Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bijbelstudie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijbelstudie

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

ASA-4

2 Kronieken 15:9-15

De boodschap, die de profeet Azaria in opdracht van de Heere aan Asa heeft gebracht is niet zonder effect gebleven. Wat Asa toch al eerder in het hart had wordt nu krachtig door hem aangevat: hij is gaan reformeren. Met de zonde van afgoderij en kalverendienst wordt gebroken en de dienst des Heeren wordt hersteld.

Maar dit werk kan de koning niet in zijn eentje af. Wil er echt een hervorming plaats vinden dan heeft hij de volledige medewerking van zijn volk nodig. Ook in de harten van het volk zal er dan een verandering moeten plaats vinden. Ook zij zullen moeten gaan inzien dat alleen de Heere recht heeft op gehoorzaamheid en toewijding. In dat besef neemt Asa nog een maatregel. Hij roept het volk bijeen te Jeruzalem om in een volksvergadering op een plechtige wijze voor Gods aangezicht het verbond dat tussen God en Israël bestaat, te vernieuwen. Wat al eerder was gebeurd, moet opnieuw gebeuren: het volk zal ertoe moeten komen om het verbond dat de Heere met Israël heeft opgericht, in te willigen, opnieuw in te willigen.

Volksvergadering

Al eerder in de geschiedenis was dat gebeurd. Kort na de afkondiging van Gods wet bijvoorbeeld. We lezen ervan in Exodus 24. En nadat het volk het land Kanaan was binnengetrokken en er een begin gemaakt was met de verovering van het beloofde land was er weer zo'n plechtige samenkomst, zoals we lezen in Joz. 8:30-35. Maar dat verbond was intussen ook al zo vaak geschonden. Israël heeft zich keer op keer doen kennen als een volk van verbondsbrekers. En zelfs als het verbond door hen niet helemaal gebroken was, was het dienen van de Heere menigmaal erg halfslachtig geweest. Was dat ook niet zo onder de voorgangers van Asa, Abia en Rehabeam? Zal het zo blijven?

Nee, zo zal het niet blijven. Dat is Asa's vaste voornemen. De oproep via Azaria heeft dat voornemen nog eens des te vaster gemaakt. En vooral nu de Heere aan Zijn volk die geweldige overwinning op de Moren gegeven heeft is de tijd er rijp voor. Nu moet dat verbond plechtig vernieuwd worden. Daarom wordt een grote volksvergadering gehouden.

Asa laat bekend maken dat hij zijn volk wil ontmoeten. En ze komen. Uit Juda. Uit Benjamin. Ja, ze komen in grote getale. Er is geen verzet tegen de koninklijke proclamatie. Zelfs van buiten het eigenlijke rijk van Juda komen ze. Uit Efraïm en uit Manasse en uit Simeon, stammen die tot het noordelijke rijk behoren. Waarom komen zij ook en waarom doen zij ook mee?

Al eerder in de geschiedenis is het voorgekomen dat mensen uit het noordelijke rijk zich bij Juda hebben aangesloten. In de dagen van Rehabeam bijvoorbeeld; vergelijk 2 Kron. 11:15. Dat waren toen mensen die het met de nieuwe door Jerobeam ingevoerde godsdienst niet eens waren. Nu gaat het om een vergelijkbare reden. De mensen waar het nu over gaat hebben gezien dat de Heere met Juda is. Vandaar dat ze zich bij Juda willen voegen. Waar God is willen zij ook zijn. De vraag ‘Wie heeft lust de Heere te vrezen?’ wordt door hen bevestigend beantwoord. Zij hebben lust om God te vrezen. Vandaar dat ook zij in Jeruzalem te vinden zijn.

Merkwaardig is wel dat zij ‘gerim’ genoemd worden. Normaal is dat de aanduiding van nietlsraëlieten die wel in Israël wonen. Mensen uit andere volken, die zich bij Israël aansloten, maar die dan als ‘vreemdeling’ in het midden van Israël verkeerden. Voor hen gold dan de plicht om de wet des Heeren te onderhouden, maar zij kregen tevens ook de bescherming die deze wet bood. Vergelijk Lev. 17:12 en Deut. 10:19. Waarom deze mensen, die toch volbloed Israëlieten zijn, toch ‘vreemdelingen’ genoemd worden is niet duidelijk. Is er mogelijk toch een bepaalde afstand tussen hen en de Judeërs blijven bestaan? Niettemin, met de verbondsvernieuwing doen ze van harte met de anderen mee.

