Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Adres: een wonderlijke bijvermelding Jakobus 1:1 en 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Adres: een wonderlijke bijvermelding Jakobus 1:1 en 2

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is bekend voor wie de brief bedoeld was. Jakobus schrijft aan de twaalf stammen. Op zich een eigenaardige adressering. Bij de brieven van Paulus wordt de plaatsnaam genoemd. Jn de Jakobus brief ontbreekt die. Hij heeft het over de twaalf stammen. Een aanduiding die doet denken aan Israël in het verleden. Die naam spreekt van eenheid. Van de verbondenheid van de Heere met Zijn volk. Door het gebruik door Jakobus wordt aangegeven dat het verleden niet behoort tot het verleden. A! zijn zo voor het oog alle twaalf stammen verdwenen. Maar het is Pinksteren geweest. Pinksteren laat zeker de kerk van het nieuwe verbond zien, maar niet los van het oude verbond. In de benaming de twaalf stammen is dus de voortzetting van het verleden. Rijk en groot, verdiend door Jezus Christus en gedaan door het week van dc Heilige Geest. De twaalf stammen, dat betekent dat de joden- christenen behoren tor het ware Israël. Zo ziet Jakobus hen. Her is op zich een bemoedigende aanspraak. Door de volksgenoten worden ze genoemd en behandeld ais afvalligen. Behorend tot de sekte die overal tegengesproken wordt. Nu bevinden de lezers zich in de verstrooiing. Na de dood van Stefanus vond de vervolging plaats. Velen vluchtten en gingen zich vestigen In de gebieden van Judea en Samaria. Zelfs in Fenicie, Cyprus en Antiochië. Uit Handelingen 11: 19 en 20 weten we dat het bijzonder de Grieks sprekende christen- joden trof. Vandaar dat Jakobus in het Grieks geschreven heeft. Aan het slot van de aanhef Laat Jakobus een echte Griekse groet horen. Nli is het opvallend dat de brief die opgesteld is op het apostelconvent te Jeruzalem dezelfde groet heeft. De Statenvertalers hebben het woord 'zaligheid' geplaatst (Hand. 15) alsook in Jakobus 1:1. We menen dat dit terecht is. Want de traditionele groet houdt veel in. Het is een groet van broeder aan broeders. Aan medegelovigen. Jakobus, de slaaf van God en Jezus Christus, groet zijn medegelovigen. We kunnen zelfs stellen dat God de Heere en Jezus Christus achter die groet staan. Dus een groet uit de hemel naar de aarde. Zo mag de groet, de zegenbede voor en na de dienst ook gezien worden. Het is geen liturgische formaliteit.

Meelevendheid
Het leven van de verstrooiden is Jakobus niet onbekend. Ze hebben het niet gemakkelijk. Ze leven onder grote sociale druk. Ze worden uitgebuit door de grootgrondbezitters. Hun loon wordt ingehouden. Ze krijgen niet waar ze recht op hebben. Schrikkelijke wantoestanden zijn er. In de rechtspraak maken de rijken misbruik van hun macht. Slachtoffer zijn de arme landarbeiders. Godsdienstig hebben ze het ook moeilijk. Waarin de lezers verkeren of wat zij zullen meemaken wordt door Jakobus 'verzoekingen' genoemd. Zelfs vele verzoekingen. Het Griekse woord door Jakobus gebruikt kan ook met beproevingen vertaald worden. Er is veel voor om aan beproevingen te denken en in vers 12 aan verzoekingen. Het is uit de Schrift bekend dat beproeving een werk van de Heere is en verzoeking een werk van de satan. Beide hebben hun doel met hun daad. De Heere tot zegen. Tot geestelijke verdieping. Tot nauwere verbinding aan de Heere en kennis van de Heere. De satan wil leiden tot afval. Tot struikelen. Tot verachtering in de genade. Tot verdenking van de Heere. Dat gedacht kan worden aan beproevingen wordt door de Statenvertalers in de kanttekening aangegeven. We lezen van verdrukkingen. Calvijn denkt aan ziekte, armoede en ballingschap. Oneer en dood. Hoe het zij. Er zal nood zijn. Het werkwoord 'vallen' wijst op een treffende zaak. Het beeld van overval door rovers komt voor de aandacht. Of het vallen in een kuil waaruit men zelf niet kan komen. Nu kan de levenssituatie zeer ems rig en aangrijpend zijn. Bij de beproevingen door de Heere kan de satan komen met zijn verzoekingen. Fel. Listig. Sluw. Met kracht kan de satan bezig zijn. De geschiedenis van Job wijst daarop. Met nadruk heeft Jezus gezegd in Simon Petrus tot de discipelen: de satan heeft ulieden zeer begeerd te ziften als de tarwe (Lukas 22:31). Het is ook bekend welk een lijden de satan in en door Zijn volgelingen de Heere Jezus aandeed in het dieptepunt van Zijn lijden. Lichamelijk en geestelijk.

