Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Joram -  2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Joram - 2

2 Koningen 8:16-19; 2 Kronieken 21:1-7,11

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoereren
Er is nog een woord dat door de bijbelschrijver gebruikt wordt om de zonde van Joram aan te duiden. Een veelzeggend woord. Het woord ‘hoereren’. In 2 Kron. 21:11 staat het en in vers 13 - in de brief van Elia - staat het weer, nu als een beschuldiging aan Jorams adres, dat hij Juda en de inwoners van Jeruzalem heeft doen hoereren zoals het huis van Achab hoereerde. Dit woord komt regelrecht uit de geschriften van de profeten. Ook zij maken meer dan eens gebruik van deze uitdrukking om de zonde van afgoderij te typeren (o.a. Jes. 1:21; Jer. 3:1; Ezech. 16:26). Ook Hosea gebruikt deze vergelijking herhaaldelijk. Waarom zou dat gebeuren? Dit woord drukt in de eerste plaats uit hoe schandelijk het gedrag van Israël is. Zij doet als een overspelige vrouw die haar wettige man verlaat en het nu houdt met andere mannen, terwijl haar eigen man nooit iets anders dan goed gedaan heeft. Het woord ‘hoereren’ drukt bovendien nog iets anders uit. De pijn die de Heere eraan lijdt als Zijn volk zich zo gedraagt. Het smart Hem aan Zijn hart. Hij is ook gekrenkt door dit wangedrag van de vrouw die Hij tot Zijn bruid wilde hebben. Zo heeft Achab geestelijke hoererij bevorderd in zijn rijk en zijn schoonzoon volgt zijn voorbeeld en laat ook Juda deze hoererij begaan. Joram gaat daarbij zeer fanatiek te werk. Let maar op die enkele woorden aan het slot van 2 Kron. 21:11: ‘Ja, hij dreef Juda daartoe’. Hoe hij het gedaan heeft wordt niet vermeld. Heeft hij met straffen gedreigd als mensen de Baäl niet wilden dienen? In ieder geval heeft heel Juda geweten dat het de koning ernst was met zijn godsdienst.

Broedermoord
Als het over de zonden van Joram gaat moet nog een zaak onze aandacht hebben, omdat de Bijbel daar ook aandacht aan geeft. Niet iets wat we graag horen of waar troost in gelegen is. Eigenlijk is het iets afschuwelijks en we vragen ons zelfs af hoe een mens zover kan komen. Joram heeft zes broers, die allemaal jonger zijn dan hij. En al die zes broers worden door hem vermoord. Ja, vermoord, op gewelddadige wijze ter dood gebracht, uit de weg geruimd. Een afschuwelijke broedermoord. Waarom? Stonden ze Joram in de weg? Vormden ze een bedreiging voor hem? Was er jaloersheid bij Joram? In de brief van Elia lezen we ook iets van die broers. Van hen wordt gezegd dat ze beter waren dan Joram. Dat is dus Gods oordeel over hen. Hij acht hen beter dan hun oudste broer. In welk opzicht? Kunnen we daar achter komen? Deze broers, die allemaal dus jonger waren dan Joram, kwamen vanwege hun leeftijd volgens Josafat niet in aanmerking voor de troon. Toch wilde Josafat wat voor hen doen. Dus gaf hij hen allerlei rijkdommen. Bovendien schonk hij hen allemaal een bepaalde stad of burcht waarover zij regeerden en die zij dan moesten versterken. Als er dan eventueel oorlog zou komen dan zouden deze stadsbestuurders mee kunnen helpen in de verdediging van het rijk. Op zich waren dit goede voorzieningen van Josafat. Er zat echter ook een gevaarlijke kant aan. De opvolger van Josafat kon wel eens argwanend worden tegenover zijn broers, die allemaal een bepaalde macht bezaten. Zouden zij zich niet erg zelfstandig gaan gedragen en zo die opvolger bedreigen? Blijven de verhoudingen tussen de broers op die manier wel goed? En wat gaat er gebeuren als de koning in geldnood komt terwijl hij weet dat zijn broers flinke rijkdommen bezitten? Als Joram op de troon zit en hij zich realiseert dat zijn broers ook een soort koning zijn al is het maar over een klein stukje, beseft hij dat hij maatregelen moet nemen. En dat dan ook nog niet eens zozeer uit politieke motieven, maar om geestelijke en godsdienstige zaken. Weer herinneren we ons de woorden van Elia, dat die broers namelijk beter waren dan Joram. In welk opzicht beter? In karakter? In verstand? Het zal wel op iets anders duiden. Zij zijn beter dan Joram omdat zij niet willen gaan in de weg die Joram het volk wijst. Zij kiezen de weg waarin hun vader hen is voorgegaan. Het kon wel eens wezen dat ze zich tegen de Baälsdienst die Joram invoert hebben verzet en dat ze ook duidelijk hebben laten merken dat zij er niets van moeten hebben. Zo versta ik de woorden uit de brief van Elia. Zo is het ook te verstaan dat het Joram extra zwaar aangerekend wordt dat hij hen ter dood heeft laten brengen. Trouwens, niet alleen Jorams broers moeten het leven laten. Joram laat ook een aantal van de vorsten, de regeerders, ombrengen. Ook zij stonden hem in de weg. Wellicht ook omdat ze het niet met de keus van Joram eens waren die hij in godsdienstzaken maakte. Een wreed mens was deze Joram. Het uiterste middel om tegenstanders tot zwijgen te brengen, accepteert hij zonder gewetensbezwaar. Hier hebben we dan tevens een bewijs voor de waarheid van de woorden dat Joram het volk tot de Baälsdienst dreef. Desnoods nam hij krasse maatregelen. Hij deinsde ook niet terug voor moord. Juda moet en zal de Heere verlaten en de Baäl aanhangen. Verzet tegen zijn plannen duldt hij niet, zelfs niet als dat verzet komt van de kant van zijn broers.

