Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JOSAFAT - 6

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JOSAFAT - 6

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Koningen 22:49,50;

2 Kronieken 20:35-37

De bijbelschrijvers plaatsen de mislukte tocht naar Ofir, waarover het hier gaat, aan het eind van de geschiedenissen van Josafat. Dat zou de indruk kunnen wekken dat deze gebeurtenis plaats gevonden heeft zo ongeveer aan het eind van Josafats leven. Maar dat kan niet waar zijn. Immers, de plannen om een reis naar Ofir te ondernemen zijn door Josafat gemaakt toen Ahazia nog koning over Israël was.

Deze Ahazia was de oudste zoon van Achab, die zijn vader na diens dood opvolgde als koning van Israël. Maar Ahazia heeft niet veel langer dan een jaar geregeerd. Toen stierf hij al en werd opgevolgd door zijn broer Joram. En ook met deze Joram heeft Josafat in een bepaald opzicht nog samengewerkt. De expeditie waar de tekst van spreekt moet dus hebben plaats gevonden vrij kort na de dood van Achab. En dus ook na de behouden terugkeer van Josafat naar Jeruzalem en na of misschien wel tijdens de maatregelen die Josafat nam tot herstel van de rechtspraak in zijn rijk.

Zeevaartplannen

Het is een tijd van vrede en rust. Josafat ziet resultaat op zijn werk. Zijn volk is het met zijn reformatiewerk eens en volgt hem in het dienen van de Heere. Josafat heeft ook kans gezien invloed te krijgen in het buurland Edom. Daar is op dit moment geen koning aan het bewind, maar een stadhouder, zoals we weten uit 1 Kon. 22:48. En die stadhouder is in allerlei opzichten afhankelijk van Juda. Op deze manier heeft Juda toegang gekregen tot de zee en kan men er weer aan gaan denken om aan zeevaart te doen.

Dit alles werkt er aan mee, dat er bij Josafat plannen rijpen om een vloot te laten bouwen, die de reis naar Ofir zal ondernemen.

Het voorbeeld van Salomo staat hem voor ogen. Salomo haalde in zijn tijd ook allerlei rijkdommen uit Ofir in Oostelijk Afrika (1 Kon. 9:26-28). Datzelfde wil Josafat ook. Maar verstand van de zeevaart en van scheepsbouw hebben de mannen uit Juda niet. En zo is het gebeurd, dat Josafat zijn collega-koning uit Israël gevraagd heeft om in deze onderneming met hem samen te werken. Wellicht kan Ahazia door zijn contacten met Tyrus in Phoenicië er dan ook voor zorgen, dat er houtleveranties zullen plaats vinden. Bovendien, daar in Phoenicië heeft men veel ervaring met de zeevaart en zodoende kunnen ze daar nuttige adviezen geven.

Ahazia voldoet aan Josafats verzoek en zo gebeurt het dat er schepen worden gebouwd in Ezeon-Geber. Dat ligt eigenlijk op het terrein van Edom, maar door de invloed die Juda op Edom heeft kan Josafat van de scheepswerven daar gebruik maken. Dat Ezeon-Geber ligt aan de Golf van Akaba, die een deel is van de Rode Zee. Als de schepen gereed zijn kunnen ze vandaar dan ook gemakkelijk uitvaren naar het Zuiden, naar ‘Ofirs mijnrijk land’.

Het gaat om schepen van Tharsis, zoals we lezen in 1 Kon. 22. De schrijver van 2 Kronieken heeft het over schepen die naar Tharsis zouden gaan. Tharsis of Tartessus zijn namen van wat we vandaag Spanje noemen. Maar het is niet Josafats bedoeling om zijn schepen naar Spanje te laten reizen. Hun bestemming zal Ofir zijn, en dat ligt in een heel andere richting. Trouwens, de schepen zullen vanuit Ezeon-Geber Spanje niet eens kunnen bereiken.

‘Tharsus-schepen’ is een aanduiding voor een bepaald soort schepen, zoals de Phoeniciërs die bouwden voor hun tochten naar Spanje. Datzelfde soort schepen wil Josafat hebben voor zijn expeditie naar Ofir.

