmin voor stokpaardjes van eenzijdig ingestelde voorgangers.

Dus een muilkorf voor de vrijheid van exegese? Het hangt er maar van af hoe iemand over vrijheid denkt. Iemand die van ganser harte de belijdenis onderschrijft en daar ook de taal in vindt die zijn eigen geloof tot uitdrukking brengt, zal zich helemaal niet beperkt voelen. Voor hem is de confessie geen muilkorf. Hij is juist dankbaar voor die regel bij het rechte verstaan van de Schrift. Dankbaar voor wat God in het verleden via het voorgeslacht al heeft willen geven. Dankbaar voor het ‘‘samen met alle heiligen’ onderzoeken van de hoogte en diepte en lengte en breedte van de liefde Gods (Ef. 3:19).

Predikers die innerlijk weinig verbondenheid hebben met de belijdenis zullen van tijd tot tijd wel moeite hebben met de eis, dat de prediking confessioneel dient te zijn. Maar in zulke gevallen dient de vraag eerlijk onder ogen te worden gezien of zij dan nog wel met een oprecht hart kunnen functioneren in een kerk die deze belijdenis wel in haar grondslag heeft staan.

Confessionele prediking. Vereist dat geen kennis van de confessie? En dus van studie ervan? Hangt het daarmee niet samen dat onze kerken altijd nog waarde hechten aan art. 68 van de kerkorde, waarin bepaald wordt dat in een van de zondagse kerkdiensten de Heidelbergse Catechismus op de preekstoel en in de kerkbank moet komen? Onderwijzing in de christelijke religie - hoe belangrijk is die! Met name in een tijd als de onze, waarin de ‘leer’ op de tocht staat en mensen niet zoveel meer geven om die leer. Geen wonder dan ook, dat onze tijd een schrijnend tekort aan echte kennis te zien geeft en als gevolg daarvan een zo heel gemakkelijk beinvloed worden door allerlei wind van leer. Dat maakt confessionele prediking in onze tijd des te meer gewenst.

Bevindelijk

Er is nog een woord, dat gebruikt moet worden als het gaat om een aanduiding van wat de ware prediking is - prediking als pand bewaren. Dat pand is het Woord. Dat pand kan ook gezien worden als de gereformeerde confessie. Maar is een ander aspect van het pand ook niet het werk van Gods Geest en wat we daarover vinden in zowel het Woord als de belijdenis? En dient dat aspect ook niet terug te keren in de prediking? Ons antwoord is: ja. Vandaar dat we er aan hechten dat de prediking ‘bevindelijk’ zal zijn.

Onder ‘bevinding’ verstaan we dan wat de Heilige Geest werkt in de harten van hen die Hij tot geloof en geloofsbeoefening brengt. Wat gebeurt er nu als de Heilige Geest aan het werk gaat in een mens en als die mens wordt wedergeboren en tot bekering en geloof komt? Wat zijn de dingen die we dan ondervinden?

Dat werk van de Heilige Geest is immers noodzakelijk. Uit zichzelf zal een mens nooit gaan geloven in het Woord. Zeker hij kan er uit zichzelf wel toe komen om het Woord verstandelijk toe te stemmen. We noemen dat een historisch geloof. Maar zolang dat buiten het hart omgaat, is er geen reden om van een echt geloof te spreken. Echt geloof is uitsluitend vrucht van een werk van de Heilige Geest. Dat werk gaat niet buiten ervaring om. En het is in deze dingen dat de rechte prediking leiding dient te geven.

Overigens is dat eigenlijk ook weer niet anders dan ‘schriftuurlijk’ preken. Het is immers alleen de Schrift waaruit we kunnen putten ook als het om deze bevining gaat. Ware bevinding kan nooit anders zijn dan bevinding die we in de Schrift aangeduid vinden. Een andere bevinding is niet te vertrouwen. Maar de Schrift laat ons op diverse plaatsen zien wat er gebeurt in het leven van Gods kinderen. Hoe ze met de beloften werkzaam zijn; hoe ze gebukt gaan onder de last van hun zonden; hoe ze leren vertrouwen op de Heere. Deze en dergelijke dingen komen onder andere in de Psalmen uitvoerig aan de orde. En niet alleen in dat bijbelboek. De Schrift zelf is in feite een door en door bevindelijk boek, waarin de verwerving het heil nauw verbonden wordt aan de toepassing ervan.

