Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JOHANNES POLYANDER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JOHANNES POLYANDER

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Levensloop

Johannes Polyander werd 28 maart 1568 in Metz (Frankrijk) geboren. Hij werd naar zijn vader vernoemd, die predikant te Metz was. Toen Johannes nog maar nauwelijks één jaar oud was moest het gezin al vluchten naar de Palts. Van daaruit kwamen zij in Emden, een toevluchtsoord voor mensen die moesten vluchten om der wille van hun geloofsovertuiging. Johannes Polyander senior werd daar Waals predikant. Hij werd scriba van de synode van Emden die gehouden werd in 1571. In Emden ging de jonge Johannes naar school. in 1582 werd hij leerling aan de latijnse school te Bremen. Na vier jaren werd hij in Heidelberg ingeschreven. In 1589 werd hij student aan de universiteit te Genève waar Theodorus Beza Calvijn was opgevolgd. In 1591 werd hij Waals predikant te Dordrecht. Polyander stond bekend als goedaardig, zachtzinnig en vreedzaam, maar ook als trouw aan de orthodoxe leer van de Heilige Waarheid. In 1599 schreef hij zijn eerste geschrift over de overeenkomst van schijnbaar tegenstrijdige Schriftuurplaatsen. Verder schreef hij in zijn Dordtse tijd werken tegen het Rooms-katholicisme. In 1611 werd hij hoogleraar aan de theologische faculteit te Leiden. Naast zijn geleerdheid waren zijn eigenschappen van groot belang om hem daar te benoemen. Men verwachtte veel van zijn verdraagzaamheid en vaardigheid in het bemiddelen. In 1616 bracht hij anoniem een tractaat naar buiten waarin hij het Remonstrantisme bestreed. Zijn rol op de nationale synode van Dordrecht was bescheiden. HIJ werd benoemd tot revisor van de vertaling van het Oude Testament, tot lid van de commissie voor het ontwerpen van catechisatieboekjes, tot id van de commissie voor de herziening van de liturgische formulieren, tot lid van de commissie voor het opstellen van de Dordtse Leerregeis, tot lid van de commissie voor de revisie en approbatie van de acta en tot gedeputeerde bij de Staten-Generaal. Met de uivoering van al deze opdrachten is hij tot 1637 bezig geweest. Polyander was professor geworden terwijl hij nog niet gepromoveerd was. Zijn promotie vond plaats 17 januari 1619. In 1619 en 1620 werden naast Polyander als hoogleraar in de theologie benoemd A. Walaeus, A. Thysius en A. Rivetus. Polyander bleef onder hen de eerste plaats bezetten. Polyander kreeg de uitleg van het Nieuwe Testament toegewezen. In 1625 kwam de gezamenlijke dogmatiek uit van deze vier hoogleraren (Synopsis purioris theologiae). Het viermanschap publiceerde in 1626 en 1630 bestrijdingen van de remonstrantse opvattingen. In deze tijd kwamen ook drie geschritten van Polyander uit: Spiegel der ware bekeeringhe (1626) over Jona, Ancker der ghelovighe siele (1628) over Psalm 6 en Grondt onser salicheyt (1630) over Efeze 1 en 2. Uitgewerkte exegese is in deze boeken te vinden, maar het hoofddoel is toch de praktische vroomheid. Van 1632 tot 1640 werkte Polyander aan een boek met 48 disputaties tegen het Socianisme. Hij mengde zieh ook in de strijd over de haardracht van de man. Hij riep op tot vrijheid in zaken die niet zo belangrijk zijn teneinde de vrede te dienen. Polyander is tweemaal getrouwd geweest en stierf op 4 februari 1646 te Leiden op de leeftijd van 77 jaar. Vlak voor zijn sterven fluisterde hij zacht in het latijn: ik sterf en ik sterf met een geruste ziel in Christus. Zijn lijfspreuk was: vroom en voorzichtig. Theologisch was hij een gematigd infra-lapsarist. Polyander is 23 maal voorzitter geweest van de Waalse synode. Achtmaal was hij rector van de Leidse academie. Hij hield de gereformeerde leer staande tegenover het Rooms-katholicisme, het remonstrantisme en het socianisme. Van dogmatische spitsvondigheden had hij een afkeer. Zijn pastorale instelling blijkt uit zijn boeken. Hij beoogde de radicale bekering van hart en leven. Polyander besteedde heel wat aandacht aan de werking van de Heilige Geest in het hart. Zwakgelovigen en kleinen in de genade wilde hij bemoedigen en vertroosten.

