Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een brief aan onze zonen en dochters

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een brief aan onze zonen en dochters

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met de deur in huis vallen is niet raadzaam. Desondanks, jongen, meisje, krijg je een vraag, en wel deze: was jouw geboorte in een kerkelijk gezin nu toeval, ja of nee? Had je net zo goed geboren kunnen worden in een moslimland of in China of in India of in donker Afrika met z’n toverdokters en met z’n aids? Wat is jouw antwoord daarop? Of heb je daar nog nooit over nagedacht? De Bijbel is zo glashelder, haalt een dikke streep door toeval en door “zo maar”.

In de berijmde Psalm 139 lees je die woorden: “Eer iets van mij begon te leven, Was alles in Uw boek geschreven”. In de onberijmde Psalm lees je het zo: “Uw ogen hebben mijn ongevormde klomp gezien, en al deze dingen waren in Uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was”. Duidelijke taal, nietwaar? Bovendien God, de grote Schepper, gaf in de “ongevormde klomp” de ziel, de onsterfelijke ziel. Die kwam regelrecht van boven. Wanneer? Was het op dat ogenblik toen moeder zei: “ik voel leven”? Ik weet het niet. Echter dit niet-weten doet niet terzake. Dit is zonneklaar: jouw geboorte en jouw geboren worden uit kerkelijke ouders was geen toeval; en dat je gedoopt bent, dat je teken en zegel van Gods belofte, van de belofte van de vergeving van de zonde en van eeuwig leven, ontving, en dat je gezet bent op de enige rechtsgrond: het bloed van de Heere Jezus Christus, en dat je van jongsafaan naar de kerk ging, en naar de zondagsschool en naar de catechisatie, ‘t was allemaal niet “zo maar”, ’t was alles goddelijke leiding.

Is het niet overduidelijk uit al deze dingen dat God je zaligheid op ‘t oog heeft? Hoe menigmaal heb je al niet gehoord van die ene Naam Die er onder de hemel is gegeven, waardoor wij moeten zalig worden. Waarlijk - je bent om bijbelse woorden te gebruiken een dienstmaagd, een dienstknecht, die dé weg wel weet, de weg van eeuwig behoud, de Weg Die Jezus Christus is.

Och het gaan op die weg, het bewandelen van die weg, ‘t is dikwijls zo tegenovergesteld. Je jonge hart trekt zo naar de dingen van beneden. Als je 14, 15, 16 bent dan meen je zo vaak dat die dingen je gelukkig kunnen maken.

Zelf ben ik mijn jonge jaren niet vergeten. Ik was 16 toen er de bevrijding kwam van de Duitse bezetting, van de enge band die ons omkneld hield, ‘t Was elke avond volop feest. Hossen en dansen midden op straat, en ‘s middags naar de bioscoop, leven in de glans van die schijnwereld. Neen - mijn ouders wisten er niet van. Je praatte er thuis ook niet over. ‘s Zondags ging ik gehoorzaam mee naar de kerk, maar mijn gedachten waren vervuld met het plezier dat weer komen zou. Wat heb ik gedacht dat de ronde wereld mijn driekante hart kon vervullen, ‘s Avonds knielend voor je bed - och dat was nu eenmaal de gewoonte vanaf de kinderjaren - wat was het een hol, een leeg gebed, ‘t Kwam niet hoger dan het plafond van mijn kamer. Tot op een dag, een dag van volop feest, ‘s avonds de leegheid van mijn hart zo werd doorvoeld dat ik het uitgekermd heb voor God.

Jongemensen, daarom begrijp ik jullie zo goed. O die leegheid van binnen -, op allerlei manieren probeer je die leegheid weg te krijgen. Vandaag is het café in, de fles, de drank of de drugs. O ja - dan ben je die leegheid voor een poosje kwijt. Echter daarna.... De leegheid wordt nog meer doorvoeld. Een ander gaat dollen met meisjes of met jongens. Grenzen worden menigmaal overschreden.

’k Heb wederom een vraag voor jou: kan nu iets die leegheid van binnen bij jou echt vervullen? Je hebt vandaag geld, je kunt allerlei vermaak betalen; je ziet uit naar de volgende vakantie; de mogelijkheden tot vermaak zijn legio. De een dit, de ander dat. Eén ding schuw je altoos. Dat is om tot jezelf te komen, dat is rust. Och - satan begeert maar één zaak: dat je voortholt de grote eeuwigheid tegemoet. Hij, Gods grote wederpartijder, gunt jou niet aan de Heere. Hij is erop uit dat je voor eeuwig verdorven wordt.

Weet dit: niets van beneden kan de leegheid van je hart wegnemen. Alles van beneden is surrogaat. De Heere is de Enige Die de leegheid van je hart kan vervullen. De Drieënige God kan dat driekante hart van jou helemaal volmaken, ‘t Gaat om de vreze des Heeren. Die is het beginsel van de wijsheid, ‘t Gaat om de echte wijsheid, wijsheid die we van nature missen. Het begin of het fundament van die wijsheid is de vreze des Heeren. Die vreze heeft niets te maken met angst, met beven, met bangheid. Die vreze is de kinderlijke eerbied, het kinderlijk ontzag. Die vreze is rein; ze opent een fontein van heil dat nooit vergaat. Ze is ten leven; ze is een springader des levens; ze doet haten het kwade; ze is een schat. De vreze des Heeren geeft echte levenswijsheid. Elke wijsheid van ons is eigenwijsheid, en alleen maar dwaasheid. We menen te weten, maar we zijn zo onwetend., o zeker - we kunnen godsdienstig zijn. Doch dat is nog geen godsvreze. Godsvreze - daar gaat het om, en die is geen vrucht van ons. Dat is het werk van de Heilige Geest, en Die leert dat je nooit twee heren kunt dienen, dat je nooit met elkaar kunt verbinden vlees en geest, hel en hemel, de wereld en God. Die combinaties zijn een uitvinding van de hel, van ons vlees, waarvan het bedenken is vijandschap tegen God.

Nu krijg je al weer een vraag van mij. Heb jij, jongen, meisje lust gekregen om de Heere te vrezen? Dan zal Hij Zelf jou tot een Leidsman wezen, leren hoe je wandelen moet. Hoe dit zich openbaart? Wel - dan ga je in alles de Heere om raad vragen. Dan maak je niet meer zelf de dingen uit; en een jongen die de Heere vreest, vraagt zelfs aan de Heere of hij een meisje mag ontmoeten dat ook de Heere vreest; en een meisje doet niet anders.

Vroeger zei mijn vader op mijn vraag of ik naar iets mocht: jongen, ga naar boven, buig je knieën en vraag het de Heere. Als je van de Heere mag, dan mag je ook van mij. Dan wist ik het al of ik mocht gaan. Zo eenvoudig was dat! Problemen maken we zelf; de Heere niet!

Ik ga mijn brief aan jou besluiten. Nog één zaak: weet dat de tijd voorts kort is. Alles spreekt ervan dat weldra de bazuinen zullen klinken. Nog is het genadetijd. Mijn begeerte is het dat jij echt mag zingen: “Gij hebt m’ in ‘t hart meer vreugd gegeven, Dan and’ren smaken in een tijd”.

De voor jou biddende vriend

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 2006

Bewaar het pand | 20 Pagina's

Een brief aan onze zonen en dochters

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 2006

Bewaar het pand | 20 Pagina's