Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenrubriek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenrubriek

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze ziel.

We moeten een vraag over het ontstaan van onze ziel beantwoorden. Ik zal u eerst de vraag laten lezen. Die luidt als volgt: “Hoe moeten we denken over het ontstaan/de schepping van de ziel? In Zacharia 12:1 lezen we: ‘De HEERE spreekt, Die des mensen geest in zijn binnenste formeert’. De algemene gedachte is toch dat God bij de conceptie/het ontstaan van ieder mens individueel de ziel schept. Moeten we denken aan een goede schepping door God en zo ja, vanaf wanneer is sprake van een gevallen natuur?” Wij hebben een lichaam en een ziel. Ons lichaam is sterfelijk. Adam werd volmaakt geschapen, maar toch was er al de mogelijkheid van sterven. Als Adam namelijk zijn Schepper ongehoorzaam zou zijn, zou hij de dood sterven, Gen, 2:17. Door zijn ongehoorzaamheid is het sterven noodzakelijk geworden als een rechtvaardige straf van de Heere. Nu is het de mens gezet te sterven, Hebr. 9:27. Hij heeft nu een lichaam des doods, Rom. 7:24. Door het werk van Christus wordt Gods kind bij zijn sterven van dat zondige lichaam verlost. Hij wordt begraven in de hoop op een zalige wederopstanding. Daardoor zal het nu nog verderfelijke lichaam onverderfelijkheid aandoen, 1 Kor. 15:53, en eeuwig leven, zonder doodsdreiging, want de dood zal niet meer zijn, Openb. 21:4. Bij de wederopstanding ten laatsten dage worden lichaam en ziel weer herenigd. Lichaam en ziel van Gods kind behoren de Heere toe.

De ziel heeft wel een begin, net zoals het lichaam. Alles heeft een begin en alle mensen hebben een begin. God heeft geen begin, Hij is van eeuwigheid, Psalm 93:2. De ziel heeft geen einde. Die leeft voort, ook al is het lichaam dood. Toen de moordenaar van het kruis gehaald en zijn lichaam verbrand werd, was zijn ziel bij de Heere in het paradijs, naar Jezus’ beloftewoord, Luk. 23:43. De scheiding van ziel en lichaam is vreselijk. We Staren naar het geliefde gelaat van onze moeder in haar doodskist, maar ze ziet en hoort ons niet meer, ze is gestorven. Dat heeft de zonde nu gedaan. Straks komt er weer een hereniging en dat zal de Heere Jezus als de opgestane Levensvorst doen, als vrucht van Zijn lijden en sterven.

Toen Christus aan het kruishout stierf, bleef Zijn vernederd lichaam achter aan het kruis en werd al spoedig in het graf gelegd. Maar Zijn ziel was bij de Vader. Hoor Hem maar Zijn laatste gebed bidden: Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest, Luk. 23:46.

Bij Zijn opstanding op die heerlijke zondagmorgen werden ziel en lichaam weer herenigd en zo is Hi) de Eersteling geworden dergenen die ontslapen zijn, 1 Kor. 15:20.

Ik zeg dit allemaal om de eenheid van ziel en lichaam te benadrukken. Ziel en lichaam hören bijeen. Zodra er dus sprake is van een lichaam, hoe minuscuul ook, is er sprake van een ziel.

De gehele mens wordt door God geschapen. Wat er in de moederschoot plaats vindt, is niet een natuurlijk en vanzelfsprekend gevolg van de gemeenschap tussen man en vrouw, maar is schepping. De zaadcel en de eicel zijn ook door de Schepper geformeerd. Op zichzelf is het niet verkeerd om te spreken van bijvoorbeeld het verwekken van een kind, maar alle nadruk moet Valien op Gods werk, zoals we bijvoorbeeld lezen in Psalm 127: De vrucht des buiks is een beloning. En denk ook aan David in Psalm 139, waar hij belijdt: ‘Mijn gebeente was voor U niet verholen, als ik in het verborgene gemaakt ben en als een borduursel gewrocht ben in de nederste delen der aarde’. Ieder mens is Zijn schepsel! En Hij schept in de moederschoot de gehele mens. “Binnen deze grenzen moet ons denken over het ontstaan van de ziel zieh bewegen”, (dr. J. van Genderen). Daarbij wel bedenkend dat we over een mysterie spreken, over een scheppingswonder. Een wonder valt niet te verklaren. Een aangrijpende gedachte hierbij is dat, wanneer een arts het lichaampje in de moederschoot doodt (abortus), de scheiding tussen ziel en lichaam plaats vindt. AI het menselijke dat leeft, heeft een ziel.

We gaan een stapje verder. Vanwege die eenheid tussen lichaam en ziel, en vanwege die eenheid vanaf het prille begin, moeten we ook zeggen dat ook de ziel van een mensenkind, net als zijn lichaam, onderworpen is aan erfschuld en erfsmet. Lichaam, ziel en verstand zijn verdorven. De zondige gedragingen van een mens komen uit zijn binnenste, uit zijn hart voort. Daarom bidt David: ‘Schep mij een rein hart, o God’, Psalm 51:12. Omdat de zonde de gehele mens aantast, moest de Christus lijden naar lichaam én ziel! Zie daarvoor Zondag 15. Zijn zielelijden komt zo duidelijk uit in de hof van Gethsemane. Hoewel Hij zondeloos was naar lichaam en ziel, heeft Hij Zijn ziel tot een schuldoffer gesteld en zo is Hij een volkomen Zaligmaker geworden, Die mijn ziel redt van het verderf en ook mijn verdorven lichaam eens heerlijk, zonder vlek en rimpel, voor Zieh zal stellen, Efeze 5:27.

Wat de Heere in de moederschoot schept is wel onderworpen aan de zonde en dus ook aan de gevolgen der zonde. Het nieuwe leven dat Hij schept, zal ook eenmaal sterven, soms al heel vroeg, soms na vele jaren, maar sterven zal het, vanwege de zonde. Het gaat naar mijn idee te ver om te zeggen dat God iets verkeerds maakt, een gehandicapt kindje bijvoorbeeld, of iemand met homofiele neigingen. Wel kunnen we zeggen dat de zonde, en de zonde alleen, alles kapot maakt en verwoest. De zonde heeft gevolgen. En die gevolgen zijn door God wél gewild, namelijk als een welverdiend oordeel over de zonde!

AI is het kindje dat we krijgen lichamelijk gezond en volwaardig, het heeft een boze, verdorven natuur. Omdat vader en moeder een boze, verdorven natuur hebben. ‘Wie zal een reine geven uit de onreine? Niet één’, Job 14:4.

Verder moeten we maar niet denken. We komen met ons verduisterd verstand al gauw in de knoop. Als we dit maar beseffen dat we God nooit de schuld kunnen geven. Ondanks het feite dat de zonde al het schone aantast en verwoest, is er ook nog een God Die van een verdorven vat een schoon vat kan en wil maken, toch? Hij is de God der Zaligheid, niet alleen de Schepper, maar ook de Herschepper, door Woord en Geest, om Christus’ wille. En als David moet belijden dat hij in zonde ontvangen en in ongerechtigheid geboren is, geeft hij God niet de schuld, hij geeft zijn ouders niet de schuld, maar hij komt zelf in de schuld en bidt:

Herschep mijn hart en reinig Gij o HEER’,
die vuile bron van al mijn wanbedrijven.
Vernieuw in mij een vaste geest en leer
mij aan Uw dienst oprecht verbonden blijven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 2008

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Vragenrubriek

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 2008

Bewaar het pand | 12 Pagina's