Bekendste werk

Het meest bekende werk van Polyander is het boek dat handelt over schijnbaar tegenstrijdige Schriftuurplaatsen. Voordat Polyander zijn boek schreef waren er al soortgelijke boeken versehenen. Ook Polyander vond het nodig dat hij over deze zaak zou schrijven. Hij heeft met zijn schrijven dwaalgeesten op het oog die de betekenis van bepaalde teksten verdraaien om hun valse voorstellingen te onderbouwen. Dwaalgeesten gebruiken de ene tekst uit Gods Woord als een wapen tegen de andere tekst. Het komt voor dat men eigen fantasie de vrije loop laat als het gaat over de betekenis van een bepaalde tekst. Anderen Verheugen zieh erover als er tegenstrijdigheden in het Woord van God te vinden zouden zijn. Soms wordt een tekst buiten zijn verband aangehaald. Dwaalgeesten willen het Woord van God gehaat en veracht maken en het lezen ervan in verdenking brengen. We lezen in de inleiding het volgende: O, wat zijn er vele van zulke Epicureeërs en versmaders van Gods Woord! En wat zijn er weinigen, die bij het horen of lezen der Heilige Schrift, het juiste doel voor ogen hebben waartoe zij gegeven is, namelijk: in haar Jezus Christus te vinden, en door haar versterkt te worden in het ware geloof, en zodoende Gode heilige onderdanigheid te bewijzen, gelijk zij dat verschuldigd zijn! Wanneer deze varkens en honden zieh dan ook nog verwaardigen een enkele blik in dat onfeilbaar Getuigenis des Heeren te slaan, dan is het met geen ander doel dan te trachten daarin een ongerijmdheid te vinden door verschwende Schriftplaatsen met elkander in tegenspraak te brengen, teneinde alzo een oorzaak tot lasteren te hebben. Terecht stelt Polyander dat de Heilige Schrift tot stand is gekomen onder de leiding van de Heilige Geest, Die nooit iets spreekt of voortbrengt dat tegenstrijdig zou zijn. Als er tegenstrijdigheden in de Bijbel zouden zijn, hoe zou de lezer dan onderscheid kunnen maken tussen waarheid en leugen, tussen het goede en het kwade, tussen het zekere en het onzekere, tussen het licht en de duisternis? Het voorwoord besluit met de volgende regeis: Om ons echter tegen deze strijd zoveel mogelijk te wapenen, heb ik dit werkje samengesteld en wordt het u aangeboden, met de hoop dat alle degenen, die door de Geest der zachtmoedigheid geleid worden, zieh van onze arbeid zullen willen bedienen, welke nog maar een begin en een proeve is. Mocht het evenwel zijn, dat door het lezen van dit boekske uw kennis verrijkt wordt, laat het dan openbaar worden, opdat zij, daardoor bemoedigd, de arbeid, welke wij wederom ter hand genomen hebben, mogen voortzetten; wat wij u bij dezen beloven. Leest en neemt toe in de vreze Gods!

