Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BELIJDENIS VAN EEN GEBROKEN KERK (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BELIJDENIS VAN EEN GEBROKEN KERK (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De belijdenis van een gebroken kerk - zo heeft dr. Verboom zijn boek over de Dordtse Leerregels genoemd. Met deze titel bedoelt hij ongetwijfeld een typering van dat belijdenisgeschrift zelf te geven. Een gebroken kerk..., wie en wat zou hij ermee bedoeld hebben? Me dunkt dat de schrijver bijna aan het eind van zijn boek een verklaring geeft. Namelijk als hij aan het slot van hoofdstuk 7 terugblikt op de gebeurtenissen vanaf 1604. De remonstranten moeten tijdens de Synode van Dordt een nederlaag incasseren. Tot het laatste toe hebben ze geprobeerd de Synode om te buigen van een rechtbank naar een vrije kerkelijke vergadering. Een soort conferentie waar op voet van gelijkheid van gedachten zou worden gewisseld over de ontstane leergeschillen. Het is ze niet gelukt. De overheid, in dit geval de Staten-Gene-raal van de Verenigde Nederlanden, wilde na zoveel jaren een uitspraak. Zelf wilde ze wel rechter zijn, maar de uitspraak moest gedaan worden door de Nationale Synode die op haar last was samengeroepen.

Zes weken lang hebben de gedaagde remonstranten een ordelijke behandeling van hun zaak op de Synode getraineerd. Steeds weer trokken ze zich terug op formele punten. Totdat de vergadering door hun toedoen in een complete impasse is geraakt. Dan, op 14 januari 1619, is voorzitter Boger-man het zat. In een hevige uitbarsting van emoties stuurt hij hen weg: “Di-mittimini, ite, gaat heen!” Het duurt niet lang of de remonstrantsgezinde predikanten worden afgezet.

De rust is in de Synode terug gekeerd. Nu krijgen de afgevaardigden de gelegenheid om zich in alle rust te bezinnen op de aangelegen punten van de leer. Over de verkiezing en verwerping, over de verdorvenheid van de mens, over de verzoening met God, over de aard van Gods genade en over de volharding der heiligen. Na iets meer dan drie maanden worden de concepten goedgekeurd en worden de Leerregels van Dordrecht in de Grote Kerk voorgelezen.

De gereformeerde leer is veilig gesteld. Maar, zegt Verboom, inmiddels is de kerk wel gebroken. Op die 14e januari brak immers de Gereformeerde Kerk in de Nederlanden definitief.

onze belijdenis?

De belijdenis van een gebroken kerk... Het moet nog steeds gezegd worden. Wellicht duidt dr. Verboom daar ook op. De Leerregels van Dordrecht behoren tot alle kerken van Nederland die zich gereformeerd noemen - of protestants... Maar het is een gebroken kerk. Kerken die een gezamenlijke verbondenheid kennen in de belijdenis van de Reformatie, waaronder die van Dordt. Maar tussen en door die kerken heen lopen allerlei scheuren en breuken. Tot heel recente toe.

Terecht gezegd dus: de belijdenis van een gebroken kerk. En met leedwezen gezegd. Want het zou anders moeten zijn. Kerken die één en dezelfde belijdenis hebben, zouden op grond daarvan ook één moeten zijn. “Eén Heere, één geloof, één doop...”

Ondertussen is het wel de vraag of de Leerregels ook echt de belijdenis van deze kerken zijn. Of ze ook echt onze belijdenis zijn. Ik bedoel: dat we hun inhoud ook voluit voor onze rekening nemen. De belijdenis van de totale verdorvenheid en verlorenheid van de mens. De belijdenis van de pure en eenzijdige genade van de Heere. De belijdenis van de dubbele predestinatie van eeuwigheid: uitkomend in verkiezing en verwerping. De belijdenis van de verzoening, alleen door het bloed van Christus. De belijdenis van de bewaring van Gods kinderen bij de verkregen verlossing, door goddelijke ontferming alleen.

Hoe is dat in dit boek? Dat zo’n keurig overzicht biedt van de achtergrond, de totstandkoming en de inhoud van de Canones. Dat heldere en terzake doende toelichting geeft op de diverse onderdelen ervan.

