Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vrucht van 's Heeren daad Filemon 16-19

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrucht van 's Heeren daad Filemon 16-19

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Paulus is ervan overtuigd dat het ingrijpen van de Heere in het leven niet doelloos is. Zelf kan hij daarvan spreken. Het gebeuren voor de poort van Damascus zal hij nimmer vergeten. De Heere heeft hem wedergeboren. Nu, die werking van de Heere ziet hij ook bij Onesimus. Onesimus heeft een andere gezindheid, een ander leven gekregen. Daardoor gedreven wil Onesimus weer in dienstverband staan. Hij wil gaan werken voor Filemon op een oprechte en vrome manier. Hij verstaat dat werken ook godsdienst is. Wanneer het werk van de Heere in iemand is, dan wordt dat ook gezien in zijn dagelijks beroep of werkkring. Daar vallen dominees niet buiten. Het wordt bemerkt in hun doen en gehoord in hun spreken. De nood en het welzijn van hun gemeente houdt hen bezig in gebed en werk. Zo stond Paulus ook tegenover Onesimus en Paulus bemerkte reflexie bij Onesimus. Vandaar zijn vaste overtuiging: Filemon! er is een nieuwe relatie tussen jou en Onesimus.

Een geliefde broeder
Paulus schrijft dit ook met nadruk: Onesimus zult gij eeuwig (voor altoos) hebben, nu niet meer als een dienstknecht, maar meer dan een dienstknecht, namelijk een geliefde broeder (vs. 16). Opvallend is het wat Paulus geschreven heeft. De verhouding tussen Onesimus en Filemon heeft een wijziging ondergaan. Onesimus zal in dienstverband nu niet meer gelijk zijn aan een gewone slaaf. Zeker, Filemon blijft zijn wettige heer. Die erkenning, die gezagsverhouding, moet er blijven. Maar Onesimus zal aanvaard en gezien moeten worden als een geliefde broeder. Er zal een tweeërlei verhouding zijn: een sociale en een geestelijke. De laatste mag de eerste niet opheffen of relativeren. Ook mag er geen sprake zijn van voortrekkerij. Hierin ligt een les voor de verhoudingen in het kerkelijk leven. Een les voor de omgang met elkaar. Het is een zegen voor een predikant wanneer er kinderen des Heeren, geoefende, onderwijzende personen zijn in de gemeente. Onder de zegen van de Heere kan men van hen leren. In het verleden kwam dit ook voor. Nu staat de studie op een hoog niveau. Op zich is dat niet verkeerd. Voor het pastoraat is verrijking vanuit de Schrift en vanuit de belijdenis noodzakelijk. Maar niemand mag menen dat men er daardoor is. Men dient als predikant een plaats te hebben op de school van de Heilige Geest. Op die school bevinden zich al Gods kinderen. Zij mogen spreken van de verborgen omgang des geloofs. Het inzicht daarin en het verstaan daarvan doet wat. Wie het hoort als leergierige predikant gaat met onderwijs naar huis en bidt: Heere, wil steeds mijn Onderwijzer zijn. Tot verdieping en levensverrijking, tot zegen van de gemeente. Ook geschriften kunnen van betekenis zijn, ondermeer de redelijke godsdienst van Wilhelmus a Brakel. Dat is beslist geen verouderd boek. De pastor en de psycholoog spreekt daarin. Zijn zielsanalyse is nog van betekenis. Wie denkt dat je vandaag aan de dag met zulke lectuur niet meer uit de voeten kunt mag zich weleens afvragen of hij de Bijbel en de belijdenisgeschriften wel goed bestudeert. Zeker, ook vader Brakel was een mens. Maar hij was ook een begenadigde zondaar. De naam Vader Brakel is niet overtrokken. Hij was en is nog een man van betekenis. We mogen niet aan hem voorbijgaan. Prof, van Genderen noemde hem zelfs een talentvol prediker. Nimmer mag vergeten worden dat van het geestelijk leven de wortels liggen in het Woord van de Heere en in het belijden van de kerk. Terecht zijn de Leerregels genoemd het credo van de Afscheiding. Door de Heilige Geest komt er de overplanting van in het persoonlijk leven. Was nu voor Paulus Onesimus een geliefde broeder, Onesimus zal voor Filemon meer zijn: een slaaf en een broeder in de Heere. Welk een genadedaad van de Heere. Zo zullen zij samen verder mogen gaan.