Josafats zwakke plek

Intussen vragen we ons wel af hoe Josafat ertoe gekomen is om nu al weer samenwerking te zoeken met het huis van Achab. Over zoiets is hij pas nog ernstig bestraft door de profeet Jehu. Heeft hij daar dan niets van geleerd? Het zal wel weer die zwakke kant in Josafats karakter zijn, die hem ertoe brengt om opnieuw in argeloosheid zo te doen. Denkt Josafat soms dat Ahazia wel lering getrokken zal hebben uit het lot dat zijn vader getroffen heeft en dat hij zich er wel voor zal wachten om het voorbeeld van zijn vader te volgen? Of gaat Josafat er misschien van uit dat door de dood van Achab de invloed van Izebel ook wel was gaan tanen?

’t Gebeurt vaker, dat mensen in hun goedgelovigheid al te gunstig over medemensen denken en daardoor al te gemakkelijk tot verkeerde contacten komen. Dat komt bijvoorbeeld nog al eens voor bij het tot stand komen van gemengde huwelijken. Een goedgelovigheid die niet zelden leidt tot groot verdriet. Een ongelijk juk aantrekken met een ongelovige, zoals de Bijbel dat noemt (2 Cor. 6:14).

Behalve aan gemengde huwelijken kunnen we hier ook denken aan vriendschappen met mensen van de wereld, waarbij die vrienden niet zelden verkeerde invloeden uitoefenen. Gevaarlijk werk is dat Het levert vaak grote schade op.

De vraag kan nu gesteld worden: Maar moet een christen dan zo ongeveer uit de wereld gaan? Als je altijd elk contact met ongelovigen moet vermijden dan kun je ook geen zaken meer doen en dan kun je ook niet meer normaal met je buren en met collega’s op het werk omgaan. Ja, op die manier wordt er wel een caricatuur gemaakt van de waarschuwingen die de Heere geeft omdat Hij wel weet welke gevaren hier op de loer liggen. Waarom gebeurt dat trouwens? Wil men op deze manier aan de klem van Gods gebod ontkomen?

Natuurlijk hoeft een christen niet uit de wereld weg te gaan of een kluizenaarsleven te gaan leiden. Dat zegt de Schrift ook duidelijk: 1 Cor. 5:9,10. De Heere Jezus gaat er in het hogepriesterlijk gebed juist vanuit dat de discipelen in de wereld zijn. Hij bidt niet of God hen uit die wereld weg wil nemen, maar of Hij hen in de wereld wil bewaren (Joh. 17:15). Terwijl zij zelf meer dan eens worden aangespoord om zichzelf te bewaren (1 Joh. 5:21) en voorzichtig te wandelen (2 Cor. 7:1; Tit. 2:12).

Het is dat laatste, die voorzichtige en onberispelijke wandel, waar Josafat wel eens grote moeite mee heeft. Dat brengt hem dan in de problemen. En dan moet de Heere ingrijpen om hem uit de moeilijkheden te verlossen.

Ja, hier ligt Josafats zwakke plek. Maar dat hij op dit punt zwak is kan niet gebruikt worden - ook niet door hemzelf - als een excuus. Een mens kan een verkeerde trek in zijn karakter of in zijn persoonlijkheidsstructuur hebben die hem tot verkeerde daden of woorden brengt. Iemand kan snel driftig zijn, maar daar kan hij zich niet achter verschuilen en zeggen: Ik ben nu eenmaal zo. Een ander kan moeite hebben om met zijn ogen van de vrouw van een ander af te blijven. Maar daar kan hij geen excuus van maken. Ook de zonden die voor een groot deel door karakter-zwakte worden veroorzaakt, moeten vergeven worden. Daarom worden ze ook berispt, zoals we in deze geschiedenis zien.

