Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jezelf een oordeel eten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezelf een oordeel eten

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De volgende vraag gaat over de uitdrukking van Paulus in 1 Kor. 11:29 over het zieh een oordeel eten. Ik citeer het hele vers: “Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren”.

De vraag luidt of het onderscheid aangegeven kan worden tussen het noodzakelijke gevoel van onwaardigheid bij een Avondmaalganger en het onwaardig eten en drinken, waarvan de apostei spreekt.

Het is goed dit onderscheid goed te zien. Een mens zal op de rechte manier aan het Heilig Avondmaal deelnemen als hij de verootmoediging kent van de verloren zoon, die zijn vader snikkend moest belijden het niet waard te zijn een kind genoemd te worden. In de beleving van onze onwaardigheid wordt Gods genade verheerlijkt en het werk van de Zoon groot gemaakt. De mens die als een onwaardige vlucht tot God, wordt aangenomen en gerechtvaardigd door God, zoals de tollenaar in de tempel het heeft ervaren.

Als dit besef ons geheel en al vreemd is en wij daardoor blijk geven vreemdelingen te zijn van genade, dan past ons slechts één ding, bekering! Erg is het om zonder kennis van deze zaken voort te leven. Erger wordt het, als we ons desondanks zelfs durven te scharen onder Gods kinderen. Het ergste is als we midden in de zonde leven en ons toch mengen onder Gods volk en aan de dis durven aanzitten. Die neemt aan het Avondmaal deel op een onwaardige wijze. Zeg maar gerust: op een goddeloze wijze. Hem past slechts één ding: bekering! Hij maakt zieh bij het uitblijven van bekering, terwijl hij onder het evangelie van zonde en genade verkeert het oordeel, waaraan hij toch al was onderworpen, des te zwaarder. Gods gunst zal hij in de handhaving van dat gedrag in ieder geval nimmer smaken.

Maar kan ook een kind van God zieh een oordeel eten en drinken? Ja, dat kan. Als hij bij verachtering in de genade en een zorgeloos leven, bij een toegeven aan de zonde en een leven naar het patroon van de wereld, zonder verootmoediging en smart daarover, aan de Dis des Verbonds deelneemt. Dan heeft hij de zelfbeproeving vergeten en het onderzoek naar de stand van zijn geestelijk leven! Het gaat bij de zelfbeproeving niet allereerst om de vraag of ik een kind van God ben, ja dan neen. Want om die vraag gaat het altijd immers, ook als het geen voorbereidingsweek is! En die vraag komt tot allen.

Maar de zelfbeproeving is een werk van het geloof, waarbij ik bij het licht van Gods heilig Woord en biddend om de werking van Gods Geest, mezelf onderzoek op met name drie punten; namelijk of ik mezelf wel verfoei vanwege mijn bestaan voor God; ten tweede of ik Gods belofte aangaande vergeving om het werk van Christus wel omhels; en ten derde of ik een begeerte ken om nu volmaakt voor de God der zaligheid te leven! Dat zelfonderzoek zal nooit een tevreden gevoel over mezelf geven. Maar maakt me wel hongerig en dorstig naar de Heere en Zijn genade. En voor diegenen is nu juist het Heilig Avondmaal ingesteld.

En als Gods kind slordig leeft, dan vindt hij niets aan de Tafel. Of God moet hem metterdaad in de schuld zetten. Dat zou nog een diep verbeurde zegen zijn! Maar zonder verootmoediging wordt Gods gunst niet gesmaakt. Gods kind zal dan wel de verberging van Gods aangezicht en Zijn ongenoegen over zijn leven ondervinden. En dat is toch een oordeel? Zo laat God toch merken dat Hij zijn gedrag veroordeelt?

En als het beginsel van het nieuwe leven hem niet vreemd is, dan houdt hij het op den duur niet meer uit. Hij gaat er erg in krijgen dat hij God kwijt is en dat zijn ziel dor en dodig gesteld is. Hij gaat er niet alleen erg in krijgen, maar hij krijgt er ook last van. Wat ben ik er toch voor één, zo zal hij gaan belijden. O God, ellendiger schepsel dan ik, is er niet. Is er voor mij nog genade? Dan kan niet langer gezwegen worden, maar breekt God het hart en de mond open: ’k Bekende o HEERE, aan U oprecht mijn zonden. ’k Verborg geen kwaad dat in mij werd gevonden. En wat wordt het dan een wonder dat er ontkoming is aan het eeuwig, welverdiende oordeel van God. Dan wordt opnieuw beleefd dat God goed is voor een siecht mens. Het besef van zijn onwaardigheid groeit. Maar de Christuskennis ook. Hij wordt mij meer en meer dierbaar, daar Hij voor goddelozen de dood in wilde gaan. Maar ook omdat Hij me, ook na ontvangen genade nog draagt en verdraagt. Het wordt al groter wonder. En het mag wel eens met mond en hart gezongen worden:

Geen vader sloeg met groter mededogen,

Op teder kroost ooit zijn ontfermend ogen,

Dan Isrels HEERE op ieder die Hem vreest.

Hij weet wat van Zijn maaksel zij te wachten.

Hoe zwak van moed, hoe klein wij zijn van krachten,

En dat wij stof van jongsaf zijn geweest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 2008

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Jezelf een oordeel eten

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 2008

Bewaar het pand | 12 Pagina's