Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het avondmaalsformulier [11]

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het avondmaalsformulier [11]

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

We zijn bezig te luisteren naar het gedeelte van het Avondmaalsformulier dat ons wijst op de noodzaak van de zelfbeproeving. “Dat wij ons tevoren recht beproeven”, zegt het formulier. Die beproeving of toetsing van onszelf is nodig, “opdat wij tot onze troost des Heeren Avondmaal mogen houden.” In dat verband wordt het dus gezegd. Met het oog op de troost die de Heere in het zitten aan Zijn tafel geven wil. In het vorige artikel ging het erover.

De zelfbeproeving bestaat uit drie dingen, samenvallend met de kennis van ellende, verlossing en dankbaarheid. Allereerst het bedenken van de zonden: “een iegelijk bedenke zijn zonden en vervloeking.” Dat is een moeilijk werk. Want daarvoor is eerlijkheid en oprechtheid nodig. Daar is vooral ook het licht van de Heilige Geest voor nodig, het licht van de ontdekking door Zijn werk. Want anders zie ik mijn zonden en vervloeking niet. Die wil ik, met David in Psalm 32, liever bedekken. Maar de Bijbel, en in haar spoor het formulier, spoort ons ertoe aan.

mishagen

Wat zal de vrucht van dat bedenken zijn? Waar is het op gericht? Dat laten onze vaderen niet in het ongewisse: “… opdat hij zichzelf mishage en zich voor God verootmoedige.” Het zijn twee woorden die bij elkaar horen: zelfmishagen en verootmoediging. In het doopsformulier treffen we eenzelfde dubbele uitdrukking tegen. Dat is als erop gewezen wordt dat de besprenging met het water een ontdekkende functie heeft. Dat water wijst ons namelijk aan de onreinheid van onze zielen, met andere woorden: de noodzaak van de reiniging. Immers, gewassen moet worden degene die vuil en vies is. En dan vervolgt dat formulier: “opdat wij vermaand worden een mishagen aan onszelf te hebben en ons voor God te verootmoedigen”, namelijk om onze reinigmaking en zaligheid buiten onszelf te zoeken…

Het rechte zicht op wie wij zijn voor God brengt groot profijt. Onmisbaar is ze! “De kennis der ellende is noodzakelijk opdat wij Gode voor die verlossing zouden dankbaar zijn. Wij zouden toch grotelijks ondankbaar zijn, indien wij de grootte van het kwaad waaruit wij verlost waren, niet kenden. Dan zouden wij de grootte van de weldaad ook nooit recht waarderen en zo de verlossing niet verkrijgen, daar deze alleen uit genade ons ten deel valt.” [Ursinus].

In de Bijbel lezen we van veel zondeontdekkingen, die toch niet tot zelfmishagen en verootmoediging leidden. Misschien nog wel in een bepaalde mate tot dat eerste. Maar de wondere combinatie van die twee werd gemist. Kaïn leek een ontroerende belijdenis te hebben: “Mijn zonde is te groot dan dat ze vergeven worde…” Je zou zeggen: hij schrijft zichzelf helemaal af. Hij mishaagt zich voor God. Maar het vervolg geeft aan dat het een belijdenis zonder verootmoediging is. Bij Ezau is het niet heel anders. Van hem wordt getuigd dat hij geen plaats van berouw vond, hoewel hij die met tranen zocht [Hebr. 12: 17], De ware verootmoediging ontbrak. Het meest aangrijpende voorbeeld is Judas. Die met zijn bittere klacht wel naar de overpriesters ging maar ermee niet de Zaligmaker opzocht: “Ik heb verraden onschuldig bloed…”

Wat is het kenmerk van de waarachtige verootmoeding? Dat ze bij de Heere brengt. Dat ze niet buiten Hem kan blijven. Ze ontstaat door het besef dat ik tegen de heilige God gezondigd heb. Dat mijn zonde en ellende opstand is tegen Zijn goddelijke majesteit, ja tegen Hem Zelf die een goeddoend God is. Het is het besef dat we zo dikwijls in de Psalmen tegenkomen, vooral in de zogenaamde boetepsalmen. De dichter beseft en belijdt zijn zonde en schuld tegenover de Heere. Hij zou vanwege Diens geduchte majesteit van Hem moeten wegvluchten. Maar wat doet hij? Hij roept juist de Naam des Heeren aan. “Zie mij, Heere, Wien elk moet duchten, tot U vluchten…”

Zo is het ook in de 130e Psalm. De dichter verkeert in de diepte. Hij realiseert zich dat hij voor de grote God niet kan bestaan. Als Deze zijn ongerechtigheid gadeslaat, dan kan hij voor Hem niet bestaan. Maar desondanks — of juist: daarom? — roept hij uit de diepte tot diezelfde Heere. Ja, Hij verwacht de Heere zelfs en hij hoopt op Zijn Woord.