Wonderlijk, maar toch! Maar nu schrijft Jakobus: acht het voor grote vreugde, mijne broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen, beproevingen valt (vs. 1). Allerlei gedachten kunnen naar boven komen wanneer we dit lezen. We dienen te onthouden dat Jakobus niet op een veilige afstand wat woorden neerschrijft. Wat er plaats heeft gegrepen ligt niet buiten zijn leven. Hij ondervindt veel en hem wacht veel. Bij wat hij schrijft voegt hij 'mijne broeders'. Hij weet zich een met de verstrooiden. Er is hartelijke meelevendheid. Jakobus is een echte herder. Een kenner. Een voorbeeld voor ambtsdragers. In zijn opwekking en wat daaraan verbonden is zien we overduidelijk dat Jakobus geen vreemdeling is van genade. Hij kent de werking van de Heere in zijn leven en op zijn levensweg. In de verzoekingen. In de beproevingen je verheugen, broeders! Zelfs zeer verheugen. Want het doel Gods is mij voor jullie niet onbekend. Jakobus schrijft: wetende dat de beproeving uws geloofslijdzaamheid werkt (vs. 3). Het 'weten' door Jakobus gebruikt is kennis uit ervaring, uit ondervinding. Maar bijzonder uit de heilsbelofte: Ik zal u niet begeven en zal u niet verlaten. Wanneer het nu over beproevingen gaat kan de gedachte naar boven komen dat zij op zichzelf staan. Men heeft het er moeilijk mee. Er kan veel zijn wat aangrijpt. Op een gegeven moment is er geen uitzicht en geen doorzicht. Het is donker. Bestrijding en vertwijfeling blijven niet uit. Job wordt verstaan die beleed: Zie, ga ik voorwaarts, zo is Hij er niet, of achterwaarts, zo verneem ik Hem niet (Job 23:8). Is de Heere de grote Afwezige? De Zwijgende? Dat kan leven. Maar toch is er in de klacht een uitzien naar de Heere. Welk een taak ligt hier voor een ambtsdrager. Bijzonder voor een predikant. Na het luisteren en het zich verdiepen in de omstandigheden mag het Woord spreken. In het gebed mag het Woord de Heere voorgelegd worden. Wan neer de overtuiging rijpt dat de Heere niet buiten de levenssituatie staat en dat Hij er een heilig doel mee voor heeft kan het beeld van de goudsmid spreken. Het doel met het goud is bekend. Wat laat het reeds zien in de smeltkroes. Het wordt gezuiverd. Het gaat schitteren. De goudsmid ziet zelfs zijn beeld. De beproevingen kun nen pijn doen, maar men wordt er niet door gepijnigd. De Vaderlijke liefde, de bijstand en de trouw van de Heere worden gekend. Het komt zelfs voor dat een predikant tijdens een bezoek niets hoeft te zegen. Dat hij alleen maar hoeft te luisteren en te leren. Bezoek kan een les zijn. Voor eigen leven en het ambtelijk leven. Wonderlijk. Het gebeurt!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Adres: een wonderlijke bijvermelding Jakobus 1:1 en 2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's