De profeet Eliëzer

Terwijl de schepen nog op de rede liggen of misschien nog wel op de scheepshelling komt er een profeet tot Josafat. Het is de ons verder onbekende Eliëzer, een zoon van Dodava, afkomstig uit Maresa. Hij heeft een boodschap van de Heere; een duidelijke boodschap. ‘Omdat gij u met Ahazia vergezelschapt hebt, heeft de Heere uw werken verscheurd’. Er komt dus niets van terecht. De hele expeditie naar Ofir zal niet eens doorgaan. Wat deze profeet heeft aangekondigd, gebeurt vrijwel onmiddellijk. De Heere verscheurt de werken van Josafat. De schepen, die nog niet eens zijn uitgevaren voor een proefvaart, worden verbroken. Algemeen wordt aangenomen dat dit gebeurt, doordat de Heere een geweldige storm stuurt en dat die storm grote schade toebrengt aan de vloot.

Josafat heeft het begrepen. Goed begrepen ook. Hij is genezen van zijn reisplannen. Met zulke dingen zal hij zich niet meer bezig houden. Dan maar geen goud uit Ofir. Het kost hem teveel. Het kost hem namelijk de gunst van de Heere en die is hem bij nader inzien toch heel wat meer waard dan aards bezit.

Maar zover is Ahazia niet. Josafat legt een verband tussen die storm en de Heere, die daarin Zijn ongenoegen laat blijken. Maar voor Ahazia is die storm een natuurverschijnsel en meer niet. O ja, het is bijzonder jammer dat dit natuurverschijnsel zijn plannen doorkruist. Maar ze kunnen toch nog een tweede poging doen? De schepen kunnen toch nog wel gerepareerd worden of men kan nieuwe schepen bouwen? Dan zal het wel verstandig zijn als zijn zeelui meer bij het werk betrokken worden dan eerder het geval was. Tenslotte hebben zijn zeelui meer ervaring met dit soort werk.

Zo ongeveer doet hij aan Josafat voorstellen. Maar Josafat wil er niet van horen. Heel definitief zegt hij ‘nee’ tegen zijn collega. Kon hij anders nog al eens erg toegeeflijk zijn, nu is hij vastberaden. Gods stem in de storm was duidelijk genoeg. Goed beschouwd is hij er nog genadig van af gekomen. Het had allemaal nog erger kunnen zijn.

Zo bereikt de Heere Zijn doel bij Josafat. Gelukkig voor Josafat. Stel eens dat hij zich door het voorstel van Ahazia had laten verleiden tot een tweede poging. Tenslotte was het toch mogelijk om alles als een ongelukkig toeval uit te leggen, of niet?

Maar nee, Josafat keert op zijn schreden terug. Mogelijk dat hem het voorbeeld van zijn vader Asa voor ogen heeft gestaan. Die werd ook een keer ernstig berispt door een profeet des Heeren. Toen werd Asa kwaad. Zo kwaad dat hij de profeet liet slaan en hem zelfs gevangen zette. Asa sloeg de verzenen tegen de prikkels. Josafat wordt bewaard voor dat kwaad. De Heere overwint hem en doet hem buigen. Ook Josafats karakter-zwakte kan door de Heere overwonnen worden. En zo is Josafat het met God eens.

Weer zien we dat Gods kinderen uiteindelijk alleen behouden worden doordat de Heere hen niet loslaat. Van Hem wordt gezongen dat Hij hen die dwalen in het rechte spoor brengt. Zo is het ook. En dat alleen is hun behoud. Daar moeten ze het dan ook hoe langer hoe meer van verwachten.

Nee, het is geen zonde van Josafat als hij probeert in vrede met Ahazia te leven. Tenslotte luidt het gebod: ‘Indien het mogelijk is, zoveel in u is, houdt vrede met alle mensen’ (Rom. 12:18). Maar niet tot elke prijs! Vrede houden met Ahazia wordt wel zonde als het gaat ten koste van de vrede met God. En om die vrede moet het Josafat allereerst gaan.

Zo liggen de dingen vandaag nog. Dat betekent dat we voorzichtig hebben te wandelen en keer op keer de juiste keus moeten maken. In diepe afhankelijkheid van de Heere. ‘Heere, maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden. Leid mij in Uw waarheid en leer mij, want Gij zijt de God mijns heils; U verwacht ik de ganse dag’ (Ps. 25:4,5).

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 oktober 2009

Bewaar het pand | 12 Pagina's

JOSAFAT - 6

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 oktober 2009

Bewaar het pand | 12 Pagina's