Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGENRUBRIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGENRUBRIEK

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geen krachten gedaan.

Niet altijd beantwoord ik de vragen op volgorde van binnenkomst. De volgende vraag ligt er ook al even. Met dank voor het geduld zal ik de vraag proberen te beantwoorden. De vraag luidt als volgt: “In Nazareth kon de Heere Jezus geen krachten doen vanwege het ongeloof. Maar hoe zit het dan met het zogenaamde wondergeloof? Dat is toch geen waar geloof? En toch geeft de Bijbel ons verschillende voorbeelden van genezing. Toen kon de Heere Jezus dus wel krachten doen? Hoe zit dat?”

De Heere Jezus kon zich verbazen over de aanwezigheid van het ongeloof. Juist in Nazareth, waar Hij had gewoond en waar Hij toenam in wijsheid bij God en de mensen (Lukas 2:52) klonk het smalende, vernederende woord: Is deze niet de timmerman, de zoon van Maria? (Markus 6:3). Het ongeloof uit zich in haat en vijandschap. Ongeloof is geen naieve onwetendheid, maar boze onwilligheid. Juist in de plaats, waar de Heere Jezus vele jaren woonde en werkte kon het geloof in Hem immers groot zijn? Maar ook de hoogste Profeet werd in Zijn vaderland niet geëerd. Men kan dat van andere profeten nog wel indenken. Over dominees kan al gauw iets negatiefs gezegd worden. Zeker als je hen wat beter leert kennen. Maar wat was er in Nazareth op Hem, de hoogste Profeet aan te merken? Een groot geloof bij velen in Nazareth zou vanzelfsprekend geweest zijn. Maar het was er niet! De Heere heeft Zich daar over verwonderd. Een verwondering zonder blijdschap. Verwondering in blijdschap kan immers ook! Dat gebeurde bijvoorbeeld in Kapernaüm toen de Heere de geloofsbelijdenis uit de mond van de Romeinse hoofdman vernam en zei: Ik heb zelfs in Israel zo groot een geloof niet gevonden! (Matth. 8:10). Toen verwonderde de Heere Jezus Zich met blijdschap over het wonderwerk van de Heere. Want het geloof is immers Gods werk! Wat was de Heere Jezus verblijd als Hij het ware Godswerk tegenkwam! Maar wat was Hij bedroefd als Hij puur mensenwerk tegenkwam!

Als er nu mensen tot de Heere kwamen, puur om een wonder, alleen om een tijdelijke uitredding, wat denkt u, zou Hij Zich dan ook met blijdschap verwonderd hebben? Nee! Want bij die mensen kon Hij evenmin Gods werk ontdekken. Hij stelde dat soort geloof (dat dus wel leek op het echte geloof, maar het toch echt niet was!) dan ook duidelijk en bedroefd aan de kaak, toen Hij zei: “Gij zoekt Mij omdat gij van de broden gegeten hebt”, Joh. 6:26.

Maar de Heere heeft dan toch maar die krachten gedaan, zegt u. Niet alleen bij die ene melaatse, die na de genezing tot zijn Weldoener terugkeerde en God mocht loven, maar ook bij die negen anderen, die lieten merken dat het hen ten diepste om de genezing en niet om de Genezer te doen was. Ja, zo goed is nu de Heere! Hij is goed voor slechten en goeden! God zendt Zijn vruchtbare regen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Zo goed is God.

En wat zegt ons dit? Dat de grond voor hulp, uitredding, genezing, verlossing, genade en heil altijd ligt in Hem en nooit in de mens. Ook niet in de gelovige mens. Ook niet in die ene, die terugkeerde!

Zo leide ook deze vraag een ieder van ons tot zelfonderzoek. Is er verachting voor de Heere en Zijn dienst, hoewel Hij ook in onze straten leert, en al zo lang, of gaat het ons in ons leven om onszelf, om onze kinderen en ons leven? Hebben we slechts daarvoor alleen de Heere nodig? Dan heeft de Heere nog alle reden om Zich te bedroeven. Dan verwondert Hij Zich nog over u. Dan zegt Hij als het ware, menselijk gesproken, hoe is het mogelijk dat die man nog voor eigen rekening durft voort te leven en Mij nooit nodig kreeg om de redding van zijn arme ziel! Wanneer we het met de weldaden wel menen te redden, zullen we ook straks zonder de gunst van de Weldoener moeten sterven. Dan zouden ontvangen uitreddingen nog wel eens tegen ons kunnen getuigen en zal het eeuwig ons in de oren klinken: Waar zijn de negen? Maar als Hij in waarheid door een zondaar wordt aangeroepen om te mogen delen in het grootste aller wonderen, dan is er blijdschap in de hemel. Dan verblijdt zich de hemel over Gods werk. En Zijn wonderwerk door Woord en Geest gaat door. Om Christus’ wille.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 november 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's

VRAGENRUBRIEK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 november 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's