De samenkomst vindt plaats in de derde maand. Dat is de maand waarin het Wekenfeest (dat is het Pinksterfeest, vijftig dagen na het Pascha) wordt gevierd. Heeft Asa dit met opzet zo geregeld, om deze volksvergaderinmg dan ook nog een extra godsdienstig accent te geven? Tenslotte vond de verbondssluiting bij de Horeb ook plaats rondom de vijftigste dag na het Pascha, de uittocht uit Egypte.

In Jeruzalem komen ze samen. Daar, waar de Heere woont. Het gaat om een samenkomst voor Gods aangezicht. En daarvoor is Jeruzalem de meest geschikte plaats.

Offers worden er gebracht en dat in grote aantallen. Offers, met daaraan verbonden grote offermaaltijden. Een deel van die offers bestaat uit wat ze in de strijd met de Moren hebben buit gemaakt. Terecht dat het zo gebeurt. Die buit is immers een geschenk van de Heere. Maar dan mag Hij van wat Hij eerst gegeven heeft ook wel terug ontvangen. Ook in dat opzicht geeft de geschiedenis van Israël onderwijs. Zo ging het immers ook na de overwinning op de Midianieten, waarvan we lezen in Num. 31?

Verbondsvernieuwing

Het hoogtepunt van de plechtigheid is ongetwijfeld wat we lezen in vs. 12: het aangaan van het verbond en de afspraken die daarbij gemaakt worden. ‘Ze traden in een verbond’, zo lezen we. Het hier gebruikte woord wijst op het sluiten van een overeenkomst en het afleggen van geloften. We zullen het ons wel zo moeten voorstellen dat de koning samen met de priesters een verklaring heeft opgesteld en dat die aan het verzamelde volk is voorgelezen. In die verklaring wordt dan op plechtige wijze beloofd, dat men de Heere zal zoeken en dat ze dit doen zullen met hun ganse hart. Daar zal het volk dan instemmend op hebben gereageerd, zodat ze allemaal beschouwd konden worden als mensen die bij hun volle bewustzijn, geheel vrijwillig, de gelofte hebben afgelegd, om van nu af en voortaan alleen de Heere te dienen.

Het moet ook iedereen van hen duidelijk voor ogen gestaan hebben aan welke God ze gehoorzaamheid beloofden. Immers, het ging om de ‘God hunner vaderen’. De God Die door het voorgeslacht was gediend en met Wie hun vaderen in verbondsbetrekkking stonden is de God die zij als kinderen van die vaderen ook zullen zoeken. Dat het ook niet te doen was om het zoeken van deze God en ondertussen nog iets anders achter de hand houden en heimelijk andere goden dienen, was ook duidelijk. In de plechtige verklaring stond immers, dat ze de Heere zouden zoeken met hun ganse hart.

Dat het allemaal volop ernst was is eveneens beseft. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de toevoeging dat degene die de Heere niet zou zoeken en zich niet aan de gemaakte afspraken zou houden, gedood zou worden. Zonder aanzien des persoons zou men zich hieraan houden. Een wel heel krasse uitspraak! Maar ook hiermee bleef men geheel in de lijn van Gods eigen wet. Zie maar in Deut. 17:2-7. Zo ernstig neemt de Heere het immers. Dan mag Zijn volk niet met minder toe.

Bijna ten overvloede wordt alles dan ook nog eens met een plechtige eed bezegeld. God wordt tot Getuige geroepen, dat men zijn woord gestand zal doen. Op luide toon wordt een en ander beleden en beloofd. En met trompet- en bazuingeklank wordt alles nog eens onderstreept ook. Inderdaad, het moet wel heel indrukwekkend geweest zijn. Zij die dit alles meemaakten moeten het ervaren hebben als iets dat bij wijze van spreken door merg en been heenging.

