Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

“Och, dat het nog eens kwam te gebeuren…” [4]

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

“Och, dat het nog eens kwam te gebeuren…” [4]

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op het eerste gezicht lijkt het een beetje vreemd onderwerp, waar we het in deze artikelen over hebben. Over het roepen van “och” en “ach” namelijk. De vorige keer citeerde ik wijlen ds. L. Vroegindeweij die het zelfs tot het kenmerk van een geestelijk levend mens maakte. In een preek zei hij letterlijk: “die mens kent men aan het gebruik van het woordje och.”

Ik kan me voorstellen dat iemand reageert: is het nu echt zo, dat het typerende van het leven van Gods kinderen het zuchten zou zijn? Moet het er dan allemaal zo verdrietig en zo gedeprimeerd aan toe gaan? Kom ik in het Woord van God niet vooral andere aspecten tegen, aspecten van het geestelijk leven die het bovenstaande weerspreken? Of op z’n minst in de schaduw stellen? In de Psalmen lees ik toch vooral over de vreugde in God als het meest kenmerkende van het leven met de Heere?! Dan denk ik aan woorden als: “Welgelukzalig is het volk hetwelk hetgeklank kent. Zij zullen zich de ganse dag verheugen in Uw Naam” [Psalm 89], “Juicht den Heere, gij ganse aarde. Roep uit van vreugde en zingt vrolijk en psalmzingt!” [Psalm 98], “Gedenk mijner, o Heere. Opdat ik mij verblijde met de blijdschap Uws volks” [Psalm 106], Luidt niet de opdracht aan Gods kinderen, dat hun klederen te allen tijde wit zijn [Pred. 9: 8], waarvan de kanttekeningen zeggen: “dat is: zijt vrolijkl” Lezen we ook in zondag 22 van de catechismus niet de belijdenis “dat ik nu het beginsel der eeuwige vreugde in mijn hart gevoel…” Trouwens, wat moet de wereld wel niet van de kerk denken als er niets anders te horen is dan het zuchten van “och” en “ach“? Aldus een mogelijke reactie.

Laat ik hierop antwoord geven door middel van iets wat mij vorige week geschreven werd. “Dominee, u schreef over het zuchten om een gescheurde hemel. Daar ben ik het mee eens. Maar ik dacht: als de hemel scheurt, dan hebben we het zo goed, dan gaan we nog harder zuchten. Ik tenminste wel. Vindt u het niet vreemd? Toch vond ik hetzelfde bij Matthew Henry. Als we zulke rijke genietingen smaken, dan kunnen we niet anders, dan hoe langer des te meer verlangen. Dus zuchten we weer verder.” Het is een enkele zin, genomen uit een brief die ik ontving naar aanleiding van de voorgaande artikelen.

Het is me uit het hart gegrepen. Waar de puriteinse verklaarder dat precies zegt, is me onbekend. Ik dacht het in zijn verklaring van 2 Korinthe 5: 4 te kunnen vinden, maar daar trof ik het, althans zo letterlijk, niet aan. Toch is datgene wat hij daar wel zegt, diep en troostvol. In de lijn van wat mijn briefschrijfster me bekende.

zwoegend zuchten

De apostel schrijft aan de gemeente van Korinthe over de hoop die zijn hart vervult. Nu leeft hij nog in zijn tijdelijke tent, het aardse leven. Maar als die tent wordt opgebroken - en dat kan zomaar gebeuren! - dan weet hij van een ander huis dat voor hem gereed Staat, “een huis, niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen.” Het is in dit verband dat Paulus schrijft over zijn zuchten.

Als Matthew Henry deze verzen verklaart, geeft hij aan dat hij een twee-erlei zuchten in het leven van Gods kinderen onderscheidt. Allereerst spreekt hij van een zwoegend zuchten onder een zware last. Het lichaam des vleses is immers zo’n zware last. Het is als een pak van groot gewicht dat moet worden meegesleept. “De gelovigen zuchten omdat ze met een zondig lichaam bezwaard zijn. Tevens omdat er nog zoveel verderf in hen is overgebleven.” Hij verwijst dan naar de verzuchting van Paulus in het bekende Romeinen 7: “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods?”

Me dunkt dat er op diverse plaatsen in de heilige Schrift over dit zuchten wordt geschreven. We horen wat klachten opklinken uit de mond van de bijbelheiligen. Ook al gaat het dan niet altijd letterlijk gepaard met “och” en “ach”, het is wel in die lijn. Jeremia zegt in zijn Klaagliederen dat zijn zuchtingen vele zijn en dat zijn hart mat is. Hij zegt erbij dat het is “vanwege al mijn overtredingen” [Klaagl. 1: 22], Als we de boetpsalmen opslaan, komen we dergelijke tonen veelvuldig tegen. Denk eens aan de zesde Psalm. De dichter belijdt voor de Heere zijn zonde. Hij bidt om genade en om behoud. “Straf mij niet in Uw toorn en kastijd mij niet in uw grimmigheid.” David, want hij zingt hier, heeft besef van de zwaarte van zijn overtredingen. Vandaar dat hij zieh bij de Heere aanklaagt. Hij belijdt moe te zijn van zijn zuchten. Zijn nachtelijke sponde is nat van zijn tranen. In dezelfde lijn ligt Davids klacht in Psalm 38: “Heere, voor U is al mijn begeerte en mijn zuchten is voor U niet verborgen. ” Het is het besef van eigen verdorvenheid dat Gods kind doet zuchten [vergelijk art. 15 NGB].

