Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De praktijk der godzaligheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De praktijk der godzaligheid

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het avondmaalsformulier (3)

We hoorden de vorige keren iets over de totstandkoming van ons formulier voor de bediening van het Heilig Avondmaal Daarbij noemde ik de namen van Caspar Olevianus als samensteller en Petrus Dathenus als vertaler. Dit keer vraag ik aandacht voor de indeling van het formulier. Onze vaderen schreven namelijk niet zomaar een stuk proza, zonder dat ze diep hadden nagedacht over wat ze wilden schrijven. Nee, weloverwogen heeft Olevianus zijn uiteenzetting onder woorden gebracht; hij heeft ze gegoten in een heldere struetuur en er een doordachte opbouw aan meegegeven. De vorige keer zagen we dat het formulier uit diverse bronnen, waaronder heel oude, is samengesteld. Opmerkelijk dat het formulier desondanks een Sterke eenheid in woord en toon vormt.

indeling

De hoofdindeling is gelijk aan die van de andere formulieren. Ziet u het maar na. Telkens is er allereerst een onderwijzend gedeelte. Daarin wordt de gemeente onderwezen in de betekenis van het sacrament, van het ambt of van het huwelijk. Daarna volgt er het deel dat toewerkt naar de daadwerkelijke bediening van het sacrament of de bevestiging in het ambt of van het huwelijk. We noemen dat meestal: het rituele onderdeel.

Zo ook in het avondmaalsformulier. De opstellers hebben gewild dat de kerkgangers de bijbelse leer aangaande het sacrament van het Heilig Avondmaal zouden kennen. Het mocht in de christelijke gemeente niet onbekend zijn wat de Heere met de inzetting van dit sacrament heeft bedoeld. En door telkens, vóór elke avondmaalsbediening, dezelfde woorden te horen, zouden deze als het ware in het geheugen van jongeren en ouderen worden ingeslepen. Onuitwisbaar ingegrift in de wanden van hun hart. Opdat ze het niet zouden vergeten. In het tweede deel van het formulier worden de diverse handelingen van de sacramentsbediening vastgelegd en omschreven.

Ik ga nu nader in op dat leerstellige onderdeel. Wie het formulier kent, weet dat hier geen sprake is van een dorre opsomming van leerstellingen. In een dik boek over het Avondmaal lees ik: “Het eerste gedeelte van het formulier is sterk onderwijzend van aard. Maar dat onderwijs is niet formeel. Het Staat in de toon van de opwekking. De ernst en tegelijk de troost van Gods belofte wordt nabij gebracht” (prof. W. van ’t Spijker). En zo is het ook. Ook in de uiteenzetting van de leer zijn de woorden op het hart gericht. Ik moet hier denken aan een woord van dr. H.F. Kohlbrugge, door hem gebezigd in het verband van de Heilige Doop: “Wat wij leer noemen, is belofte uit Gods mond.” Met name in de eeuw van de Reformatie is heel wat afgestreden rond de leer van het Avondmaal. Strijdschriften en godsdienstgesprekken zijn er aan gewijd. Het was dikwijls, zo valt te vrezen: scherpe en hete woorden maar koude harten. Wel, in die valkuil is ons formulier niet gestapt. Hier wordt geput uit de rijke bron van de Schriften om de gemeente Gods op warme en betrokken wijze te onderwijzen in de leer die naar de godzaligheid is. Want daartoe gaf de Heere aan Zijn kerk immers dit sacrament: om het te beoefenen met het oog op het gedenken van Christus’ lijden en sterven, en zo daaruit het geestelijke profijt te mogen ontvangen. Om godzalig te leven en getroost te sterven.

drie stukken

Als Olevianus gaat onderwijzen wat de bijbelse inhoud van het Avondmaal is, zet hij in met de instellingswoorden van Paulus uit 1 Korinthe 11. De inzetting van het heilig sacrament heeft de apostei van de Heere Zelf ontvangen, zo schrijft hij. Hij op zijn beurt heeft deze aan de gemeente overgedragen. Om het te doen tot Zijn gedachtenis! Maar voor een gezegend avondmaalsgebruik is de zelfbeproeving onmisbaar. Daarom: “de mens beproeve zichzelf en ete alzo van het brood en drinke van de drinkbeker...” Zo niet, dan is er sprake van “onwaardiglijk” eten en drinken. Aldus de apostel.

Het is op dit spoor dat het formulier zijn onderwijs vervolgt. Twee dingen komen nu aan de orde. Om getroost het Avondmaal des Heeren te mogen houden, mag noch het één noch het ander vergeten worden. Ten eerste: de waarachtige zelfbeproeving voorafgaand aan de viering. Ten andere: het bedenken van het doel waartoe de Heere Christus het Avondmaal heeft verordineerd en ingesteld, namelijk tot Zijn gedachtenis. Een dubbele aansporing dus: de blik moet naar binnen en de blik moet naar buiten, zo u wilt: naar Boven. Zonder deze twee zal er van een troostvolle en godsvruchtige avondmaalsviering geen sprake kunnen zijn.

