Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overgenomen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overgenomen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Standpunten over homofilie schuiven

Homofilie en homoseksualiteit waren jarenlang woorden die binnen de gereformeerde gezindte nauwelijks werden uitgesproken. Met dat verzwijgen ging men in het algemeen ook stilzwijgend voorbij aan de problematiek van mensen die worstelen met hun homofiele gevoelens. Daardoor moest degene die op dit punt geen raad wist met zichzelf, in stilte zijn weg gaan. Hij voelde zich veelal onbegrepen en niet geaccepteerd. Inmiddels is homofilie een veelbesproken onderwerp binnen de gereformeerde gezindte. In de discussie worden soms standpunten ingenomen die niet overeenkomen met hetgeen Schrift en belijdenis ons leren. Bezinning rond dit thema is dus geen overbodige luxe.

Lange tijd bleef de gereformeerde gezindte afzijdig van de maatschappelijke discussie over homofilie zoals die na de Tweede Wereldoorlog op gang kwam. De emancipatie van de homoseksuelen kreeg een krachtige stimulans toen zich in de roerige jaren zestig een grote afrekening met de gangbare moraal voltrok. De grote morele omwenteling werd vooral zichtbaar op het terrein van de seksualiteit. Alle remmen moesten los; de moderne mens wilde voluit genieten zonder gebonden te zijn aan vaste waarden en normen. Vandaar dat we spreken van de seksuele revolutie.

Schokkend

Als onderdeel van deze radicale omkeer op het terrein van de zeden, claimden mensen met een homoseksuele geaardheid ook de ruimte voor hun eigen levensstijl. Zij wilden leven naar het goeddunken van hun hart en van hun boze lusten, zoals overigens een ieder mens die heeft.

Dat werd aanvankelijk ook ver buiten orthodox-christelijke kring als schokkend ervaren. Kranten in die tijd schreven uitvoerig over het optreden van schrijver Gerard Reve, die bij een literair festijn hand in hand met zijn vriend arriveerde. Dat de auteur in zijn boeken homoseksualiteit beschreef, wist men in het algemeen wel. Dat hij echter zonder enig gevoel voor schaamte zijn levenswijze etaleerde door met zijn vriend als paar over straat te gaan, vond ook de gemiddelde (niet-christelijke) burger toen nog schokkend.

Dat veranderde eind jaren zestig, begin jaren zeventig heel snel. Homoseksualiteit werd maatschappelijk geaccepteerd dankzij een geraffineerd spel van protesteren, medelijden opwekken en infiltratie. Televisiemaker Jef Rademakers zei eind jaren zeventig in een interview met NRC-Handelsblad over het streven naar mentaliteitsverandering: “Ik gebruik een techniek, die entertainment en amusement op zulk een wijze verweeft met de opzet om de mening en opvatting der mensen om te vormen, dat ze het niet doorhebben.” Hij noemde dat “zachte infiltratie.”

Protestanten gingen mee

De verandering van opvattingen begon binnen niet-christelijke, progressieve kringen maar sloeg spoedig over naar roomse en protestantse kringen. In het najaar van 1978 werd op een studieconferentie van de jongerenorganisatie van de (protestantse) ARP geponeerd: bij de vervulling van het gebod tot liefde gaat het om vriendschap. “Wanneer er een regeling zou komen voor mensen die een samenlevingsvorm in vriendschap hebben, zou dat een doorbraak betekenen. De vriendschap (hetero of homo gericht) krijgt dan legitimiteit; en daarmee ook andere samenlevingsverbanden, bijvoorbeeld die vóór het huwelijk, al dan niet gericht op het huwelijk. Ten aanzien daarvan is er vanuit de kerken altijd met de botte bijl gehakt.” (Verslag in Nederlandse Gedachten, d.d. 4 november 1978) Een schokkend geluid in een partij die wilde teruggrijpen op mr. Groen van Prinsterer, de grote negentiende eeuwse bestrijder van de geesten uit de afgrond.