Ik moet erkennen: in dit zuchten ligt weinig vreugde. De aangehaalde Psalmen geven, samen met de andere boet-psalmen aan, dat er maar één verlangen is, namelijk dat de Heere de oorzaak van dit zuchten genadig wil opheffen Om het nog eens met Psalm 38 te zeggen: “Verlaat mij niet, o HEERE, mijn God Wees met verre van mij Haast u tot mijn hulp, HEERE, mifn Heil!” Zaligheid is slechts daarin, wanneer de Heere de overtreding wil vergeven en de zonde bedekken zal.

Dit zuchten gaat met Gods kinderen mee, hun leven lang Want de verdorvenheid gaat evenzeer met hen mee. Het avondmaalsformulier erkent dat “wij nog veel gebreken en ellendigheid m ons bevinden”, namelijk de zonde en zwakheid “die nog, tegen onze wil, in ons overgebleven is.” En hoewel die niet kunnen verhinderen dat God mij in genade zou aannemen - ze is er wel, “mijn zondige aard waartegen ik heel mijn leven lang te strijden heb” [HC, antwoord 56]. Geeft die strijd geen reden tot zuchten”? Ze doet het wel terdege!

verlangend zuchten

Matthew Henry onderscheidt echter nog een ander soort zuchten en “och”- roepen Hij schrijft daarover als “een zuchten van verlangen naar de gelukzaligheid van het andere leven ” Dat is ook het zuchten en uitzien waarover de apostel in zijn tweede Korinthe-brief schrijft. Paulus rekent zich voluit bij de zuchters. Hij ziet er namelijk naar uit dat hij het eeuwige huis, waarover hij eerder sprak, zal beërven “Verlangende met onze woonstede die uit de hemel is overkleed te worden” [2 Kor 5 2]. Maar de apostel weet het wel: voordat ik overkleed zal worden, moet ik eerst ontkleed worden. En dat is een zwaar punt. “Nademaal wi] met willen ontkleed, maar overkleed worden.” De dood komt er nog tussen. Die dood is niet begeerlijk, maar brengt eerder tot vrees. Al is ze dan voor Gods kinderen een doorgang tot de heerlijkheid.

Toch spreekt de apostel het uit, hoewel hij dit alles onder ogen ziet: “wij hebben dan altijd goede moed.” Hier blijkt het dus samen te kunnen gaan het zuchten en het hebben van goede moed Waar ligt het geheim van deze schijnbare te genstelling? Ze ligt in het heimwee naar het toekomende Er staat een zegen uit Er ligt een schat te wachten. Die trekt. “Daarom zijn wij ook zeer begerig, hetzij inwonende, hetzij uitwonende, om Hem welbehagelijk te zijn.”

Het is op een heel opmerkelijke plaats dat de opstellers van de catechismus naar dat vijfde hoofdstuk van 2 Korinthe verwijzen In het bijzonder naar het 2e en het 3e vers. Waar dus gesproken wordt over het zuchten. Op welke plaats in onze Heidelberger is dat? In antwoord 58, waar de onderwijzer uitleg geeft over de troost aangaande het eeuwige leven. “Dat, nademaal ik nu het beginsel der eeuwige vreugde m mijn hart ge voel, ik na dit leven volkomen zaligheid bezitten zal” [zondag 22]. Dat is er dus, in het hart van Gods volk: de vreugde van de eeuwigheid, nu al in beginsel. De wortel van die vreugde. Bij tijden breekt ze ook uit, overstemt ze alles.

Maar let eens op. Als de opstellers spreken over dat gevoelen van het beginsel van de eeuwige vreugde in mijn hart, dan verwijzen ze naar de tekst die spreekt over het zuchten en het bezwaard zijn. Dat is heel opmerkelijk. Maar wat hebben ze dat zuiver aangevoeld! Zuchten en verlangen, bezwaard zijn en heimwee hebben, “och” roepen en vreugde voelen - dat gaat nu in het leven met de Heere samen. Op een verborgen wijze gaat het samen Zodat mijn bevinding is: als de Heere mij beweldadigt, ga ik te meer zuchten, zuchten van verlangen. En als de Heere mij beproeft, dan ontvang ik de genade om temeer op Hem te betrouwen. Dat betrouwen geeft vrede en vreugde. “Ten dage als ik zal vrezen, zal ik op U vertrouwen. In God zal ik Zijn Woord prijzen. Ik vertiouw op God, ik zal met vrezen…” [Psalm 56].

Zo schenkt de Heere de hoop op Hem. Door strijd en aanvechting heen. En zo leert Hij dat beginsel der eeuwige vreugde te oefenen. Door zuchten en tranen heen. Onze Dordtse Leerregels wijzen op hetzelfde als zij belijden dat “de dagelijkse zonden der zwakheid” gestadige oorzaak geven “om zich voor God te verootmoedigen, de toevlucht tot de gekruisigde Christus te nemen, het vlees hoe langer hoe meer door de Geest van gebed en heilige oefeningen van Godsvreze te doden - en naar het einddoel van de volmaaktheid te zuchten. Totdat zij, van het lichaam des doods ontbonden zijnde, met het Lam van God in de hemelen zullen regeren” [DL V, 2] Dan is het zuchten ten einde en blijft de vreugde over. Maar zover is het nu nog niet.

“Als een hert gejaagd, o Heere, dat verse water begeert, alzo dorst mijn ziel ook zere naar mijn God, hoog geëerd. En spreekt bij haar met geklag: o Heer, wanneer komt die dag dat ik toch bij U zal wezen en zien uw aanschijn geprezen?” [Psalm 42 1, berijming van Datheen].

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 2008

Bewaar het pand | 12 Pagina's

“Och, dat het nog eens kwam te gebeuren…” [4]

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 2008

Bewaar het pand | 12 Pagina's