Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het avondmaalsformulier [32]

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het avondmaalsformulier [32]

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Veel gebreken en ellendigheden bevind ik in mezelf... Waarin blijkt dat zoal? In op z'n minst drie dingen. Daarin allereerst dat ik geen volkomen geloof heb. Hoewel de Heere het waard is dat ik Hem vol komen en van ganser harte geloof. Op Zijn Woord namelijk. Waarin blijkt het nog meer? Ja, ook hierin dat ik het dienen van de Heere met heel wat minder ijver en inzet doe dan waartoe ik verplicht ben. Ik raak in geen enkel opzicht aan de maat die van mij verwacht mocht worden. En dan is er nog iets. Ten derde blijkt mijn ellende en mijn gebrek ook nog eens daarin dat ik elke dag met de zwakheid van mijn geloof strijden moet en niet minder met de boze ingevingen van mijn vlees.

Belijdenis
Het bovenstaande is een openhartige belijdenis. Een tot droefheid stemmende belijdenis. Het ziet er niet fraai uit. Veel gebreken en ellendigheden... En dagelijkse strijd.

Uit wiens mond komen deze woorden eigenlijk? Wie is het die hier erkent dat het er zo treurig in zijn of haar leven uitziet? Dat moet wel iemand zijn die ver van de Heere vandaan leeft. Iemand die van het leven in de vreze des Heeren nog niet veel geleerd heeft, zouden we zeggen. Een mens, ver weg van zijn of haar plaats. Vergis u niet. Het is degene van wie zojuist is gezegd dat hij zijn leven buiten zichzelf in Jezus Christus zoekt. En even daarvoor wordt van deze zelfde persoon getuigd dat God hem in genade aanneemt en voor een waardige medegenoot van Zijn tafel houdt. Al met al, degene die dit alles over zichzelf vertelt, is een kind van God. Een gelovige die door genade deel ontvangen heeft aan zaligheid. Iemand aan wie Christus dan ook Zijn spijze en drank niet onthouden wil.

En dan toch zulke gebreken en ellendigheden? Zoveel afwijkingen waarover terecht een klacht wordt aangeheven? Ja, toch! Zulke kinderen heeft de Heere. Dit zijn de broeders en zusters van de Heere Jezus. Voor wie Hij Zijn bloed heeft gestort. En aan wie Hij Zijn Geest heeft gegeven. Dit is het volk van de Heere. Zo zijn de schapen van de goede Herder, Geen andere... Veel gebreken en ellendigheden bevinden ze in zichzelf... Over hen schrijft ons avondmaalsformulier.

Zware strijd
Maar lezen we nu eens verder. Hoe ervaren ze die gebreken? Koesteren zij ze? Of voeren ze allerlei verontschuldigingen aan? Met een beroep op de omstandigheden van hun leven bijvoorbeeld? Of verwijzend naar de zondestaat waarin ze zich bevinden? "We kunnen niet anders. We zijn toch immers zondaren..." Of met een beschuldigende vinger naar de Heere, die van hen vraagt wat ze toch niet volbrengen kunnen... Van dat alles niets. Nee, hun gezindheid is een andere. Ik lees in het formulier: "... overmits ons door de genade van de Heilige Geest zulke gebreken van harte leed zijn en wij begeren tegen ons ongeloof te strijden en naar alle geboden van God te leven..."