De lamp blijft branden
Een droevig verhaal tot nu toe. Na de mooie dingen die vermeld staan over Josafat stelt diens opvolger bitter teleur. De vraag komt op of de Heere dit alles zal gedogen. Hij is toch de God die recht en gerechtigheid doet op de aarde en Die de zonde bezoekt en straft. Kan Joram dit kwaad dan straffeloos begaan? En als dat niet kan, gaat de Heere dan met Juda afrekenen? Gaat Hij er dan een einde aan maken? Zou die bange vraag ook niet geleefd hebben in de harten van de ware vromen in Juda? Ze hielden hun hart al vast toen Joram koning werd. Veel goeds verwachtten ze niet van hem. Maar het was nog erger dan ze gevreesd hadden. Ze moesten de Baäl gaan dienen! Moest dat echt? Kon niemand dat voorkomen? Hebben die mensen toen hun hoop gevestigd op Josafats andere zonen? Konden zij niets doen om het onheil af te wenden? Dat liep echter op een bittere teleurstelling uit! Toen was daar die bange vrees, dat het met Juda op de ondergang zou uitlopen. Onzichtbaar voor mensen is daar echter de raad Gods. O ja, ze konden het wel weten. Het was gezegd en ook nog vastgelegd. Gods Woord dat een belofte was omtrent het huis van David. De Heere zou David altijd iemand geven die op zijn troon zou zitten in Jeruzalem. Dat had Hij gezegd en nooit en nergens had de Heere gesproken dat Hij het huis van David verderven zou. Er was toch dat verbond dat de Heere met David gemaakt had. En in dat verbond was ook de belofte begrepen dat de Heere David en zijn zonen altijd een lamp zou geven. Wat de Heere in dat verbond aan David beloofd had heeft Hij herhaald via de profeet Ahia toen deze Jerobeam moest aanwijzen als de koning van het van het huis van David afgescheurde deel van Israël. Ook toen was daar dat woord over de lamp. ‘Opdat Mijn knecht David altijd een lamp hebbe voor Mijn aangezicht in Jeruzalem’ (1 Kon. 11:36). Altijd een lamp. Altijd zal er iemand klaar staan om de troon van zijn voorganger over te nemen. Het koningshuis zal blijven bestaan. Totdat de belofte omtrent de Messias vervuld wordt. Totdat Hij zal komen die het Licht der wereld heet in Wie het licht nooit meer uit zal gaan. Hier ligt het geheim van Davids huis. Is iets dergelijks ook niet het geheim van heel de kerk? Waarom wordt die kerk zalig? Niet vanwege haar verdiensten, maar enkel uit genade. De lamp bleef branden. Maar dat was wel enkel en alleen Gods werk. Christus Jezus blijft Dezelfde. Daarom is er zelfs in de donkerste tijden geen reden tot vertwijfeling. Als het geloof in Gods onfeilbare beloften maar beoefend wordt.


“Hoeveel God ons ook leerde kennen van Hemzelf en van ons eigenzelf, nooit kan men zeggen: nu is er niet verder meer van te kennen of te genieten.”

G. Wisse, De droefheid naar God.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 mei 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Joram -  2

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 mei 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's