Na de morele revolutie van de jaren zestig, zeventig paste de wetgever in de daarop volgende 25 jaar -een betrekkelijk korte periode- het rechtsbestel zodanig aan dat er in wetgeving en rechtspraak geen verschil meer wordt gemaakt tussen homoseksuelen en heteroseksuelen. Het eindpunt van die ontwikkeling was de invoering van het homohuwelijk op 1 april 2001, waarbij Nederland ook nog trots was in deze een voortrekkersrol in de wereld te vervullen.

Van regel naar uitzondering

De hele ontwikkeling vervulde de gereformeerde gezindte met grote zorg. Vooral ook omdat de homolobby bij herhaling probeerde deze gezindte aan te vallen. Weliswaar gaf de rechter ruimte voor afwijzing van homoseksualiteit op grond van godsdienstige overtuiging, maar meer en meer werd de reformatorische kring in een uitzonderingspositie gedrongen. Dat leek coulant maar is verontrustend. Was afwijzing van de homoseksualiteit in het verleden heel normaal, nu is precies het omgekeerde het geval. Afwijzing van de homoseksuele levenswijze is in onze samenleving uitzondering geworden.

De prangende vraag is hoe lang dit nog wordt geduld. Hoe lang krijgen de eigen levensbeschouwelijke organisaties (scholen, verzorgingstehuizen) nog de ruimte om op het punt van homoseksualiteit een eigen beleid te voeren.

Verschillende bewindslieden betoogden in de achterliggende jaren op dit punt de bakens niet te zullen verzetten. Aan verworven rechten zou niet worden getornd.

In de praktijk lijkt dit echter wel te gebeuren.

Sprekend voorbeeld is de positie van gewetensbezwaarde trouwambtenaren. Bij de behandeling van het wetsvoorstel voor het homohuwelijk beloofde de toenmalige minister dat er ruimte zou blijven voor ambtenaren die geen huwelijks van homoseksuelen wilden sluiten. Al heel snel waren er de eerste signalen dat die ruimte wel degelijk werd beperkt. Inmiddels weten we dat er in een groot aantal gemeenten geen plaats meer is voor een gewetensbezwaarde trouwambtenaar.

Bij het aantreden van het huidige kabinet dacht de ChristenUnie een extra garantie voor deze tegenstanders van het homohuwelijk te hebben binnengehaald, maar inmiddels is duidelijk dat die in de praktijk nauwelijks iets voorstelt. De rechtspositie van de zittende ambtenaren werd wel beschermd, maar niet die van toekomstige ambtenaren. Anders gezegd: de overheid kiest voor de zogenoemde sterfhuisconstructie: Op termijn verdwijnt de gewetensbezwaarde ambtenaar vanzelf. Voor nieuwe is in ieder geval geen plaats meer.

Welbewuste politiek van homolobby

Het is niet uitgesloten dat een vergelijkbare ontwikkeling zich ook op andere terreinen voordoet. De homolobby zal niet rusten voordat ook de “orthodox christelijke kring” bezwijkt onder de druk die deze belangengroep uitoefent. Dat de voornaamste homo-organisatie COC zich vooral richt op de gereformeerde gezindte, werd begin november met zoveel woorden gezegd door de Amsterdamse wetenschapper Hekma in hetRD. Hij wees er op dat het COC welbewust deze tactiek volgt. “Het laat heikele thema’s liggen, zoals een discussie over seks in het openbaar. Het richt zich vooral op reformatorische onderwerpen, zoals gewetensbezwaarde trouwambtenaren of de plaats van praktiserende homoseksuelen binnen de ChristenUnie. In die gevallen verkondigt Van Dalen geen radicale boodschap, maar een opvatting die op tamelijk grote steun in Nederland kan rekenen.” (Reformatorisch Dagblad 8 november 2007).

En de macht van het COC reikt inderdaad ver, zoals in boven genoemd artikel stond. In Den Haag gaan veel deuren voor deze groep open. De organisatie telt maar 7000 leden, maar kan wel rekenen op de steun van veel vooraanstaande Nederlanders.