Ik moet zeggen dat dr. Verboom veel goede woorden wijdt aan dit derde belijdenisgeschrift. Vanaf het begin. Zo neem ik graag enkele woorden over uit het Woord vooraf. “Als leerlingen van de Reformatie hebben de Dordtse Leerregels ons iets te zeggen. Bij grondige bestudering ervan wordt duidelijk dat er diepe bijbelse wijsheden schuilgaan achter de door de context bepaalde formuleringen. Ik prijs me gelukkig hier steeds meer van ontdekt te hebben. De kerk van vandaag zou er mijns inziens tot haar eigen schade aan voorbijgaan” [9]. Woorden van deze strekking bezigt de schrijver ook in zijn toelichting op de diverse artikelen. Op diverse plaatsen wordt de pastorale toon van de Leerregels geprezen. Van canon 11-5, dat spreekt over de belofte van het Evangelie die zonder onderscheid moet verkondigd worden, zegt dr. Verboom dat het van grote zuiverheid is en een illustratie van het kostbare reformatorische erfgoed. Vergelijkbare typeringen verbindt hij aan de artikelen lll/IV-6 en 8: “Dit artikel glanst van reformatorische kwaliteit” [236].

afstand

Toch oordeelt de schrijver, die namens de Gereformeerde Bond een leerstoel bezet aan de Universiteit van Leiden, niet op alle punten zo positief. In artikel 1-16 spreekt, aldus dr. Verboom, het pastorale hart. De opstellers hebben oog voor de geestelijke problemen die de verkiezingsleer kan veroorzaken. Zij sporen degenen die het levend geloof in Christus en de vrede in het geweten nog niet krachtig gevoelen maar die nochtans de genademiddelen gebruiken, aan om in dat gebruik vlijtig voort te gaan en niet mismoedig te worden. Nog minder behoeven zul-ken te menen dat zij tot de verworpenen behoren. Dr. Verboom signaleert dat hier in de Leerregels de aandacht verschuift van Gods beloften naar de kenmerken. Zijn vrij scherpe oordeel: “Hier is de pastor gevangen in een schematisch denken. De weg die gewezen wordt, helpt niet echt” [223]. Een vergelijkbaar verwijt lezen we op pag. 239, naar aanleiding van de artikelen lll/IV-11 en 12. Het zijn de artikelen die (althans naar mijn oordeel) op indrukwekkende wijze spreken over het wonder van de wedergeboorte. Dr. Verboom echter bemerkt hier een verschuiving van een geloofs-naar een wedergeboortetheologie. En dat terwijl toch ook onze Catechismus in zondag 3 belijdt: “... tenzij dan dat wij door de Geest wedergeboren worden.” Dr. Verboom: “Er is op dit punt in de Canones nog geen sprake van een strak systeemdenken, maar wel zijn de aanknopingspunten aanwezig voor het latere systeemdenken in de gereformeerde traditie hier aanwezig.”

De scherpste kritiek uit de schrijver als het gaat over de verwerping van eeuwigheid. Op dit punt neemt hij klip en klaar afstand van de belijdenis van de kerk. Van de Dordtse Leeregels dus. Daar is hij heel eerlijk in. Zijn vraag is vooral of de wijze waarop de vaderen van Dordrecht over het leerstuk van de verwerping spraken, niet een toegeven aan een logische denkconstruc-tie is, een rationele conclusie vanuit de leer van de verkiezing. Het is de vraag, aldus dr. Verboom, of de opvatting van de Leerregels op dit punt wel “een nazeggen van het Woord” is. “Spreekt de Schrift zo over de verwerping?” [214].

Laat ik hier direct aan toevoegen: het stellen van die vraag is op zichzelf beschouwd niet verkeerd. We mogen de belijdenis van de kerk bevragen aan de hand van de Heilige Schrift. Gods Woord is de enige bron en norm voor de leer van de kerk. Noch haar oude papieren, noch het getal van degenen die haar onderschrijven, geven gezag aan de belijdenis. Haar gezag is alleen geldig als ze in overeenstemming is met de Heilige Schrift. Nee, de vraag is niet onjuist. Maar het antwoord dat dr. Verboom geeft en het alternatief dat hij biedt, de gewijzigde invulling van de leer der verwerping, is mijns inziens wel onjuist.

Ik geef hier de reactie van dr. Verboom zelf. Ik doe dat nu zonder commentaar. Volgende keer Deo volente hopen we er verder over na te denken. “Gods verkiezing wil zeggen dat Gods keus altijd aan onze keus voorafgaat. Van Gods verwerping moet gezegd worden dat Gods keus na onze keus komt. Daartoe heeft God van eeuwigheid besloten. God houdt de verharding van de mens heel lang vol, maar er is een grens. Als die grens bereikt is, reageert God met Zijn verwerping. Zó is Zijn eeuwig besluit” [221].

N.a.v.: Dr. W. Verboom, De belijdenis van een gebroken kerk. De Dordtse Leerregels - voorgeschiedenis en theologie. Uitgeverij Boekencentrum te Zoetermeer. ISBN 90-239-1064-8. Paperback. 320 pag. Prijs22,50.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 mei 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's

DE BELIJDENIS VAN EEN GEBROKEN KERK (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 mei 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's