Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het avondmaalsformulier [33]

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het avondmaalsformulier [33]

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

We zijn toegekomen aan de laatste woorden van het eerste deel van het formulier. Zoals bekend, is in dat eerste deel uitvoerig aandacht gegeven aan de noodzaak van de zelfbeproeving. Opdat wij tot onze troost het Avondmaal des Heeren mogen houden, is ons volgens het formulier boven alles nodig “dat wij ons tevoren recht beproeven.” Bijbelse aanwijzingen zijn gegeven, samenhangend met de werkelijkheid van ellende, verlossing en dankbaarheid. Het formulier blijkt er ook van te weten dat er bij Gods kinderen maar heel weinig nodig is “om de verslagen harten der gelovigen kleinmoedig te maken.” Maar dat is de bedoeling niet. Veel gebreken en ellendigheden mogen er nog in hun leven zijn, maar desondanks – of juist daarom - zoeken ze het leven buiten zichzelf in Jezus Christus.

Verzekerdheid van het geloof
In het vorige artikel zagen we dat in het leven met de Heere de ellende en de gebreken niet het laatste woord hebben. Er is door Gods genade in het leven van Zijn kinderen een andere werkelijkheid. En er is ook toegang tot die werkelijkheid. Een deur gaat open. De deur van de toevlucht tot Hem. Die deur scharniert op het woordje “nochtans”. “Wij hebben geen volkomen geloof”, zo is de belijdenis. “En ons dienen van de Heere is altijd tekort. Bovendien hebben we te strijden met de boze lusten van ons vleselijk bestaan. Nochtans zijn we gewis en zeker dat God ons in genade zal aannemen!” Dat is de taal van het betrouwen op de Heere.

Over die laatste woorden gaat het dit keer. Ons formulier stelt hier dus de verzekerdheid van het geloof aan de orde. Ik citeer het gedeelte van het formulier waarin deze belijdenis voorkomt. “Daarom, al is het (…), nochtans, desniettegenstaande - overmits ons door de genade van de Heilige Geest zulke gebreken van harte leed zijn en wij begeren tegen ons ongeloof te strijden en naar alle geboden van God te leven - zo zullen wij gewis en zeker zijn dat geen zonde noch zwakheid die nog (tegen onze wil) in ons overgebleven is, ons kan hinderen dat God ons niet in genade zou aannemen en alzo deze hemelse spijze en drank waardig en deelachtig maken.”

Met het ware geloof is het wonderlijk gesteld. Het is voor zichzelf altijd een raadsel. Het geloof is een genadegave van de Heilige Geest. Wat blijkt in de regels die ik hierboven citeerde? Gods kind klaagt over de onvolkomenheid van zijn of haar geloof. Het is in de eigen waarneming altijd tekort. De Heere is het waard dat ik me volkomen aan Hem toevertrouw. Dat ik Hem op Zijn Woord geloof. En dat ik voor waar en zeker acht in mijn leven, al wat Hij mij zegt. Maar ach, dat verschrikkelijke ongeloof toch… Ik zit er steeds weer zelf tussen. Er is zoveel gebrek aan vertrouwen op de Heere. Dat is er aan de ene kant. De klacht. Tegelijkertijd, zo lees ik, is er de begeerte tegen het ongeloof te strijden. Ja, want ik mag nooit berusten in die boze verdachtmakingen die zomaar oprijzen in mijn hart. Waardoor ik de Heere wantrouw en Zijn Woord als onbetrouwbaar acht. En ik mag nimmer toegeven aan de boze influisteringen die van buitenaf op me afkomen. Ik mag het niet en in mijn beste momenten wil ik het ook niet. De strijd tegen het ongeloof is een zware strijd. Want het is een strijd tegen mijn eigen oude mens. En die oude mens heeft een verbond gesloten met de boze, de oer-verdachtmaker van de Heere. Ik moet er tegen strijden met het zwaard van het Woord van God. Maar zonder de Heilige Geest zal die strijd nooit gelukken. Dat weet ik. Dus: de klacht over het ongeloof – en het voornemen tot de strijd tegen het ongeloof. Maar wat lees ik nu tegelijkertijd in de belijdenis van het formulier, dat ik hierboven aanhaalde? Ze is niet minder dan een hartstochtelijke beoefening van het ware geloof. En een zuivere uiting van dat geloof. Van het geloof dat zich oefent tegen hoop op hoop. Ondanks al die klachten. En boven die klachten uit. Het is, als hoor ik hier de belijdenis van die vader, die zijn zoon bij de Heere Jezus brengt. En die te verstaan krijgt, dat hulp alleen te verkrijgen is in de weg van het geloof. Hoor zijn reactie: “Ik geloof, Heere. Kom mijn ongelovigheid te hulp!” Hier worstelt het geloof zich boven de onmogelijkheid en boven de bestrijding uit. En het klampt zich vast aan Hem Wiens Woord betrouwbaar en vast is. En die op het geloof wonderen doet.

Zo lees ik ook die prachtige zinsnede in ons formulier. Ze is vol van spanning. Ze is geladen met het wonder, het wonder van het Geesteswerk dat het ware geloof te voorschijn brengt, terwijl alles er tegenin schreeuwt. Geen volkomen geloof. Geen voldoende ijver. Boze lusten zelfs. De noodzaak van de strijd tegen het ongeloof. Maar nochtans: “ik geloof, Heere!” En wat is de inhoud van dat geloof? “Ik ben er gewis en zeker van dat mijn zonde en mijn zwakheid geen hindernis zijn dat de Heere mij in genade aanneemt en dat Hij mij waardig acht om deel te ontvangen aan Zijn hemelse spijze en drank – en dat is: aan Zijn vlees en bloed. Ik mag ook zeggen: aan Hem Zelf. Soli Deo gloria!”