Daarom kan de stelling verdedigd worden dat prediking die echt schriftuurlijk is per definitie ook bevindelijk is. Ontbreekt dit element, dan wordt geen recht gedaan aan de opdracht: predik het Woord.

Maar dan - het zij nogmaals gezegd - wel een bevinding die genormeerd is naar de Schrift. Ook op dit terrein moet de prediker kunnen zeggen: ‘‘Alzo zegt de Heere’. Als alleen maar gezegd kan worden ‘‘Zo beleeft Gods volk het’, ontbreekt de enig juiste basis. Pas als wat God volk beleeft in alles overeenkomt met de Schrift is het echt en betrouwbaar.

Die bevindeljke prediking is nodig voor het geestelijk onderricht aan de gemeente. Het kan ook zeer troostrijk zijn om vanuit Gods Woord te horen aanwijzen hoe de Geest werkt, zeker als er dan herkenningspunten zijn met wat we zelf meemaken.

Dit aspect brengt als vanzelf bij een volgende zaak. Bevindelijke prediking laat zien wat de ware bevinding is. Maar daartegenover staat dan natuurlijk ook een bevinding die niet naar de Schrift is. Vandaar dat we prediking ook onderscheidend moet zijn, separerend.

Onderscheidend

Het is niet alles goud wat er blinkt. Het is ook niet alles koren wat er groeit. De Heere Jezus maakte dat duidelijk in de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe (Matt. 13). Zo bestaat de gemeente niet uit ware gelovigen alleen. Er zijn ware gelovigen, maar tussen hen bevinden zich ook naamchristenen, mondbelijders. Zelfs geveinsden. Er zijn dus bekeerden en onbekeerden, ware gelovigen en ongelovigen, wijze en dwaze maagden (Matt. 25), wijze en dwaze bouwers (Matt. 7). Een hele gemeente kan zelfs de naam hebben dat zij leeft, maar naar het oordeel van Christus dood zijn, zoals de Heere van de gemeente van Sardis moest zeggen (Openb. 3:1-6).

Daarom mag de prediking niet zoiets zijn als het neerleggen van de beloften in de hele gemeente zonder onderscheid te maken. Er zal wel degelijk gesepareerd moeten worden. Het dient de rechtvaardige te worden aangezegd, dat het hem wel zal gaan.

Maar tegelijkertijd moet de goddeloze horen dat het hem kwalijk zal gaan, zolang hij zich niet bekeert. Deze opdracht kreeg Jesaja (Jes. 3:10) en hij moest die opdracht uitvoeren onder het verbondsvolk!

Dat we in onze kerken hechten aan deze kant van de zaak blijkt wel hieruit dat in de model-beroepbrief, die in onze kerken gehanteerd wordt, deze woorden letterlijk terugkeren. De gemeente verwacht van haar dienaar dat hij zo zal preken - onderscheid makend.

Maar dat onderscheid maken heeft niet alleen te maken met de aanwezigheid van onkruid zowel als tarwe. Er is ook verschil tussen de ene gelovige en de andere. Ze zijn niet allemaal even ver geleid. De Schrift spreekt wel van kinderen, jongelingen en vaders (1 Joh. 2:12-14). Daar zal de prediking ook aandacht aan moeten geven en dus onderscheiden tussen de onderlinge verschillen in geloofskennis en geloofsbeleving.

En zo is er ook onderscheid tussen de ene ongelovige en de andere. De een is brutaal ongelovig; de ander is het onder een vrome schijn; een derde heeft zelfs de naam dat hij leeft; enzovoort. Ook in dat opzicht zal de prediking moeten onderscheiden. Dat vereist van de prediker niet alleen grondige kennis van het Woord, maar ook inzicht in het werk van Gods Geest alsook in het werk van de duivel, die bezig is zielen te misleiden.

Nog meer

Met de eis dat de prediking onderscheidend behoort te zijn hangen nog weer andere aspecten samen. Nog meer bijvoeglijke naamwoorden kunnen aan het woord ‘prediking’ worden vastgemaakt. De rechte prediking is ook appellerende prediking. Er klinkt een dringende oproep in door. De belofte van het Evangelie dient immers gepreekt te worden ‘met bevel van bekering en geloof’ (Dordtse Leerregels II,5). In de prediking wordt maar niet wat informatie gegeven waar de mensen dan mee kunnen doen wat ze willen. Het zal ze ook duidelijk gemaakt moeten worden dat het God aangenaam is als zij die geroepen worden ook metterdaad komen (D L. III/IV,8). Paulus gebruikt in dit verband zelfs de sterke uitdrukking: Wij bidden u van Christuswege: Laat u met God verzoenen (2 Cor. 5:20).

