Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JOSAFAT - 9

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JOSAFAT - 9

2 Kronieken 20:5-9

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Jeruzalem wordt bidstond gehouden. Er dreigt immers groot gevaar. Iedereen is geschrokken van de tijding dat een geweldig leger tegen Juda is opgetrokken en al een flink eind in het land is binnengedrongen. Koning Josafat heeft beseft wat zijn taak is. Tot die taak behoort nu ook het volk leiding te geven in het bidden tot God en het neerleggen van de nood voor Zijn aangezicht. De Heilige Geest heeft er op toegezien dat het gebed dat Josafat toen bad, in de Bijbel bewaard gebleven is. Voor ons, die zoals Paulus zegt (Rom. 8:26), niet weten te bidden gelijk het behoort, is dit van grote waarde. Aan de hand van het voorbeeld van Josafats gebed kunnen we leren bidden.

Bidden in Gods huis

Het eerste waar we acht op moeten geven is dat dit bidden plaats vindt in de tempel. Die was pas gerestaureerd en daar heeft Josafat het volk samengeroepen. ‘In het huis des Heeren, voor het nieuwe voorhof’ (vs. 5). Waarom daar? Dat hangt helemaal samen met wat er gezegd is bij de ingebruikneming van deze tempel, zoals we dat vinden in 2 Kron. 6:20,21. ‘Dat Uw ogen open zijn dag en nacht over dit huis, over de plaats van dewelke Gij gezegd hebt Uw Naam daar te zetten: om te horen naar het gebed hetwelk Uw knecht bidden zal in deze plaats. Hoor dan naar de smekingen van Uw knecht en van Uw volk Israël die in deze plaats zullen bidden en hoor Gij uit de plaats Uwer woning uit de hemel, ja hoor en vergeef’.

Salomo benadrukt daar ‘deze plaats’, ‘dit huis’; de gebeden, die ‘hier’ gebeden zullen worden. En wat was Gods antwoord op dit gebed van Salomo? ‘Ik heb uw gebed verhoord en heb Mij deze plaats verkoren tot een offerhuis’ (2 Kron. 7:12). ‘Nu zullen Mijn ogen open zijn en Mijn oren opmerkende op het gebed dezer plaats. Want Ik heb nu dit huis verkoren en geheiligd’ (2 Kron. 7: 15,16). Het is om deze reden dat Josafat het volk hier samengeroepen heeft. Hier, in de tempel, is de plaats des gebeds. Hier wil de Heere Zijn volk ontmoeten in de weg van het offer. Hier mag dat volk God zoeken en de noden en moeiten aan de Heere voorleggen.

Natuurlijk behoeven we dit niet in mindering te brengen op het bidden thuis en de gebeden die we heel persoonlijk tot de Heere bidden. Die zijn ook nodig. Tenslotte moeten we allemaal individueel, heel persoonlijk, zalig worden. Maar al is dit volkomen waar, dat betekent niet dat we niets met anderen te maken hebben. Persoonlijk zalig worden en gemeenschappelijk de Heere dienen gaan in het Koninkrijk Gods hand in hand. Vandaar dat de Heere van Zijn volk ook het gemeenschappelijk gebed wil horen en dat dan ook nog op de plaats ‘waar het volk vergaderd is’.

Onze kerkgebouwen zijn niet aan de tempel in Jeruzalem gelijk en alles wat van die tempel gezegd wordt is niet zonder meer van toepassing op de plaatsen waar wij als gemeente samenkomen. Toch mogen ook die plaatsen dienen voor gebedssamenkomsten. En omdat de Heere beloofd heeft dat Hij daar wil zijn waar er twee of drie in Zijn Naam vergaderd zijn (Matt. 18:20) mag er ook verwachting zijn als we zo samenkomen. Samenkomen om allerlei noden aan de Heere voor te leggen en om God te smeken om Zijn genade. Zou het, gelet op de grote en vele noden die er overal zijn, geen aanbeveling verdienen om vaker dan alleen op zondag samen te komen en dan bijzonder in een uur van gebed? Voelen we de nood? is er dan niet de drang om te bidden en dat dan ook samen te doen?

Wie God is

Als we nu gaan letten op de inhoud van Josafats gebed dan valt het ons op dat we van Josafat geen wanhoopsklachten horen. Hij staat daar ook niet handenwringend voor een volk dat beeft en siddert. Toch zijn de omstandigheden zodanig dat we het wel zouden begrijpen als wanhoop zich van de mensen had meester gemaakt. Maar nee, Josafats gebed wordt gekenmerkt door rustige kalmte. Hoe komt dat?

Natuurlijk, dit komt bij de Heere vandaan. Hij maakt Josafat rustig. Hij vervult zijn hart met een stil vertrouwen. Gods Woord laat ons trouwens zien hoe dat gebeurt. Al biddende krijgt Josafat heel duidelijk voor zijn geest Wie de Heere is. Dat beheerst hem zozeer dat het er op lijkt alsof hij in het begin van zijn gebed helemaal niet denkt aan de vijanden die het bestaan van Juda bedreigen. Josafats geest is actief bezig met wat de Heere van Zichzelf heeft geopenbaard en daar is zijn hart helemaal bij betrokken. Zijn hoofd en zijn hart staan onder invloed van de sterke kracht van Gods Woord.