Wat blijkt? Er wordt een zware strijd gevoerd. Binnen in deze mens. Een strijd tussen twee tegengestelde machten. De macht van boven en de macht van beneden. Het beginsel van de Geest en het beginsel van het vlees. Die twee zijn met elkaar in conflict. Ze verdragen elkaar niet. Ze mogen geen vrede sluiten. En ze zullen ook geen vrede sluiten. Waarom niet? Wel, omdat de gelovige in wiens leven deze strijd wordt gevoerd, in beginsel is ingewonnen voor een van de strijdende partijen. Of beter nog: hij is van machthebber veranderd. Hij hoorde eerst bij het kamp van de boze. De meester van deze duistere macht diende hij. Van harte zelfs. Maar toen was er van strijd geen sprake. Er was helemaal geen conflict. De boze in wiens macht hij was, suste hem voortdurend. Het was wel goed zo. Totdat het veranderde. Totdat hij namelijk door genade een tweemens werd. Zijn leven wijzigde van koning. Prins Immanuel werd nu zijn Vorst. Diens dierbaar bloed bevrijdde hem uit de macht van de duisternis en bracht hem in beginsel in het koninkrijk van het licht en de genade. Toen kwam de echte vrede in zijn ziel. Maar tegelijkertijd de strijd. Zijn overgebleven zonden en zijn "gebreken en ellendigheden" werden hem van harte leed. Sindsdien wilde hij niet anders dan tegen ongeloof en verleiding strijden. Het was zijn verlangen geworden naar alle geboden van God te leven... Helaas, wat is de praktijk er dikwijls ver vandaan.

Nochtans
Ondertussen heb ik wel enkele heel belangrijke woorden in het formulier overgeslagen. Aan het slot van het vorige artikel noemde ik ze al: "Daarom al is het..., noch tans, desniettegenstaande..." Ze bepalen de kleur en de toonzetting van de hele volzin. "Al is het dat er veel gebreken zijn..., nochtans... zullen wij gewis en zeker zijn..." De gebreken en de ellendigheden zijn er. En ook de geestelijke strijd is een feit. Het wordt allemaal niet ontkend. Maar het wordt wel gerelativeerd. Wat blijkt? De ellende en de gebreken hebben niet het laatste woord. Ze bepalen de uitkomst niet. Er is een andere werkelijkheid. Een deur gaat open. Het is de deur van het geloof. Van het vaste vertrouwen op de Heere. Het is een deur die toegang geeft tot de echte werkelijkheid. De werkelijkheid van de Heere. En die deur scharniert op het woordje 'nochtans'.

Nochtans. Dat is een bijbels woordje. Het komt in de bijbel heel wat keren voor. Het wordt gebruikt wanneer er nieuw zicht ontstaat. Verrassend zicht. Een bekend voorbeeld is het slot van het boek Habakuk. Daar is sprake van iemand die allerhande tegenspoed heeft. Er zijn geen vruchten op de akker. En de stallen zijn leeg; er is geen vee. Wat lezen we dan? "Zo zal ik nochtans in de Heere van vreugde opspringen. Ik zal mij verheugen in de God mijns heils." Wel, dat is een wonder. Er lijkt helemaal geen reden tot vreugde. Eerder tot droefheid. Maar toch is er vreugde: nochtans! Een ander voorbeeld, waar dat woordje weliswaar niet letterlijk te vinden is, maar des te meer de zaak! Het gaat daar (namelijk in Jesaja 50) over iemand die in duisternis wandelt. Hij heeft geen licht. Geen hand voor ogen te zien! Wel, dat is geen vrolijke omstandigheid. De moed zou je in de schoenen zakken. Maar wat le zen we daarna? "Dat hij (nochtans) betrouwe op de Naam des Heeren en steune op zijn God..." Dat woordje 'nochtans' voegde ik er zelf aan toe. Maar al staat het niet letterlijk in deze tekst - de bedoeling is dezelfde! Er lijkt geen toekomst. En nochtans is er toekomst. Er lijkt geen reden tot hoop. Maar noch thans is er niet anders dan hoop!

In ongeveer dezelfde zin gebruikt onze catechismus dit woordje 'nochtans' in zondag 23. Daar gaat het over het ware geloof. Het is het geloof dat de zondaar rechtvaardigt. Hem tot een rechtvaardige voor God maakt. Daar was vanuit hemzelf helemaal geen zicht op. Daar heeft de zondaar ook geen recht op. Maar de Heere rechtvaardigt goddelozen. En daarin doen de uiterlijke dingen niet mee. Daarbij moeten zelfs de tegenstemmen (van binnen en van buiten) zwijgen. "Hoe zijtgij rechtvaardig voor God? Al is het dat mijn geweten mij aanklaagt (...) en al is het dat ik nog tot alle boosheid geneigd ben..., nochtans (!) heeft God mij de weldaden van Christus toegerekend. Zelfs zo zeker, alsof ik nooit zonde had gekend of gedaan..." Wel, zo heeft ook in ons formulier het woordje 'nochtans' zijn functie. Het spreekt de tegenstem men tegen. Het maakt het onmogelijke tot mogelijk. Want bij God zijn alle dingen mogelijk. En het nochtans-geloof heeft daar zicht op. Heeft daar vooral krediet op.

