Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De plagen over Egypte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De plagen over Egypte.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

We proberen een aantal vragen rondom de tien plagen, die God over Egypte bracht, te beantwoorden. De vorige keer stonden we stil bij de eerste drie. In totaal tien plagen zouden de farao en zijn volk teisteren. Maar van inkeer en berouw zou geen sprake zijn bij de farao. Door God zo te tarten zou een elfde plaag over hem uitgestort worden. Een eeuwige. Want de Heere laat niet met Zich spotten.

Was er enerzijds sprake van een verdoemende kracht in God, ondertussen werkt Hij zo ook aan de verlossing van het volk Israel. Al Zijn vijanden zullen het onderspit delven, maar Zijn volk zal verlost worden. Door de plaag die op de Heere Jezus is geweest. Want “om de overtreding van Mijn volk is de plage op Hem geweest”, Jesaja 53:8.

Voor de Heere een vierde, vreselijke plaag onder het volk zendt, komt Hij eerst met Zijn waarschuwingen. Zijn waarschuwingen laten temidden van die ontzettende oordelen nog Zijn goedheid zien. Een kerkmens gaat nooit ongewaarschuwd verloren.

De komst van ongedierte wordt aangekondigd; huiveringwekkend. Bij de aankondiging van deze straf moet ons opvallen dat de Heere het land Gosen, waar de Israelieten wonen, zal vrijhouden van het ongedierte. Dat maakt het wonder des te groter. Gods oog ziet in toorn op de farao, maar Israel deelt in Zijn gunst. We komen daar nog op terug.

Er kwam een zware vermenging van ongedierte over het land. Niets is zo smerig als ongedierte. Ratten, muizen, slangen, vreselijke insecten, schorpioenen, noem maar op. Om een nachtmerrie van te krijgen! Een zware straf op onwil en ongeloof. Blijkbaar is de zonde van verzet tegen de Heere een bijzonder zware zonde. Vergeet dat niet. Gods straffen zijn altijd rechtvaardig en deze plaag moest mij banger voor de zonde dan voor een bijtende schorpioen maken. Als deze plaag “slechts” uit steekvliegen of iets dergelijks heeft bestaan, zoals ook wel gezegd wordt, is het erg genoeg geweest.

Het wonder is dat er geen enkele zoemende mug of watersnelle rat de grens naar Gosen oversteekt. Ook Mozes en Aaron worden er niet door gekweld als zij bij de farao worden geroepen. De Heere maakt het waar:“Tot u zal het niet genaken. Alleenlijk zult gij het met uw ogen aanschouwen; en gij zult de vergelding der goddelozen zien”, Psalm 91:7 en 8. Wat is de Heere wonderlijk, machtig, rechtvaardig en genadig. Al wil deze bewaring ook weer niet zeggen dat Gods kind geen kwaad zal overkomen. Maar wel is het waar dat, al bewaart de Heere Zijn volk niet voor alle kwaad, Hij hen wel bewaart in alle kwaad.

Nu gaat de farao het benauwd krijgen. Mozes moet voor hem vurig tot God bidden. Het lijkt een goed en veelbelovend teken, maar dat is het niet. Waarom bidt hij immers niet zelf? Waarom ligt hij niet al lang op zijn knieën voor de Heere? Ook komt hij met zekere beloften. Hij lijkt wat toe te geven. Hij zal op den duur moeten. God zal het winnen, zoals Hij het winnen zal van elke vijand, hoe machtig ook. Wat heeft Paulus gedaan, toen de Heere deze aartsvijand te sterk werd? Hij heeft in het verborgen Gods aangezicht gezocht (een wonder!) en nog gevonden ook (een nog groter wonder). Zie, hij bidt. En waar zou Paulus om gebeden hebben, denkt u? Om van de plaag van de blindheid afgeholpen te worden? Of om genade voor zijn verloren leven? Het laatste! En de farao wil van dat ongedierte af. Verdwijnt het ongedierte weer, wat een wonder toch, dan blijkt de koning innerlijk dezelfde gebleven te zijn: hij verzwaart zijn hart, lezen we. Als een oordeel heeft God zijn hart daarom verstokt en overgegeven. En dat is vreselijk, als God een mens overgeeft, zoals Hij ook bij Saul gedaan heeft. Maar ook dat is een rechtvaardige straf.