Het hart van farao

Twee teksten worden dan behandeld. Exodus 4:21 En de HEERE zeide tot Mozes: Ik zal faraos hart verstokken. En Exodus 8:15 Toen nu farao zag, dat er verademing was, verzwaarde hij zijn hart. Als er Staat dat de Heere het hart van farao verstokte, mogen wij Gode niets ongerijmds toeschrijven. Wij moeten juist Zijn wijsheid en gerechtigheid bewonderen. Polyander schrijft dan: Want wat wil het zeggen, als wij lezen dat God het hart van farao verhardde? Dit wil immers niet alleen te kennen geven, dat God zulks toeliet, maar ook dat zijn Goddelijke toorn ontstoken is als straf over de zonden, die te voren moedwillig bedreven waren, ja zelfs, dat de duivel, waar hij inwendig krachtig werkt door zijn boze inblazingen en verleidingen, Gods dienaar is. En dit kan satan natuurlijk niet naders zijn dan wanneer God het hem beveelt, en dat wel om op die wijze Zijn rechtvaardig oordeel over iemand te brengen. Anderzijds geldt ook dat farao zijn hart verzwaarde en verhardde. Farao verzette zieh tegen de goede wil van God welke de mens tot bekering en zaligheid roept. Dat komt voort uit eigenwillige boosheid waardoor de zondaar moedwillig het hart sluit voor Gods genade. Polyander schrijft dan: Van s moeders lijf dragen wij een stenen hart in ons om, en niemand anders dan God alleen kan dat stenen hart te morzel slaan. Naar het getuigenis des Geestes, bij monde van de profeet Ezechiel, is het de Heere, die het stenen hart uit het vlees wegnemen kan om daarvoor een vlesen hart te geven. Dat wij geen acht geven op de roepstemmen Gods, vindt daarin zijn oorzaak, dat wij vrijwillig onze harten verharden; en het is niet gelegen in de aansporring van anderen of van iets, dan van buiten tot ons komt. Wij behoeven daarover niet uit te weiden; een ieder weet dat bij eigen ervaring. Daarom dan ook dat de Heilige Geest de ongelovigen zo ernstig bestraft, als Hij in Rom. 2 schrijft: Naar uw hardigheid en onbekeerlijk hart vergadert gij uzelven toorn als een schat, in de dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods. Dat het niemand anders is dan de mens, die zieh zelf de ongehoorzaamheid geleerd heeft, blijkt ons zo helder en klaar uit het voorbeeld van farao. Wij besluiten dan ook: dat God billijk en rechtvaardig handelt, wanneer Hij iemands hart verstokt, en dat de mens, die zijn hart verhardt, naar recht zal gestraft worden.

Ouders en kinderen

Er staat in Exodus 20:5 dat de Heere de misdaad der vaderen bezoekt aan de kinderen, aan het derde en aan het Vierde geslacht dergenen die Hem haten In Ezech. 18:20 staat dat de ziel die zondigt zal sterven. De zoon zal niet dragen de ongerechtigheid des vaders en de vader zal niet dragen de ongerechtigheid des zoons. Iemand die oppervlakkig deze teksten leest zou de indruk kunnen krijgen dat de Heere onschuldigen straft. Maar de Heere is juist recht in al Zijn weg en werk. De rechtvaardige Rechter kan geen onschuldigen straffen. De kinderen worden gestraft indien zij de misdaden van hun ouders navolgen Maar als kinderen niet de voetstappen drukken van hun goddeloze ouders, zal de Heere hen ook niet straffen. Hizkia werd niet gestraft om de goddeloosheid van zijn vader Achaz. Hizkia werd juist gezegend. De profeet Ezechiel gaat in tegen een uitdrukking die veel gebruikt werd door de Joden: de vaders hebben onrijpe druiven gegeten en de tanden der kinderen zijn stomp geworden. Daarmee wilde men te kennen geven dat hun vaders de misdaad bedreven hadden en dat zij, zonder dit verdiend te hebben daarvoor nu gestraft werden. Polyander schrijft over deze zaak het volgende: Wanneer de Heere Zijn straffende hand uitstrekt over de kinderen, dan is dat niet ter wille van de misdaden hunner ouders, maar enig en alleen omdat zij hen in die zondige weg gevolgd zijn, omdat zij in hun zondige voetstappen gewandeld hebben. Dezelfde ziel die zondigt, zal ook sterven, maar niet de vader voor zijn kind en evenmin het kind voor zijn vader. En al is het waar, dat de kinderen in zonde ontvangen en in ongerechtigheid geboren worden, zo doet God hen nochtans daarin geen ongelijk aan en mogen zij Hem nooit van onrechtvaardigheid beschuldigen. In 1 Joh. 3:15a staat dat vader en moeder geëerd moeten worden, in Lukas 14:26 wordt geschreven over het haten van vader en moeder. God gebiedt inderdaad dat kinderen hun ouders eren. Als er geschreven wordt over het haten van vader en moeder gaat her erom dat God boven alles liefde toekomt, de liefde tot vader en moeder mag nooit tekort doen aan de liefde tot God. God staat immers boven vader en moeder. Dan dient de liefde tot God te gaan boven de liefde tot vader en moeder. Polyander schrijft: Wij besluiten dus, dat deze uitspraak in Lukas 14:26 ganselijk niet in strijd is met de woorden uit Exodus 20:12 en 1 Joh. 3:15 en dat, hoe hard zij ook schijnen moge, zij in werkelijkheid niets anders wil te kennen geven, dan dat, indien de liefde voor onze ouders aan het volgen van Jezus in de weg staat, wij daartegen met alle macht moeten strijden, opat wij hen niet meerdere liefde bewijzen dan onze Zaligmaker Jezus Christus. Trouwens, Jezus Zelf heeft dit nadrukkelijk uitgesproken toen Hij zeide: Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig; en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig.(Matth. 10:37).

