Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Josafat (14)-2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Josafat (14)-2

2 Kronieken 20:25-30; 21:1

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dankstond in Jeruzalem
De dankstond in het dal van Beracha is een eerste publieke uiting van de dankbaarheid die Juda ervaart. Maar hoewel ze het met elkaar doen is het toch eigenlijk een privé-aangelegenheid. Alleen het leger is er aanwezig, samen met de Levieten. Maar niet de rest van het volk. Toch gaat wat gebeurd is, het hele volk aan. Daarom moet er nog meer volgen. Na de dankstond in het dal Beracha wordt de thuisreis aanvaard. Beladen met buit keert het leger terug naar Jeruzalem. Koning Josafat voorop. Uiteraard zijn allen in blijde stemming. Ze komen niet uitgepraat over wat de Heere voor hen gedaan heeft. We kunnen ons voorstellen dat er onderweg gezongen is. Zo komen ze in Jeruzalem aan, in die gemoedsgesteldheid. En dan? Wie de order gegeven heeft weten we niet. Mogelijk Josafat zelf. Of is het helemaal vanzelf gegaan? Ze gaan naar de tempel. Allemaal. Zoals ze er een paar dagen eerder allemaal waren, zo zijn ze er nu weer. Toen kwamen ze er om te bidden en God aan te roepen uit hun nood. Als ze er nu weer zijn, zijn ze er om te danken. De soldaten deden het al in Beracha, maar ze doen het weer. En net als een paar dagen geleden zullen er dit keer ook anderen bij zijn. Vrouwen, kinderen, oude mensen. Al degenen die niet mee opgetrokken zijn met het leger. Heel het volk neemt deel aan deze openbare dankstond. Op de plaats waar dit behoort te geschieden: in het huis Gods; voor Gods aangezicht. Het wordt beseft, dat als de Heere zegeningen gegeven heeft die het hele volk betreffen, het ook betamelijk is dat het hele volk in het danken deelneemt. Hier is iedereen bij betrokken. God die de smeekbeden heeft verhoord is het waard dat iedereen Hem erkent. ‘De lof is betamelijk’ (Ps. 147:1). Dat hoeft dan ook niet binnensmonds te gebeuren. Dat mag gerust met luide stem geschieden. Met allerlei muziekinstrumenten erbij. Luiten, harpen, trompetten. Psalm 150 wordt beleefd. ‘Looft Hem met geklank der bazuin; looft Hem met de luit en met de harp. Looft Hem met de trompet en fluit; looft Hem met snarenspel en orgel. Looft Hem met hel klinkende cymbalen; looft Hem met cymbalen van vreugdegeluid! Alles wat adem heeft love de Heere! Hallelujah!’ Zo geeft men uiting aan de vreugde en de dankbaarheid. Zo zoeken ze samen God groot te maken. Met de menselijke stem en met de scheppingsgave die God aan mensen gegeven heeft om muziek te maken en muziekinstrumenten te bespelen. Alles wat God in Zijn schepping gegeven heeft mag gebruikt worden om Hem te loven. Daartoe heeft de Heere die gaven immers gegeven en niet om ze te besteden in de dienst der zonde, zoals de wereld doet. Is dat wat oppervlakkige en opgeklopte vreugde? Denk dat niet. Het is een vreugde die bij de Heere vandaan komt. Hij heeft hen verblijd over hun vijanden. Een vreugde die zelf ook weer een gave van de Heere is. Zo’n vreugde is echt. Laten we er wel op letten dat vreugde en dankbaarheid net zo goed bij het leven der genade horen als droefheid en schuldbesef. Wie dat leven leert kennen gaat ook weten wat blijdschap is. Echte blijdschap, zoals de wereld die niet kent. Daarom mag gezegd worden dat het leven des geloofs zijn ‘Beracha’s’ kent: plaatsen waar Gods volk de Heere mag loven. Daar waar de Heere zegen gaf; waar Hij hielp in de nood; waar Hij uitkomst gaf en waar Hij Zijn Woord deed geloven. Waar die dingen gebeurden daar werd ook Gods Naam gedankt en Zijn lof gezongen. Als u zulke Beracha’s kent ga er dan nog maar eens heen want daar zijn daden des Heeren te gedenken. Daardoor kunnen we opnieuw bemoedigd worden. Daar komen dan soms dingen terug in onze overdenking die het waard zijn om bewaard te worden.