Als Olevianus nu verder gaat met een nadere uiteenzetting van die waarachtige zelfbeproeving, is het opmerkelijk dat hij dat doet aan de hand van een bekende drieslag. Het is dezelfde als die in de Catechismus van Heidelberg is verwerkt: eilende, verlossing en dankbaarheid. Het zijn de drie dementen die we moeten kennen in ons leven, zal het goed zijn nu en straks. Trouwens, diezelfde Catechismus brengt de drie stukken zelf ook al ter sprake als gevraagd wordt: “Voor wie is het Avondmaal des Heeren ingesteld?’ [vraag en antwoord 81].Zelfonderzoek nodig! Naar de aanwezigheid van de kennis van eilende (“een iegelijk bedenke zijn zonden en vervloeking…’), van de kennis van de verlossing (“... of gij ook deze gewisse belofte van God gelooft...”) en van de kennis van de dankbaarheid (“... een ernstig voornemen heeft om van nu voortaan in waarachtige liefde en enigheid met zijn naaste te leven”). Het formulier verbindt hieraan zowel een belofte als een vermaning.Die vermaning geldt in ieder geval al degenen die zieh met allerlei concrete “ergerlijke zonden” laten besmetten. En dan volgt een lange zondencatalogus, ongeveer naar de orde van de tien geboden. Wie welbewust aan deze zonden vasthoudt, zullen zieh van de tafel des Heeren “onthouden, opdat hun gericht en verdoemenis niet des te zwaarder zouden worden.”

Maar er is ook de belofte. Want het onderwijzende gedeelte eindigt met een uitvoerig en hartelijk troostwoord aan de bezwaarde en verslagen harten. De zojuist gebezigde scherpe woorden gelden hun niet. Het is immers niet de bedoeling van de Heere de deur van het sacrament zo op een kiertje te zetten, “alsof niemand tot het Avondmaal des Heeren zou mogen gaan, dan alleen wie zonder zonde zou zijn...” Integendeel, juist wie zijn of haar leven buiten zichzelf in Christus Jezus zoekt, erkent daarmee dat hij of zij midden in de dood ligt. Gods kinderen vallen de Heere niet tegen. Hij kent hen toch al. Zonde en zwakheid zijn geen hindernis “dat God ons niet in genade zou aannemen...” en ons zo tot waardige medegenoten van Zijn tafel te doen zijn. Naar twee zijden is ons formulier in dit op zelfbeproeving aandringende gedeelte uiterst pastoraal van inslag. Scherp naar degenen die willens en wetens hun onbekeerlijkheid en ongeloof aan de hand houden. Zij hebben zieh te onthouden... Anderzijds opbeurend en bemoedigend voor degenen die zoveel te kampen hebben met de zwakheid van hun geloof en met de boze lusten van het vlees. Juist het Avondmaal is bedoeld om te overtuigen van de hartelijke liefde van de Heere in Zijn Zoon.

onderwijs aangaande Christus

Maar het onderwijzend deel van het formulier heeft nog een ander onderdeel. De zelfbeproeving is niet het enige. Gods Kerk moet vooral geoefend worden in de gedachtenis van Christus. Welnu, daarover heeft Olevianus diepe en zeer geestelijke dingen geschreven. Het is naar mijn gevoelen het mooiste en ontroerendste deel van ons formulier. Het is een bewogen uiteenzetting van het bittere lijden en sterven van de Zaligmaker. Geschreven in scherp contrasterende woorden. Hij gebonden - ik ontbonden. Hij de smaadheden - ik nimmermeer te schande. Hij ter dood veroordeeld - ik vrijgesproken. Hij de angsten der hei - ik tot God genomen, etc. Dit alles wordt betekend en verzegeld in de tekenen van het sacrament. Waartoe? Opdat gij daardoor “als door een gewisse gedachtenis en zeker pand vermaand en verzekerd zou worden van deze Zijn hartelijke liefde en trouw jegens u...” Geloof gevraagd. Geloof beloofd. Geloof geschonken. Geloof beoefend.

Een en ander loopt tenslotte uit op een Sterke verkondiging van de gemeenschap der heiligen. Indien ergens, dan zal het toch aan de Tafel des Heeren beoefend moeten worden: “dat wij ook door die Geest onder elkander als lidmaten van één lichaam in waarachtige broederlijke Heide verbonden zijn.” De vele graankorrels worden tot één brood en de vele druivenbessen worden tot één wijn en drank. Zo ook de lidmaten van het Lichaam van Christus.

Na dit tweevoudige onderwijs - aangaande beproeving van zichzelf en geheimenis van het sacrament - vindt de verootmoediging voor Gods aangezicht in dankzegging en smeking plaats, de aanroeping van Gods Naam “om Zijn genade.” Voordat nu het rituele gedeelte van het formulier aan de orde komt, is er naar oud-christelijk gebruik eerst nog de vermaning tot sursum corda: de harten omhoogl Niet blijven hangen aan het uiterlijke brood en de uiterlijke wijn, maar de harten gericht naar de hemel, waar Jezus Christus is, onze Voorspraak. Deze verhoogde Koning wil aan Zijn tafel de Gastheer zijn om de Zijnen Zijn hemelse spijze en drank waardig en deelachtig te maken.

Tot slot een woord van een oude schrijver: “In de maaltijd, Heere, waar U mede aanzat in het huis van de Farizeeer, toonde U een grote lief de, toen U die arme zondares vergaf, die Uw heilige voeten met haar tranen nat maakte en deze met haar haren afdroogde. Maar in de Maaltijd die U in Uw Kerk houdt, is er reden om grote liefde te bewijzen en het er nog aangenamer te maken Want daar zijn meer zonden te vergeven en daar zijn minder tranen. Uit mijn ogen vloeien geen tranen genoeg om Uw voeten te wassen, maar U, Heere, hebt bloed genoeg om al de zonden van de wereld af te wassen en Uw liefde is het, die veel zonden bedekt.” (Ch. Drélincourt).

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 2008

Bewaar het pand | 12 Pagina's

De praktijk der godzaligheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 2008

Bewaar het pand | 12 Pagina's