Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Simon Oomius

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Simon Oomius

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Simon Oomius werd in 1630 te Heenvliet geboren en overleed in 1706. Vele jaren was hij predikant van Purmerland, nabij Purmerend. Daarna was hij enige tijd legerpredikant en diende vervolgens als predikant in Kampen. Oomius was zeer belezen en schreef zelf minstens dertig boeken, waaronder enkele kloeke boeken over de praktijk der godzaligheid. Uit het boek getiteld Satans vuistslagen willen wij enige zaken doorgeven.

Dit boek gaat over inwerpingen, verwijten en influisteringen die door de duivel van buiten af aangevoerd worden en ingeworpen worden om tot het kwade te verleiden of te kwellen. De duivel werpt deze zaken in in het voorstellingsvermogen van de mens en in het verstand. Door algemene inwerpingen wil de duivel tot allerlei kwaad opwekken. De bijzondere inwerping is er een van godslastering.

Lasterlijke gedachten
Over de inhoud van godslasterlijke gedachten schrijft Oomius het volgende: “Zeer lasterlijke gedachten tegenover Gods hoge majesteit, zoals: of er wel een God bestaat, of er een voorzienigheid van God is, of Hij wel almachtig, waarachtig, rechtvaardig, alwetend en barmhartig is; of de Schrift wel Gods Woord en of ze wel waarachtig is; en wat er meer van zulke gedachten en verfoeilijke vragen kunnen zijn. “ Gods kinderen kunnen hier last van hebben en gebukt onder gaan. Oomius haalt een citaat aan van Teellinck uit zijn boek ‘Noordsterre’ “Het is ook niet uit te spreken, hoe bang het Gods kinderen vaak in deze tijd hebben, wanneer zij namelijk hun ogen geopend hebben, en hun hart vermurwd is om te zien en te gevoelen, dat daar de sluwe satan zelf hun zo nabij komt en zo als hand tegen hand, met hen worstelt. Elke boze godslasterlijke gedachte die in hun hart komt, is hun als een helse vurige pijl, die het aller-tederste en aller-edelste, dat ze bezitten, doorwondt en kwetst, namelijk hun waarde en thans God lievende ziel; in dier voege, dat wij meermalen daardoor nog tere en pasbeginnende christenen zo hard onderdrukt zagen, dat zij ( overigens goed gezond en present) daaronder bijna wegzonken en neervielen. Ja, deze blasfemische gedachten zijn voor de teerhartigen en voor wie de wegen Gods met Zijn kinderen nog niet juist verstonden, als even zovele helse vonken in hun vlees die hun jeugd en levenssap opdrogen, als de zon de kleine plasjes ( op straat) -, wanneer het ’s zomers heet is -, en het merg in hun beenderen binnendringen, verteren en als ’t ware verbranden, zodat ze gaan kwijnen en van dag tot dag minder worden, totdat zij daartegen getroost en geholpen worden. Ik heb er gekend, die wegens grote en bittere benauwdheid neusbloedingen kregen!” Gods kinderen kunnen zo’n last hebben van godslasterlijke gedachten dat er grote verschrikkingen in hun harten oprijzen. Ook onder het gebed kunnen schandelijke gedachten ingeblazen worden.

Geneesmiddelen
Kan er iets gedaan worden tegen godslasterlijke gedachten en zo ja wat moet er gedaan worden tegen godslasterlijke gedachten? Oomius geeft waardevolle raadgevingen en aanwijzingen. Hij haalt een behartenswaardig woord van Cyprianus aan waarin gewezen wordt op het belang van geestelijke oefeningen: “Laten wij ons altijd met geestelijke oefeningen bezig houden, opdat, zo vaak de vijand komt en probeert naderbij te komen, hij ons innerlijk voor zich gesloten en gewapend vinden mag.” Oomius stelt ook dat ledigheid vermeden dient te worden. Ook eenzaamheid is geen goede zaak. Juist dan is de satan op de been om hier zijn voordeel mee te doen. Oomius haalt daarbij een citaat van Luther aan: “Ik heb dikwijls ondervonden, dat ik juist dan, wanneer ik eenzaam was ,in grote en zware aanvechtingen geraakt ben.” Rovers vallen het meest eenzame reizigers aan. Grote groepen reizigers laten zij liever ongemoeid. Zo vecht de satan meestal eenzame mensen aan. Oomius schrijft: “Zo overviel hij Christus in de eenzaamheid der woestijn, en David, toen deze op zijn dak wandelde.” Het is een aan te bevelen zaak in goed en heilig gezelschap te verkeren.

Kenmerken
Oomius wijst op kentekenen of kenmerken die aantonen dat Gods kind zich verzet tegen de lasterlijke inwerpingen van de duivel. De vraag is hoe de mens reageert op de inwerpingen van de duivel: staat het hart er tegenop of heeft het er een vermaak in? “Eerst dan moeten we nagaan, hoe wij op zulke gedachten reageren. Als wij er ons niet tegen verzetten, maar en met lust en instemming over nadenken, met andere woorden als ze ons aangename gasten zijn.., dan is de duivel ons te ‘na’ gekomen en zijn wij overwonnen.” Als het hart er tegenop staat, als het uitroept: ‘Ik ellendig mens! Wie zal mij verlossen?’ dan zijn die godslasterlijke gedachten niet welkom en zouden we er graag van verlost willen worden. Dat is dan een goed teken dat wij nog de overhand hebben. Is de mens op zijn hoede voor verkeerde gedachten of niet? We besluiten dit artikeltje met het volgende leerzame citaat: “Ook dienen wij na te gaan, welke weerstand wij in deze strijd ook opbrengen.., of wij wel ons dagelijks werk goed doen en de gewone oefeningen in Gods dienst wel behoorlijk waarnemen. Als wij de wapenen weggooien en dus niet ‘staande blijven’ (Ef. 6:14), dan is de satan ons te ‘na’ gekomen. Maar houden wij heel de christelijke wapenrusting aan, benutten wij alle heiige middelen, en bidden wij driemaal, dat wil zeggen menigmaal, om hulp.., dan is het goed met ons (vgl. 2 Kor. 12:8). Tenslotte moeten we ook nagaan, hoe wij ons in woorden en werken gedragen, namelijk of wij wel onze woorden met zout besprengen en onze werken op een heilige manier ten uitvoer brengen. Vormen verkeerde gedachten een vruchtbaar zaad of boze woorden en werken, dan bevinden wij ons in de strik van de duivel (2 Tim. 2:27). Maar gedragen wij ons ‘stichtelijk’ in alle goede woorden en werken (2 Thess. 2:17); ja, zijn wij voor verkeerde gedachten des te meer op onze hoede, dan bewijst dat, dat de duivel ons niet heeft overmocht. Dit alles geschiedt op de manier waarop een jonge maagd tot onkuisheid verzocht wordt. Het zal spoedig blijken uit woorden en werken, of zij overwonnen werd, ja dan neen.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Simon Oomius

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's