Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

IN DE DIENST VAN DE HEERE (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IN DE DIENST VAN DE HEERE (3)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verzuim de gave niet die in u is, die u gegeven is door de profetie met oplegging der handen van de ouderlingschap. 1 Tim. 4:14

Paulus kende een hartelijke band aan zijn medewerkers in de dienst van de Heere. In zijn brieven kunnen we dit lezen. Onder hen had Timotheüs een bijzondere plaats. We bemerken dit wanneer we de brieven aan Timotheüs lezen. Hij noemde hem zijn zoon. Zijn oprechte zoon. Paulus had hem voor Christus door het Evangelie mogen winnen. Timotheüs ging geestelijk leven. Wat geschied was, is geen bevlieging geweest, maar echt. Tot die overtuiging mocht Paulus komen. Wat op de eerste zendingsreis gebeurd is, is voor Paulus onvergetelijk. Toen ontstond de relatie ‘vader zoon’. De betrekking van leraar en leerling. Wat groeide tussen Paulus en Timotheüs behoort niet tot het verleden. De Heere legt nog banden. Hij geeft nog de verhouding van vader en zoon. Wie het mag kennen of gekend heeft, mag de vruchten daarvan bemerken in het leven. Wanneer nu Paulus bezig is om Timotheüs richtlijnen te geven voor de ambtelijke dienst en wijst op zijn roeping, namelijk lezen, vermanen en leren, komt hem voor de aandacht het gebeuren te Lystra. Daar kwam het genadewerk onder de prediking openbaar. Toen heeft Timotheüs ook charisma ontvangen. Van Dale zegt in zijn woordenboek terecht: we kunnen daar onder meer onder verstaan de bijzondere gaven van de Heilige Geest om de uitbreiding van Gods rijk te dienen. Zo moet dit bij Timotheüs gezien worden. Timotheüs heeft die gave verkregen bij het begin van zijn werk in de evangeliedienst. Toen werden hem de handen opgelegd door de ousten van Lystra. In 2 Tim. 1:16 zegt Paulus dat hij daaraan heeft deelgenomen. Uit wat Paulus daar schrijft krijgen we de indruk dat die genadegave Timotheüs kon helpen om hem te sterken in de dienst. Timotheüs mag de gave die in hem is niet verzuimen. Hij moet zich steeds bewust zijn dat de Heere hem geroepen heeft en begenadigd tot Zijn dienst. De Heere heeft hem geestelijke gaven geschonken om de Goddelijke roeping te vervullen. De Heere wil dat de dienst in geloof verricht zal worden. In geloof aan Hem Die riep, en Die bekwaam maakt. Die dit naar Zijn belofte ook doen zal. Nu kunnen zich in het dienstwerk allerlei situaties voor doen. Dit was Paulus niet onbekend. Een dienaar is ook niet altijd dezelfde. Veel kan aangrijpen. We vinden het in de brieven van Paulus. Hij heeft momenten gehad, dat hij het allemaal niet zo zag zitten. Denk aan wat Hij geschreven heeft aan de Corinthiërs: ik was bij ulieden in zwakheid, in vreze en veel beving (1 Cor. 2:3). Vrees en veel beven zijn een christen niet onbekend. De kennis van de Heere, de kennis van zichzelf en de kennis van de satan, de kennis van de wereld, kunnen doen vrezen. In eigen omgeving kan er veel zijn wat terneer drukt. Wat kunnen de boosheden van eigen hart, het spotten van de wereld en de listen van de satan treffen. Is dit nu al het geval bij een kind van de Heere, dan blijven Gods knechten daar ook geen vreemdeling van. In het verleden werd gezegd: tijdens een gevecht moet men zich allereerst richten op de officieren. Als zij getroffen worden, komt er verlamming in het leger.

Zo komen de doodsvijanden, satan, wereld en eigen vlees, tot de leiders in het Koninkrijk van de Heere. Zij moeten uitgeschakeld worden. Of hun inzet moet zich verminderen. Daarbij kan de vrees voorde Heere diep treffen. Want adeldom verplicht. In de dienst van de Heere te staan is groot. Maar welk een verantwoordelijkheid brengt het met zich mee. Wat vraagt de omgang met mensen. Het gaat immers om hun eeuwig heil. Ze zijn op weg naar de rechterstoel van Christus. Wat kunnen de zwakheden en de onvolkomenheden van ons dienen van de Heere aangrijpen. Soms is er het samengaan, het samenspannen van binnen en van buiten. Dit kan de moed in de schoenen doen zinken. Het ophouden dreigt. Het vluchten van het arbeidsveld, als een Elia. Wat wordt Paulus in zijn belijdenissen verstaan. Maar in zijn omstandigheden bad Paulus tot de Heere om kracht en moed. En de Heere heeft hem ook bijgestaan en bekrachtigd om verder te gaan zodat het niet kwam tot opgeven of af laten weten. Hij wist: dit strekt ook niet tot eer van de Heere en het heeft gevolgen. Vandaar zijn pastoraal, indringend woord tot Ti-motheüs: verzuim de gave niet die in u is. Veronachtzaam die niet. Zie ze niet voorbij. De Heere heeft u geestelijke gaven gegeven om Zijn roeping te vervullen. Timotheüs mag ook niet vergeten wat er bij de handoplegging door middel van een profetie is meegedeeld. De handoplegging was geen symbool, maar een daadwerkelijke overdracht van de gave van de Geest. De Heere schonk die gave in de ambtelijke weg. Via de ambtsdragers. Ja, de hele gemeente was er bij betrokken. Dit heeft betekenis. De gemeente is bij het dienstwerk betrokken. Timotheüs, je staat er niet alleen voor. De gemeente staat om je heen, meelevend. Ze draagt je op de vleugels van het gebed. Een dienaar van de Heere heeft daar ook behoefte aan. Aarons en Hurs zijn onmisbaar. Wanneer dit leeft in het leven van de ambtsdragers en in de gemeente, dan doet de Heere wonderen. Het wordt bemerkt op en voor de preekstoel. De wonderen van de genade des Heeren werken. Van de zondag wordt beleden: Dit is de dag, de roem der dagen, die Isrels God geheiligd heeft. Een onmisbare dag. Een rijke dag. Voor prediker en gemeente! Mag het zo zijn? Dan is er geestelijk leven. Verdieping en wasdom. Het wordt gehoord op de preekstoel en in de gemeente. Het staat in de Schriften en het wordt beleden door het hart: Komt, hoort toe, o allen gij die God vreest en ik zal vertellen wat Hij aan mijn ziel gedaan heeft. Psalm 66:16

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's

IN DE DIENST VAN DE HEERE (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's