Het appel, met name op het hart van onbekeerden brengt met zich mee, dat de prediking de nood moet bloot leggen; ontdekkend moet zijn. Daarom: ontdekkende prediking. De zonde ontdekkend. Maar ook ontdekkend in de zin dat de Heere Jezus en het heil door Hem verkregen wordt voorgesteld, ontdekt. Hij mag niet onder een bedekking geplaatst worden. Ook nu mag Paulus ons ten voorbeeld zijn. Toen hij bij de Galaten was schilderde hij Jezus Christus voor hun ogen uit als de Gekruisigde (Gal. 3:1).

Dat appel dat soms de vorm van een bevel heeft, klinkt op andere tijden meer als een nodiging. In de gelijkenis van de koninklijke bruiloft stelt de Heere Jezus het zo voor (Matt. 22). Mensen worden genodigd tot de Heere en Zijn heil. Vandaar dat we spreken van nodigende prediking. En dat nodigen mag ruimhartig gebeuren. Meer dan eens spreekt de Bijbel over ‘een iegelijk’, om aan te geven dat niemand wordt over geslagen, alsof het heil er voor hem niet zou zijn. Nodigende prediking dus.

Zal ik meer noemen? Het zou kunnen, maar het is wellicht niet nodig. Met de genoemde bijvoeglijke naamwoorden is getekend hoe onze kerken de prediking hebben willen zien en brengen. Dat is ook de rechte prediking. Daar wilden we altijd voor staan. Zo wilden we als kerken ook bekend staan. En daarbij was het van ondergeschikt belang of de prediker veel of weinig talenten had. De een mocht ook wel dieper gaan dan de ander. Als ze zich maar konden herkennen in deze onopgeefbare zaken.

Hoe de dingen nu staan? Er is wel eens gezegd: De nood van de kerk is de nood van de prediking. Zo is het inderdaad. Ik ga in dit jubileumnummer niet een breed exposé geven van de prediking zoals die momenteel in onze kerken gehouden wordt. Die is ook nog heel divers. Maar wat ik er van overzien kan geeft mij de overtuiging dat we in vele opzichten de ‘oude paden’ verlaten hebben. Ik kan over de prediking in het algemeen niet erg optimistisch zijn. De genoemde aspecten komen lang niet altijd tot hun recht. Ze komen vaak tekort. Soms schromelijk tekort.

Veel prediking is mager, broodmager. Preken zijn vaak preekjes geworden, korte toespraken, omlijst door allerlei liturgisch gebeuren. Ook nog eenzijdig, zonder woord van waarschuwing. In dit opzicht zijn onze kerken bij lange na niet meer wat ze eens waren en bewust wilden zijn. Het geslacht ‘dat Jozef niet gekend heeft’ doet het anders. Ik meen dat het tijd is om ons in het licht van de Bijbel, maar ook in het licht van de geschiedenis van de prediking grondig te bezinnen op wat rechte prediking is. Leerzaam zou het bijvoorbeeld zijn om vanuit de geschiedenis van de kerk eens na te gaan welke prediking de Heere met name heeft willen gebruiken om Zijn kerk te doen herleven. En welke zaken in die prediking toen aan de orde kwamen. En hoe daarbij het heil van zielen op het hart van de prediker gebonden was. En hoe de eeuwige bestemming van de mens (hemel of hel) een realiteit was voor de man in de preekstoel.

Is er naar binnen toe ook niet wat te zeggen? Het zal een zaak van zelfonderzoek zijn om ook binnen de kring rondom ‘‘Bewaar het Pand’ te bezien in hoeverre de prediking onder ons beantwoordt aan de hoge norm van het Woord. We hebben immers nooit reden om zelfgenoegzaam te zijn.

Gebrekkig zal de prediking altijd blijven. Dat is de zaak niet. God kan haar evenwel zegenen. Maar ze dient wel eerlijk te zijn. ‘Naar de zin en mening van de Heilige Geest’. Gezegd moet wel kunnen worden: Alzo zegt de Heere. En het Woord zal dan moeten uitwijzen of dit echt gezegd kan worden.

Geve de Heere de rechte prediking ook nu. En geve Hij er ook Zijn onmisbare zegen op.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 2006

Bewaar het pand | 20 Pagina's

Predik het Woord

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 2006

Bewaar het pand | 20 Pagina's