Verpletteren of niet?

We willen nog een voorbeeld geven. Er staat in Psalm 2:9 “Gij zult hen verpletteren met een ijzeren scepter; Gij zult hen in stukken slaan als een pottenbakkersvat.” In Jes. 42: 3 en Matth. 12:20 Staat: “Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken, en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen.” Waar een klein vonkje van de ware godsdienst gevonden wordt, wakkert de Heere het aan. Waar het bijna is uitgedoofd doet Hij het weer opflikkeren. De Heere bewijst zachtmoedigheid en goedertierenheid. Psalm 2 spreekt over verpletteren en in stukken slaan. Strijdt dat met de lankmoedigheid en goedertierenheid des Heeren? Polyander schrijft: “Neen, deze uitspraak van de dichter is volstrekt niet in strijd met hetgeen door de profeet en evangelist gezegd wordt. Zowel hetgeen in Psalm 2, als ook wat in Jes. 42 en Matth. 12 gezegd wordt, moet den Zone Gods in de volste zin des woords toegeschreven worden. De Vader toch heeft Hem naar de aarde gezonden om te lijden en te sterven voor de zonden der Zijnen en alzo voor hun een oorzaak van vreugde te worden. Immers, op grond van die kruis- en zoenverdiensten nodigt Hij armen en ellendigen, verbindt Hij gebrokenen van harte, roept Hij de gevangenen vrijheid uit en de gebondenen opening der gevangenis, geneest Hij de kranken en troost de treurenden, brengt hij een blijde boodschap den zachtmoedigen en roept de zondaar uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht.” Wat houdt het dan in als er van de Heere Staat dat Hij verplettert en in stukken slaat?Het wil zeggen dat wie Gods toorn opwekt door hardnekkigheid of ondankbaarheid die zal Gods rechtvaardige straf ondervinden. Polyander schrijft: “Hij zal — gelijk de dichter in Psalm 2 het uitdrukt — hen verpletteren met een ijzeren scepter en ze als een pottenbakkersvat in stukken slaan. Voor de Schapen Zijner weide daarentegen is Hij — gelijk wij zeiden — de goede Herder; hen bedwingt hij niet met een ijzeren scepter, maar voert hen met Zijn herdersstaf zachtkens aan zeer stille wateren en in grazige weiden; door die staf verkwikt en versterkt, ondersteunt en troost Hij hen, doordat hun droefheid in blijdschap veranderd wordt en zij het lied des geloofs op de lippen nemen: ’Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen; want Gij zijt met mij, Uw stok en Uw staf die vertroosten mij (Psalm 23:4).”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 september 2008

Bewaar het pand | 12 Pagina's

JOHANNES POLYANDER

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 september 2008

Bewaar het pand | 12 Pagina's