Het zij zo...
Het 'nochtans' spreekt alle valse en kwade stemmen tegen. Het 'nochtans' houdt het bij het Woord van God. Wel, zo ook in ons formulier. "Al is het dat er nog veel ellendigheden en gebreken zijn..., nochtans geloof ik dat geen zonde of zwakheid kan verhinderen dat de Heere mij in genade zou aannemen!" Dat is de taal van het geloof. Een aangevochten geloof, dat blijkt uit alles. Een in zichzelf zwak en wankelend geloof dikwijls. Dat blijkt ook uit alles. Maar daarom niet minder zeker van zijn zaak. De ellendige verlaat zich op zijn God. En hij zal niet beschaamd worden.

Luther had dat woordje 'nochtans' erg lief. In zijn geschriften komen we het dan ook nogal eens tegen. In ieder geval de zaak die ermee wordt aangeduid. Zo bijvoorbeeld in zijn prachtige boekje over Psalm 118: 'Das schöne Confitemini' Ik lees in de verklaring van vers 6: "De Heere is met mij! Mijn roepen wordt verhoord, en wel zo dat ik, hoewel de nood nog niet van mij wijkt, een nochtans o zo machtige en geweldig sterke ruggensteun krijg. De Heere vervult mijn hart met Zijn eeuwig Woord en Zijn eeuwige Geest, midden in de nood..." Dat is het geheim van het 'nochtans'. Het is: zonde zien en nochtans genade geloven. Het is de dood voor ogen hebben, maar nochtans weten van de levende Heere.

Tot slot luisteren we nog even naar wijlen dr. H.F. Kohlbrugge. Als er iemand is die de diepte van dit 'nochtans' in zijn preken heeft uitgelegd, dan Kohlbrugge. Hij heeft het zelf geleerd in de weg van lijden en verbeiden, en hopen op zijn God. Ik citeer uit een preek over Psalm 130: 7 en 8. "Wie met God worstelt, is in nood en gevaar van omkomen. Waar geworsteld wordt, daar gaat het hard toe. En wie met God worstelt, die wil door Godgezegend zijn. Wie door God gezegend wil zijn, die zoekt bij God genade, barmhartigheid, vergeving van zonden, vrede, eeuwig leven; die zoekt zijn zaligheid. Wie dit echter bij God zoekt, die ziet niets dan toorn, verdoemenis, ondergang. Die beeft niets dan zonde, onrust en vertwijfeling in zich. Nochtans worstelt hij met God, opdat bij verlost zij. Het gaat hem om verlossingen om gerechtigheid voor God. Het gaat hem daarom, dat hij bij God in genade opgenomen zij. (...) Israël hope! Op wie? Op de Heere. Dat is met andere woorden gezegd: Het zij zo, dat uw toestand geheel wanhopig zij- Het zij zo, dat gij van angst en moedeloosheid niet meer weet waar bet te zoeken. Het zij zo, dat de zonde u geheel overheerst, dat zij u met haar banden nog steeds vast omstrikt. Het zij zo, dat gij in uzelf niets vindt dan ongerechtigheid op ongerechtigheid, dan enkel lasterlijke gedachten en neigingen. Het zij zo, dat uw nood zo hoog gestegen is, dat gij naar het zichtbare reddeloos verloren zijt, dat uw zonden en schulden, uw moedwillige overtredingen ten hemel schreien en uw gebeden of stille verzuchtingen overschreeuwen. Het zij zo, dat gij van an«st en vrees, van sidderen? en verschrikking heen en weer geholpen wordt, zodat alle helse machten u dreigen te verstikken... Israël, hoop op de Heere!" Nochtans!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juni 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Het avondmaalsformulier [32]

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juni 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's