Daarom is het eerste wat hij in zijn gebed zegt iets over God Zelf. ‘O Heere, God onzer vaderen’. Hij noemt God met de Naam waarmee de Heere Zichzelf aan Mozes heeft geopenbaard. Jehova - Ik zal zijn die Ik zijn zal. Hij doet wat Hij belooft. Dat heeft Hij betoond in de bevrijding van Zijn volk uit Egypte en in de intocht die Hij Zijn volk geven zal in Kanaän. Hij is de God van het verbond, die de gemaakte afspraken houdt. Hij is de Onveranderlijke, de Getrouwe.

Zo was Hij voor de vaderen. Op Zijn Naam hebben de vaderen vertrouwd; bij die Naam hebben zij Hem aangeroepen; in die Naam hebben zij gezworen. En nog is Hij Dezelfde. Ook al vormen de Moabieten en de Ammonieten nog zo’n grote bedreiging. Josafat noemt de Heere ook de God in de hemel. Hij is niet maar een God die op een klein terrein hier op aarde regeert. Nee, Hij is de enige God, de ware God. Er is geen andere god. Laten de heidenen vele goden hebben, maar al die goden zijn zelfbedachte goden. Zij zijn ontstaan in de verbeelding der mensen. En al die vreemde goden heeft Josafat immers weggedaan uit het volksleven toen hij zijn reformatiewerk deed. De Heere, tot Wie Josafat zich wendt, is de Heerser over alle koninkrijken der heidenen. Hij is de absolute Soerevein in de gehele wereld. Ach nee, dat beseffen de vijanden niet. Hoe zouden zij het kunnen? Maar Josafat weet dat het wel zo is. Alles staat onder Gods bestuur. De Moabieten en hun bondgenoten zijn nu wel bezig om Juda te vernietigen, maar dat staat niet los van Gods bestuur. En hun aanwezigheid in Juda betekent niet dat God afstand gedaan heeft van Zijn troon en dat het bewind niet langer in Zijn handen ligt. O nee! Het is zelfs zo, dat God de harten van de vijanden zo beinvloed heeft dat zij daarom besloten hebben Juda aan te vallen. Kijk, bij deze wetenschap verdwijnt de vrees al uit het hart van Josafat. Als hij alleen al aan de Heere denkt, dan veert zijn moed weer op. Wat zouden die vijanden immers tegen de Heere vermogen? In Gods hand is toch kracht en sterkte, zodat niemand zich tegen Hem stellen kan? Kijk naar die hand, die machtige rechterhand van God. Wat hebben de vromen daar al vaak steun aan ontleend. Zo ook Josafat. Die hand kan niemand afslaan. Tegen die hand kan niemand stand houden. Die hand van de Almachtige kan de opmars van de vijanden stuiten en hen straks verjaagd, verstrooid doen zuchten.

Josafat is er ook van overtuigd dat God al die dingen niet maar in het verleden deed. Hij is nog zo. ‘Gij zijt de Heerser’. Ook nu. Hij was dit alles tien minuten voordat Josafat bericht kreeg van de aanval door de vijanden. Maar dat bericht heeft aan de werkelijkheid niets veranderd. De aanwezigheid van de vijanden heeft geen enkele verandering in God aangebracht. Gij zijt…

Wat doet Josafat dus als Hij deze dingen voor Gods oor uitspreekt en dat ook nog doet ten aanhoren van het volk? Hij belijdt Wie God is. Zijn geest is gedrenkt in de ware kennis van God. En die ware Godskennis ondersteunt hem en doet hem vertrouwen.

Dat is nog zo. Met name mag een kind van God dit gewaar worden als hij door de diepten en de crises heen moet. Wat kan het dan een steun zijn als we de Heere kennen; als we Zijn deugden als pleitgrond mogen gebruiken. Dan blijkt de Naam des Heeren een sterke toren te zijn, waarheen de rechtvaardige vluchten mag. Als er dan niets overblijft waarop ons hart vertrouwen kan, behalve dit, dan is het nog niet hopeloos.

Wat God doet

Josafat gaat verder. Hij blijft niet staan bij Wie God is, maar hij spreekt ook over wat God doet. Wat heeft de Heere gedaan in de geschiedenis van Zijn volk? Hij heeft de Kanaänieten uit het land verdreven en Hij heeft Zijn volk Israël er in gebracht. Zo had Hij het trouwens beloofd. In het bijzonder aan Abraham, die een speciale relatie met de Heere mocht kennen omdat hij Gods liefhebber was. Waren het geen grote en genadige daden die de Heere verrichtte ten behoeve van Zijn volk?

Toen heeft dat volk gewoond in het land dat de Heere als erfenis gegeven had. Daar hebben ze toen voor Hem een huis, een heiligdom gebouwd en toen had de Heere gezegd dat Hij daar wilde wonen. Alweer zo’n bewijs van genade, onverdiende gunst. Had de Heere toen ook niet beloofd dat Hij zou horen naar het gebed van Zijn volk, als zij in Zijn huis tot Hem zouden roepen? Als ze nood zouden verkeren tengevolge van het zwaard of de pest of de honger en dan tot Hem zouden roepen, dan zou er naar Zijn belofte uitkomst komen. Welnu, in het vertrouwen dat de Heere waarachtig is, is Josafat nu hier, samen met het volk. Hier staan ze in hun benauwdheid en vanuit die benauwdheid roepen ze tot Hem, pleitend op Wie Hij is in Zijn heerlijke deugden en op wat Hij in het verleden deed. Zo roept hij tot de God der vaderen. Zo zoekt Hij met Zijn ellendig volk een schuilplaats achter Hem.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 2009

Bewaar het pand | 12 Pagina's

JOSAFAT - 9

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 2009

Bewaar het pand | 12 Pagina's