Verschrikking Gods
Er is nog iets wat de bijbelschrijver vertelt als een van de directe gevolgen van de overwinning op de Moabieten, Ammonieten en Edomieten. Dat is dat er een verschrikking Gods komt over alle koninkrijken. Als de verhalen verteld worden over wat Juda’s God gedaan heeft maakt dat zoveel indruk dat iedereen vervuld is met grote eerbied voor deze God. Allerwege trekt men de conclusie dat het maar beter is om niet iets te doen waarmee deze God tot toorn geprikkeld kan worden. Voor die machtige God moet men wel respect tonen. Een verschrikking Gods wordt dat genoemd. De Heere verschrikt al de volken rondom Juda. Hij houdt hen onder beslag en niemand durft Gods volk iets aandoen. Het gevolg hiervan is dat er rust is. Oorlogsgevaar is er niet. Nergens! Josafat kan ongehinderd verder gaan met zijn reformatiewerk, waar hij een begin mee gemaakt heeft. Daar kan hij al zijn aandacht op concentreren. En weer wordt een psalmwoord vervuld: Geen onheil zal de stad verstoren, die God ter woning heeft verkoren. Als de Heere rust geeft wie zal het dan wagen die rust te verstoren? Hier gebeurt net zoiets als wat plaats vond eeuwen later, ook in Jeruzalem. In de christelijke gemeente daar is de leugen verteld. Eerst door Ananias en daarna ook door zijn vrouw Saffira. God bracht toen het oordeel over de leugenaars. Een zwaar oordeel! Een indrukwekkende straf. En indruk maakte het. In de gemeente en daarbuiten. ‘En er kwam grote vreze over de gehele gemeente en over allen die dit hoorden’ (Hand. 5:11). Toen ze zo onder de indruk waren, was er geen vervolging. Niemand durfde het aan een vinger tegen Gods gemeente uit te steken. Ook toen dus rust. Bovendien durfde toen niemand zich bij die gemeente te voegen. Geen schijngelovige vroeg om het lidmaatschap. Wie dat toen wel deden waren mensen die echt onder de macht van het Woord waren gekomen. Geen meelopers en mondbelijders. Onder zulke omstandigheden vertoont de kerk iets van de heerlijkheid die bij haar Koning hoort. Dan begint ze te lijken op wat ze eigenlijk behoort te zijn. Dan is er iets van wat het Hooglied laat horen over de Bruid van de Koning. ‘Gij zijt schoon mijn vriendin gelijk Thirza, liefelijk als Jeruzalem, schrikkelijk als slagorden met banieren’ (6:4). De consequentie hiervan is duidelijk. Geen respect heeft de wereld voor een kerk die slap is en zwijgt en waar niets van uitgaat; een kerk die in feite niet veel anders is dan de wereld. Met zo’n kerk kan de wereld alles doen. Die kan zij aan de kant duwen en isoleren. En dat kan ze blijkbaar nog ongestraft doen ook.

Josafats einde
Dan komt ook voor Josafat het ogenblik dat hij alles moet loslaten. Hij is dan zestig jaar oud. Veel heeft hij voor zijn volk mogen doen in de vijfentwintig jaren van zijn regering. Op enkele misstappen na is hij gedurende al die jaren een voorbeeld voor zijn volk geweest. Hij heeft hen aangespoord om in de wegen des Heeren te gaan. Hij heeft zijn volk als voorbidder bij de troon van Gods genade gebracht. Josafat is een van de koningen van Juda geweest wier namen met ere vermeld konden worden in de kronieken van het huis van David. Zo mag ook hij behoren tot het voorgeslacht van de Heere Jezus, die uit dat huis van David geboren zal worden. Enerlei wedervaart echter de rechtvaardige met de goddeloze. De dood is tot alle mensen doorgegaan. Daarom moet ook Josafat sterven. Hij mag door de dood heen het leven beërven. Zijn volk blijft achter en rouwt. Zijn plaats op de troon wordt ingenomen door zijn zoon Joram. Hoe zal deze Joram het doen? Wat voor soort koning zal hij zijn? Gaat hij in de voetstappen van zijn vader? Het is wel te hopen, maar is er iemand in Juda die al eens iets over deze Joram gehoord heeft wat er op wijst dat hij al jong de Heere heeft gezocht? Dat zou toch best kunnen, want Joram is op het moment dat hij zijn vader opvolgt al twee-en-dertig jaar oud. Een leeftijd waarop het al lang duidelijk zou kunnen zijn op welk kompas iemand vaart. Wie is dan deze koning? Deze vraag zal Juda niet lang in spanning houden. Men zal het snel genoeg weten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Josafat (14)-2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's