Voorwerp van het geloof
Dit alles zegt ons formulier natuurlijk met het oog op het Heilig Avondmaal. Tot de troost die de Heere door de bediening van het sacrament schenken wil, behoort onmiskenbaar deze oefening van het geloof. Het geloof dat het weet en dat het belijdt: “De Heere heeft mij aangenomen en Hij zal mij aannemen en mij deel geven aan al de goederen van Zijn verbond.” Waar richt dat geloof zich op? Het richt zich op het Woord van de Heere. En in dat Woord richt het zich op de centrale inhoud ervan, namelijk op de Heere Jezus Christus en op Zijn bediening. Daar wees het formulier ook al op, in de woorden die ik al aanhaalde: “aangezien wij ons leven buiten onszelf in Jezus Christus zoeken…” Hij, die door de vader gegeven is tot zaligheid is het Voorwerp van het ware geloof. Buiten Hem kan het geloof niet rusten. In zijn prachtige preek over de zekerheid van het geloof (n.a.v. Hebreeën 10: 22) wijst Ebenezer Erskine hier ook nadrukkelijk op. Ik neem er een enkel kernachtig woord uit over. “Het geloof neemt Christus aan en rust op Hem alleen tot zaligheid. Dat geeft het doel aan dat de zondaar voor ogen heeft in zijn eerste vereniging met Christus. Hij neemt tot Hem de toevlucht om zalig te worden. ‘Wij geloven door de genade van de Heere Jezus Christus zalig te worden’ (Hand. 15: 11). Onder ‘zaligheid’ hebben we hier niet eenvoudigweg de eeuwige gelukzaligheid te verstaan, die bestaat in de genieting van God ná dit leven, maar een zaligheid die in dit tegenwoordige leven al haar aanvang neemt. Het is een zaligheid vanaf haar begin in de wedergeboorte tot haar volmaking in de heerlijkheid. Wanneer zij het geloof oefent, rust de ziel op Christus voor de vergeving: dat is zalig gemaakt worden van de schuld der zonde en van het veroordelende vonnis van de wet. Zij rust op Hem voor de heiligmaking: dat is zalig gemaakt worden van de smet en de kracht der zonde. Zij rust op Hem voor de heerlijkmaking: dat is zalig gemaakt worden van de aanwezigheid van de zonde zelf.”

Mijn ervaring in het pastoraat is, dat veel mensen met vragen lopen rond de zekerheid van het geloof. “Hoe zal ik het zeker weten, dominee?” Of: “Hoe zal ik zekerheid ontvangen?” Het zijn vragen die ook dikwijls in verband worden gebracht met het deelnemen aan het Heilig Avondmaal. Het Woord van God wil ons leren dat ‘zekerheid’ niet los verkrijgbaar is, om het zo eens te zeggen. Ons formulier wijst geen andere weg aan. De bijbelse verzekerdheid van mijn geestelijke staat is alleen buiten mijzelf te verkrijgen. In de verbondenheid aan Hem over Wie de evangelist schrijft: “Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven.” Hij is de Zaligmaker. En Hij schenkt de zaligheid. De zaligheid in de vergeving der zonden. De zaligheid in de afsterving aan de zonde. De zaligheid in het ooit volkomen bevrijd zijn van de zonde. Wie zal er zalig zijn? Geen ander dan een zondaar. Wie zal er gerechtvaardigd zijn? Geen ander dan een goddeloze. Wie zal er verlost zijn? Geen ander dan een verlorene. Door Hem die tot zonde is gemaakt. Opdat wij zouden worden – en zullen zijn! – rechtvaardigheid Gods in Hem. Zoekt u zekerheid? Beter is nog: zoekt u de Heere als uw Toevlucht en uw Heil? De Heere betuigt: “Op deze zal (!) Ik zien, op de arme en verslagene van geest en die voor Mijn Woord beeft!” Zo luidt Zijn Woord van genade en belofte.

Ik neem ten slotte nog een zinsnede van Erskine over. “Zoals door middel van een cheque die hem is aangeboden, een bepaald bedrag aan geld bij iemand wordt gebracht, zo wordt Christus in het Woord van de belofte bij ons gebracht. ‘U komt de belofte toe…’ Zonder dit Woord van genade en belofte zou het onmogelijk zijn te geloven, omdat het geloof zonder dit Woord van geloof zich nooit op Christus zou kunnen richten of op God in Hem. Als ik u zou opdragen te geloven dat de een of ander u een bedrag aan geld zou willen geven, zou u om mij lachen, als de betrokkene zijn woord niet had gegeven dat hij het zou doen. Uw geloof of vertrouwen kan zich niet op hem richten zonder een woord of schriftelijk bewijs als de onmiddellijke grond daarvan. Zo kan ook ons geloof of vertrouwen nooit een grond hebben zonder Gods Woord van genade en belofte. Door dit Woord aan te nemen, neemt u Hemzelf aan en al de schatten van Zijn genade die in Christus aanwezig zijn en die u in het Woord ter hand worden gesteld.” Tot zekerheid van mijn in zichzelf zo zwakke geloof.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juli 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Het avondmaalsformulier [33]

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juli 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's