Wat moet er gebeuren eer een mens zich overgeeft aan de Heere? Moeten er de vreselijkste dingen gebeuren? Dat kan nodig zijn, maar dan wordt wel Gods geduld en verdraagzaamheid en goedertierenheid gezien en beleden en brengen die heerlijke deugden van God mij op de plaats van berouw en wederkeer tot God. Het hart van een mens is zo hard, dat slechts Gods liefde die verbreken kan. Dan wordt een mens getrokken met liefdekoorden. En Gods liefde is verkiezende liefde, een liefde die roemt tegen een welverdiend oordeel.

De farao gaat door. De vijfde plaag is die van pest onder het vee. En terwijl er niets zo besmettelijk is dan de pest, sterft er geen koe of kalf in Gosen. Ik weet niet, wat dat gedaan heeft met de Israelieten. Zullen zij ingezien hebben dat er sprake was van een groot wonder? Heeft men ingezien dat God een onderscheid maakte waar het niet was? Wat straks bij de tiende plaag duidelijk zal blijken, wordt ook hier al helder. God handelt met Egypte oordelend en straffend. En met Gosen handelt Hij in genade en liefde. Voor Gods straffen is een redelijke verklaring. Ieder mens die verloren gaat zal Gods rechtvaardigheid moeten billijken.

Maar waarom spaart God Israel? Daarvoor neemt de Heere redenen uit Zichzelf. Het is enkel genade. Hij heeft de verlossing ook beloofd! En Hij zal altijd Zijn woord vervullen. Opdat er verwondering moge geboren worden in het hart van een zondaar. Want van nature is Israel niet beter dan Egypte, Jakob niet beter dan Ezau, David niet beter dan Saul en Petrus niet beter dan Judas. Maar, zoals gezegd, ik kom er nog nader op terug.

Die vijfde plaag trof het arme, onschuldige vee. Zit daar niet iets onrechtvaardigs in? Wat hebben die arme schapen en koeien gedaan? Niets. Een dier zondigt niet. Maar het moet wel lijden en zuchten, met de gehele schepping, vanwege de zonde die alles verwoest. In het sterven van het vee bewijst God Zijn rechtvaardige toorn over de zonde, niet die van het dier, maar van de mens. Ondertussen zou de dood, die ook onschuldige dieren treft, ons maar eens moeten doen zuchten en kermen vanwege de zonde; de zonde die in de wereld en vooral in mijn eigen hart gekomen is. En het zou ons moeten doen zuchten om de nieuwe schepping, die toch beloofd is, en waar de dood niet meer heersen zal. Zo brenge de dood van je hond, en een vallend herfstblad, en stervende vogels in een olievlek, mij op de knieën voor de Heere. Om ontferming om Christus wille. Die gestorven is, opdat ook eenmaal de wolf en het lam te samen zullen verkeren en leven in alle eeuwigheid.

De farao stuurt knechten naar de stallen in Gosen. Zij komen terug met een onthutsend rapport. Geen dood onder het vee daar! Waar brengt het de farao? Hij verhardt zich. Hij geeft zichzelf over aan het kwaad en hij wordt overgegeven door God. Zelfs de liefde die God toch zo duidelijk openbaart aan Zijn volk Israel, brengt de koning niet tot God, om uit genade toch ook in die liefde te mogen delen. Kennen wij het gebed van Habakuk: In de toorn, gedenk des ontfermens!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 september 2009

Bewaar het pand | 12 Pagina's

De plagen over Egypte.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 september 2009

Bewaar het pand | 12 Pagina's