Het meest passende voorbeeld is dat van David in Psalm 51. Het voorbeeld van wat zelfmishagen en verootmoediging voor de Heere zijn. De dichter weet dat slechts genade hem redden kan. Hij pleit op Gods goedertierenheid en bidt: “Delg mijn overtreding uit, naarde grootheid van Uw barmhartigheden.” David bevindt zich in het dal van de verootmoediging, als hij erkent: “Want ik ken mijn overtredingen en mijn zonde is steeds voor mij. Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd en gedaan dat kwaad is in Uw ogen. Opdat Gij rechtvaardig zijt in Uw spreken en rein zijt in Uw richten.” Vooral dat laatste laat een bijbels kenmerk van het zelfmishagen zien, dat God behaagt. David voert een pleidooi op grond van Gods deugden. Ja, de verheerlijking van die deugden is boven alles Zijn doel. In zijn klacht tot God is hij gericht op God. Wel, zo’n verootmoediging behaagt de Heere! Deze ootmoed baant dan ook de weg tot de troost aan de tafel des Heeren.

lieve Zoon

Toch is met het bovenstaande over dit eerste deel van de zelfbeproeving het eigenlijke nog niet gezegd. Olevianus brengt in zijn formulier nog een extra verdieping aan. Hij voegt nog een zinsnede toe aan wat hij tot dusver zei over de kennis van zonde en ellende. Het is zoiets als een extra argument om tot zelfbeproeving aan te dringen, een aansporing om hier toch niet aan voorbij te gaan. Deze woorden: “… aangezien de toorn van God tegen de zonde zo groot is, dat Hij die — eer dat Hij die ongestraft liet blijven — aan Zijn lieve Zoon Jezus Christus met de bittere en smadelijke dood des kruises gestraft heeft.”

We weten dat de Heere Zijn heilige Wet op Horeb heeft gegeven. Daar toonde zich de bliksem en daar rommelde de donder. Het geluid van de heiligheid en heerlijkheid van de Heere was daar overweldigend. Het volk beefde dan ook onder het machtige gerucht van de eeuwige en grote God. Het deinsde terug, want het begreep: voor deze God kunnen wij niet bestaan! Hij is een verterend vuur onder Wie wij, zondige mensen, wegsmelten. Aan de voet van de Sinai besefte het volk het: “Vervloekt is een ieder die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet om dat te doen!”

Maar nu is er nog een andere berg, waar de Heere de zondekennis wil leren. Dat is de heuvel Golgotha. Ja, meer nog dan bij de Sinai is dit de plaats waar zonde echt zonde en schuld echt schuld wordt. De plaats waar de ware, evangelische verootmoediging wordt geleerd. Aan de voet van het kruis.

Nee, denk nu niet dat de opsteller van dit formulier ontkent dat de kennis der zonde door de Wet is. Daarover is immers het getuigenis van de Heilige Schrift te duidelijk. Paulus spreekt erover in zijn Romeinenbrief en op andere plaatsen. Trouwens, heel de Bijbel laat het ons zien dat de Heilige Geest met name het instrument van de Wet des Heeren in de hand neemt om ons onze nood en ellendigheid recht en grondig te leren kennen. Let maar op de prediking van de profeten in het Oude Testament en op die van Johannes de Doper en van de Heere Jezus Zelf niet minder. Laten we niet meedoen met een soort modieuze theologie die meent dat de Heere zalig maakt buiten de scherpe prediking van Zijn Wet om. Wat de één van voren leert, leert de ander van achteren, zo wordt wel eens klakkeloos gezegd. We moeten met zulke stellingen maar niet te snel meedoen. De Heere maakt in het hart van de mens plaats voor het zaligmakerswerk van Zijn Zoon. Want van nature is daar geen plaats voor. Ik citeer een enkel woord van Calvijn: “De Wet is gegeven om de overtredingen. Namelijk opdat ze de mensen zou overtuigen van hun verdoemenis en daardoor zou verootmoedigen. Dit is de ware en enige voorbereiding om Christus te zoeken” [Inst. II, VII, 2].

Ja, dit is allemaal waar. En het blijft helemaal staan. We mogen er niets aan afdoen. Maar wie zijn zonden en vervloeking bedenken gaat met het oog op het kruis van Christus, die gaat temeer de bitterheid van de zonde zien en erkennen. En die beseft temeer de toorn van God tegen de zonde. Tegen mijn zonde. Die toorn is zo groot, dat de heilige God, de Vader van de Heere Jezus Christus, eerder Zijn lieve en enige Zoon strafte — ja, en dat met de bittere en smadelijke dood van het kruis! — dan dat Hij aan bestraffing van de zonde zou voorbij zien.

God is God! Hij doet van Zijn deugden geen afstand. Hij is een groot en heerlijk God. Zijn heiligheid is verblindend.

“Door het kruis van Christus krijgt de zonde een ongewoon verschrikkelijk karakter en wordt de zelfkennis verdiept. En wel op een zeer bijzondere wijze. De zonde heeft bloed gekost. God liet ze niet ongestraft. Als Hij de zonde ongestraft zou laten, kon Hij geen God meer zijn en zou de deugd van Zijn rechtvaardigheid geschonden zijn. Hij heeft ze gestraft met de bittere en smadelijke dood aan Zijn eigen lieve Zoon. Dat is het ontzaglijke.” [ds. D. Rietdijk].

Zo snijdt de kennis van de zonde, die geleerd wordt met het oog op de gekruisigde Heere Christus, dieper in mijn vlees in dan wat de Wet mij leert aangaande de overtreding van het gebod. En ze doet mij temeer hunkeren naar de troost die de Heere bereidt voor allen die deze Man van smarten leerden kennen als hun beminnelijke Vorst en Heere.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 maart 2009

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Het avondmaalsformulier [11]

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 maart 2009

Bewaar het pand | 12 Pagina's