Komen we nu met tegenwerpingen? Vinden we eigenlijk dat Asa een beetje te ver gegaan is? Had hij dit wel van het volk mogen vragen? Had hij niet moeten volstaan met er bij het volk met ernst op aan te dringen om de Heere te zoeken en had hij verder niet zo nadrukkelijk een beroep op hun wil moeten doen? Kan een mens zulke dingen wel beloven? Hij heeft het toch niet in eigen hand dit alles te doen? Hij is immers onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad? Is wat hier gebeurd is niet een beetje remonstrants? Laten we in onze tijd in ieder geval zoiets maar niet herhalen.

Remonstrantisme wijzen we af. Maar wat moeten we dan met die teksten in de Bijbel die toch wel een beetje remonstrants klinken? Zulke teksten zijn er immers, althans volgens sommigen. In het door hem geschreven dagboek ‘Leer ons onze dagen tellen’ schrijft ds. E. van Meer van een man, die een vriend der Waarheid wil zijn, die op huisbezoek tegen hem zei, dat hij zijn zoon een bijbel had gegeven, maar dat hij eerst met inkt de remonstrantse teksten had doorgestreept. Zijn er dan echt zulke teksten? Misschien heeft die vader in zijn ijver voor de oude waarheid de geschiedenis uit 2 Kron. 15 daar ook wel onder gerangschikt.

Maar wat had Asa dan moeten doen? Had hij tegen Azaria moeten zeggen: ‘Man, dat kunnen we helemaal niet; dat zal een mens gegeven moeten worden’ om dan verder niets te doen en de zonde laten voortbestaan? Is de weg die Asa samen met zijn volk gaat niet de enige weg?

Vreugde

Wat lezen we trouwens in vs. 15? Dat ze de Heere gezocht hebben en dat Hij van hen gevonden is. Hij heeft Zich laten vinden. Hij heeft naar Zijn belofte de vlijt van die Hem zochten vergolden. En dat heeft onder het volk blijdschap gegeven. Grote blijdschap. Ja, dat is altijd de vrucht van het zoeken van de Heere, als dat tenminste gebeurt met het hele hart. Halfslachtigheid en een hinken op twee gedachten kan nooit vreugde in de ziel brengen. Daar komt de Heere namelijk nooit in mee. Maar als het hart er in is geeft de Heere rust. En blijdschap. Dan is blijdschap echt een van de vruchten van de Geest. Dan maakt niemand ons ook meer wijs dat het leven met de Heere een bron van somberheid en vreugdeloosheid is. Waar komt het toch vandaan dat mensen zo zijn gaan denken? Hoe anders is dit dan wat we lezen van de discipelen die met blijdschap van de Olijfberg naar Jeruzalem gaan, terwijl ze zojuist hun Meester nota bene naar de hemel hebben zien heenvaren… (Luk. 24:53). Toch vreugde in hun ziel. En wat denkt u van wat we lezen in Hand. 13:52: En de discipelen werden vervuld met blijdschap en met de Heilige Geest?

Ja maar, kan een mens dan besluiten om de Heere te gaan dienen? Luister nog eens naar wat Azaria tegen Asa zei. ‘De Heere is met ulieden, terwijl gij met Hem zijt; en zo gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden’. Is dat woord waar? Hoe zou het niet waar kunnen zijn? Het komt immers uit Gods eigen mond! Welnu, dit woord van de Heere gaf Asa grond onder de voeten. Zoals Gods beloften altijd bedoeld zijn om een arme smekeling grond onder de voeten te geven. Op die grond mag hij staan. Op die beloften mag hij de Heere wijzen. En zo maakt God Zijn Woord waar en vervult Hij Zijn beloften.

Trouwens, heeft een mens keus? Azaria zei ook nog: ‘Maar zo gij Hem verlaat, Hij zal u verlaten’. Lees die woorden nog eens en geef dan maar antwoord: Heeft een mens dan keus? Dan blijft er niets anders over dan: Heere, op Uw Woord zal ik het doen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juni 2009

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Bijbelstudie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juni 2009

Bewaar het pand | 12 Pagina's