Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zijn weg en de mijne -2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zijn weg en de mijne -2

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

We hebben gezien dat de weg van Christus een unieke weg is. Maar de smaadheid die Hij droeg is ook het deel van al de Zijnen. Voor hen geldt ook dat zij door vele verdrukkingen zullen ingaan in Gods Koninkrijk: door lijden tot heerlijkheid. Maar nu het tweede deel van de vraag: moet het voor een mens eerst kerst worden, daarna goede vrijdag, pasen en pinksteren? Ik zou niet weten waar de Schrift dat leert. Er is wel orde in het werk van God, ook onderwerpelijk, maar aan een systeem is God niet gebonden. Want daar hebben we het over immers, over Gods werk in ons. Dus wel een te onderscheiden orde? Ja, dat wel. Aan kerst gaat advent vooraf. Aan de vervulling van de belofte gaat het verlangen naar de vervulling, het hopen op de vervulling, het uitzien naar de vervulling vooraf. De Heere geeft werkzaamheden met Zijn beloftewoord. Hoopt op de HEERE gij vromen, is Israƫl in nood, er zal verlossing komen! De Bijbel geeft ons vele voorbeelden. Om in de sfeer van advent en kerst te blijven: Simeon kreeg eerst de belofte dat hij niet sterven zou eer hij de Christus des Heeren zou zien. En op de dag van de voorstelling in de tempel heeft Simeon de Zaligmaker in zijn armen mogen nemen.
Een ander voorbeeld. Aan de hemelvaart van Christus ging de hellevaart aan het kruis vooraf. Zo kunnen we stellen dat er ook bevindelijk geen hemelvaart zonder hellevaart is. Wat dat inhoudt? Niet dat de zondaar in de beleving werkelijk ter helle vaart, maar wel dat hij zijn helwaardigheid gaan inleven en voor God belijden. Denk aan de moordenaar aan het kruis. Hij kreeg de toezegging dat hij naar het paradijs zou gaan: een hemelvaart werd hem beloofd. En dat om Christus wil, Die voor hem ter helle zou varen in een bange Godsverlating. Maar de toe zegging kwam tot hem in de weg van de vernedering en de belijdenis van schuld en doemwaardigheid: Wij ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben, zo beleed hij. En de Heere vervulde ook in dat ellendige leven Zijn belofte: wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden. Zo zijn er meer voorbeelden te noemen. Maar we kunnen niet tegen Simeon zeggen dat het ook nog pasen en pinksteren moet worden. Ik geloof dat het daar op dat tempelplein kerst, pasen en pinksteren op ene dag tegelijk voor hem was. Hoor hem maar zingen: mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien! Hij werd door de Heilige Geest in de tempel geleid. Dat is dezelfde Geest Die met de pinksterdag rijk werd uitgestort in de kerk. Zeg dus niet: wat wist hij nu van het kruis, van opstanding uit de doden en van Jezus heenvaren naar de hemel? Hij mocht daar staan in het geloof en het geloofsoog ziet scherp en soms eeuwen vooruit. Denk maar aan Abraham, die Christus' dag gezien heeft, naar Jezus eigen woord in Johannes 8:56. Uit die tekst blijkt ook weer dat het tot een zien kwam in de weg van het verlangen: advent gaat aan kerst vooraf. Overigens blijft het geloofszien ten dele: wij kennen ten dele. Er is altijd weer plaats voor verdieping en verlangen naar bevestiging: kortom: men blijft hongerig en dorstig naar Gods gerechtigheid. Je blijft in jezelf ellendig en arm en je leeft pas weer op als God je arme ziel verkwikt door Woord en Geest. God is niet aan een bepaald systeem gebonden. Hij bindt ons wel aan het Woord als het middel waardoor Hij zondaren onderwijst in de weg en hen leert wat nut is en belooft daarbij de werking van Zijn Geest Die de waarheid innerlijk doet beleven. In het werk in ons hart zien we wel dat God een God van orde is. Onze Heidelberger is daar duidelijk in als het de drie stukken behandelt. Er is geen kennis van het stuk der verlossing buiten de kennis van mijn zonde en schuld om. En de dankbaarheid leeft in dat hart, dat het wonder van Gods verlossende zondaarsliefde heeft geproefd. Zo moet het ganse Woord van God verkondigd worden. Dan ko men al die wondere aspecten van Gods werk voor en in een mens aan de orde. En mag de prediker de vraag niet voorbijgaan of zijn hoorders kennis aan deze zaken hebben. Het is onzin te zeggen: ik heb nog niet genoeg dit of dat, want dat zul je nooit hebben. En waarom zegt een mens dat? Wil hij nou met alle geweld wat zijn en wat hebben? Ik denk dat dat er achter zit. Wij willen niet ontkleed, maar gekleed worden. Als ik op mijn plaats ben zeg ik Johannes de Doper na: Hij, de Heere Jezus Christus moet wassen, toenemen, en ik moet...minder worden! En die twee zaken zitten aan elkaar vast. Bij een beleving van het wondere kerstgebeuren blijft er aan mijn kant niets dan schande en schaamte over: zo diep wilde Hij buigen en afdalen, omdat ik zo nameloos diep verloren lig voor God. En als het goede vrijdag mag zijn in mijn ziel en ik met het geloofsoog op dat dierbare kruis mag zien, dan krijgt al mijn trots een knak en een knauw en leer ik dat bij het zien van Zijn liefdeoffer aan mijn kant slechts past het offer van een verbroken hart en een verslagen geest. En weet je wat pasen voor Petrus in hield? Op het moment dat hij zijn Meester bij verrassing mocht ontmoeten, heeft hij dieper gebogen dan ooit en een zee van tranen geschreid. En op die blijde pinksterdag kom ik in Jeruzalem verslagen mensen tegen die het slechts moeten hebben van de vergeving der zonden. Wat wordt die Koning dan groot, en heerlijk, en beminnelijk, en al mijn liefde waardig. En als Hij mij dan die ene vraag stelt, die treffende en ontroerende vraag, niet: heb je genoeg dit en dat geleerd, maar: hebt gij Mij lief?, o dan durf ik het niet te ontkennen. Ik moet er wel bij zeggen: Heere, Gij weet alle dingen. Maar ik moet ook zeggen: Gij weet dat ik U lief heb!


"Zelfs kunnen de beloften Gods, zoals zij daar staan in de Schrift, haar niet helpen, als Gods Geest die Schrift niet onwederstandelijk en krachtdadig aan haar persoonlijk toepast. Alle vloeken zijn voor haar. Beloften niet een, tenzij de Heere haar er deel aan geeft."

G. Wisse, De droefheid naar God

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Zijn weg en de mijne -2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's