Dilemma voor scholen

Dat blijkt bijvoorbeeld uit de opstelling van minister Plasterk van Onderwijs, die tevens verantwoordelijk is voor het emancipatiebeleid. Hij presenteerde begin november de emancipatienota. Daarbij zei hij met name van orthodox-protestantse scholen te verlangen dat zij homoseksualiteit bespreekbaar maken. Zo hoopt de bewindsman te bereiken dat reformatorische christenen de homoseksuele levenswijze gaan accepteren.

Tussen de regels door kon men horen dat de minister niet zomaar een verlanglijstje neerlegde; als het moet wil hij op subtiele manier de scholen dwingen. Formeel wil hij niet de vrijheid van onderwijs aantasten, maar hij stelt wel eisen aan de inhoud van het onderwijsprogramma. Zo vrij zijn de scholen blijkbaar dus toch niet.

Besturen, schooldirecties en leerkrachten staan hier voor een groot dilemma: hoe kun je in gehoorzaamheid aan de Schrift toch voldoen aan de wensen van het ministerie? En hoe lang accepteert de minister nog dat in scholen de homoseksuele levenspraktijk op grond van Bijbel wordt afgewezen?

Christelijke homo-organisaties

Nog heel lang na de seksuele revolutie van de jaren zestig was er binnen de gereformeerde gezindte betrekkelijk weinig aandacht voor mensen met een homoseksuele geaardheid.

Mensen die homoseksuele gevoelens bij zichzelf ontdekten hielden zich stil. Zij die wel uitkwamen voor hun geaardheid en die zich dus lieten meevoeren met de stroom van de moderne tijd, namen afscheid van hun kerkelijke achtergrond. Ze voelden zich niet langer thuis in een kring waar homofilie op grond van de Bijbel werd afgewezen. Ze wilden komen zoals ze waren en daar was naar hun gevoel binnen de benauwde kerkelijke muren geen ruimte voor.

De eerlijkheid gebiedt ook te zeggen dat gemeenteleden vaak ook geen raad wisten met hun homofiele medemens. Wanneer deze vertrokken, waren ze soms diep in hun hart blij van hen af te zijn.

Inmiddels lijkt binnen de gereformeerde gezindte zich een ingrijpende klimaatsverandering te voltrekken. Verschillende belangengroepen van homoseksuelen met een christelijke achtergrond zoals Refoanders en Contrario komen vrijmoedig uit voor hun homofiele geaardheid en verlangen dat de homoseksuelen een geaccepteerde plaats krijgt binnen de gemeente. Leden van deze christelijke homolobby willen ruimte voor hun anders zijn.

Ook binnen de ChristenUnie, die zich in het verleden altijd verzette tegen de homoseksuele levenswijze, lijkt zich een veranderingsproces te voltrekken. De partij wil zich voorlopig minder duidelijk uitspreken en heeft een studiecommissie aan het werk gezet om te bepalen welk levenspatroon voor een vertegenwoordiger van de partij aanvaardbaar is. Voor de CU-vertegenwoordigster in de Amsterdamse deelgemeenteraad, mevrouw Lont, was deze verschuiving in de opstelling van de CU aanleiding om in actie te komen. Ook al zijn er vragen te stellen bij de manier waarop zij dit deed, met haar actie gaf zij wel een signaal af. Deze ontwikkelingen wijzen er op dat binnen christelijk Nederland de standpunten minder vast lijken te liggen dan voorheen. Dat geeft te denken en dwingt tot bezinning. In enkele artikelen zal worden geprobeerd de huidige verandering vanuit de kerkgeschiedenis te verklaren, aan de hand van de Schriftgegevens te bezien en daarbij ook aandacht te geven aan de pastorale aspecten.

Klaaswaal, (wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 januari 2008

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Overgenomen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 januari 2008

Bewaar het pand | 12 Pagina's