Geleden schade
Paulus is zich volledig bewust van datgene wat er gebeurd is. Over alles heenstappen kan niet en mag niet. Dit is tegen de wil van de Heere. Al is het leven van Onesimus totaal veranderd, al blijkt bekering, het weglopen van Onesimus heeft zeker schade berokkend. Het is zelfs niet uitgesloten dat Onesimus geld van zijn meester heeft gestolen. Op zijn vlucht zou hij toch wat handgeld moeten hebben. Met nadruk wordt daarom geschreven: indien Onesimus u iets verongelijkt heeft of schuldig is, reken dat mij toe (vs. 18). Als Paulus het heeft over het financiële aspect dan gebruikt hij een commerciële term. Zet het maar op mijn rekening. Paulus wil de schuld van Onesimus helemaal vergoeden. Hij wil het voile pond geven. Als het maar weer goed komt tussen Filemon en Onesimus. Paulus bevestigt wat hij geschreven heeft met zijn handtekening. Ik Paulus heb het geschreven met deze mijn hand (vs. 19). De opmerking zou gemaakt kunnen worden: maar Paulus, je kunt dit wel met zekerheid schrijven, maar waar haal je het geld vandaan? Die gedachte kan Filemon ook hebben. Je hebt geen cent op zak. Laat staan een bankrekening. Je hebt huisarrest. Je moet nog huur betalen voor de woning. Tentenwerk te doen is uitgesloten. Je kunt je verzekering niet waar maken. Paulus is ervan overtuigd dat waar is wat de Heere zegt in Zijn Woord: Mijn is het zilver en Mijn is het goud, Haggai 2:9. Hij is de Bezitter en Schenker van alles. Dat weet Paulus en het zal voor deze zaak zeker waar wor den. Dit is een goede zaak. Maar wat Paulus verder schrijft vraagt toelichting: opdat ik u niet zegge dat gij ook uzelven mij daartoe schuldig zijt (vs. 19b).

Schuld aan Paulus
Paulus is bereid de schuld die Onesimus bij Filemon heeft te voldoen. Wat hij in zijn schrijven eraan toevoegt laat iets bijzonders horen. Hoe is dat? Filemon staat bij Paulus in het krijt. Paulus wijst erop wat er gebeurd is in het leven van Filemon. Paulus is het middel geweest van die gebeurtenis. File mon is christen geworden. Onder de prediking, onder het onderwijs van Paulus is hij tot bekering gekomen. Filemon is heel wat aan Paulus verschuldigd. Alhoewel Paulus belijdt dat de diepste oorzaak van de staatsverwisseling de Heere is. Nu is er geen trekken van een conclusie: voor wat hoort wat. De spreekwijze van Paulus bedoelt het volgende: uw schuld tegenover de Heere en Zijn dienst overtreft de schuld van Onesimus tegenover u. Vandaar dat Paulus uiteindelijk verwacht kwijtschelding van de schuld van Onesi mus door Filemon. Dat dit alles misschien wonderlijk overkomt is te vatten. Maar we moeten goed onthouden dat er toen geen communicatiemiddelen waren zoals wij die kennen. Bovendien kan de houding van het karakter erg wisselend zijn. Ook van een kind des Heeren. Indien je broeder oog heeft voor de geschonken genade in het leven, dan valt het niet moeilijk om te bidden: vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren. Dat brengt met zich mee kwijtschelding van alles van hem die van zondaar christen is geworden. Een berouwvolle zondaar mogen we niet de deur wijzen. Voor ons ligt er een les in opgesloten: waar een eerlijke schuldbelijdenis en een oprecht berouw blijken, behoren er pastorale woorden en daden te zijn. Het wordt ons ook voorgehouden in Lukas 7. Het getuigenis van Jezus over en tot de boetvaardige zondares wijst daarop. Er is pastoraal wat te doen. Ook het acht geven op wat de Schrift ons doorgeeft. De lijn vanuit de daad van Paulus kan niet zonder meer in alle opzichten getrokken worden naar de borgstelling van Christus. Bij Paulus hangt het er immers van af hoe de opstelling van Filemon zal zijn. Paulus rekent eigenlijk op kwijtschelding. Maar daar kan bij Christus geen sprake van zijn. De schuld wordt niet kwijtgescholden, maar zal betaald moeten worden door de Borg. Daartoe heeft Christus, de Borg, Zich in de eeuwigheid verbonden om de schuld van Zijn Kerk te betalen. Daarin spreekt de zekerheid van de betaling door de Borg beantwoordend aan de noodzakelijkheid van de betaling en geen afhankelijkheid van de houding van God Die betaling eist. Wanneer het gaat over de vrucht die Christus werkt in het leven, dan schittert die vrucht in het leven van Paulus. De gelijkenis van de barmhartige samaritaan stond niet buiten zijn leven.


Maar met da tal, en ziedaar een nieuw kenmerk, zij blijven van die verborgene plaatsen niet weg Het mag al eens even onderbroken worden, maar zij komen telkens op de knieën terug"

G. Wisse, De droefheid naar God

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juni 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Vrucht van 's Heeren daad Filemon 16-19

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juni 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's