De les van de mieren

We weten allen wel wat mieren zijn. En we hebben er misschien ook allen weleens last van gehad. Toch valt van de mieren wel het één en ander te leren! De wijze spreukendichter, geleid door de Eeuwige Wijsheid, spreekt in hoofdstuk 30 van vier dingen die van de kleinste der aarde zijn; doch welke wijs zijn, met wijsheid wel voorzien, nl. de mieren, de konijnen, de sprinkhanen en de spinnenkop. In onze tekst spreekt hij dus van de mieren. De mieren zijn een onsterk volk! Een kind kan er tientallen tegelijk doodtrappen. Het zijn ook maar kleine diertjes. Maar dat neemt niet weg dat van dat onsterk volk veel te leren valt. Ga ze maar eens met aandacht beschouwen. Kniel maar eens bij de mieren neer! Wat zijn ze druk! Wat zijn ze ijverig! Wat hebben ze een haast! Rusteloos snellen ze voort, de één al vlugger dan de ander. Dat is leerzaam voor luie mensen, zegt de Spreukendichter in hoofdstuk 6 : 6. Laten zij er een voorbeeld aan nemen. Maar de mieren zijn toch ook nog met een andere wijsheid voorzien. Ze bereiden namelijk in de zomer hun spijs. Er zijn mieren die een winterslaap houden, maar er zijn ook soorten die in de winter de voorraadkamers die ze in de zomer vulden, leegeten. Aan deze soorten moeten we hier vanzelf denken. Ze bereiden in de zomer hun spijs. Straks, in de winter, is er voor hen niets meer te verkrijgen. Maar geen nood! Want in de zomer leggen ze voorraden aan, waaraan ze in de winter genoeg hebben. Daarom werken ze in de zomer zelfs 16 uren op een dag. Werk zolang het dag is; de nacht komt, waarin niemand werken kan! Wanneer iemand deze mierenwijsheid heeft verstaan, dan is het Christus Zelf geweest. Hij heeft gewerkt hier op aarde... voor de eeuwigheid! Hij heeft gewerkt, geworsteld, gebeden en geleden. Heel Zijn leven, Zijn zomerleven, had dat doel dat Zijn volk in de winter van Gods toorn en oordeel niet zou verkommeren, niet zou omkomen, maar voor eeuwig vrijuit zou gaan! En Hij roept ook ons toe: “Zie naar de mieren. Zorg vooruit! Bereid uw spijs in de zomer, opdat ge in de winter niet tekort komt en niet sterft voor eeuwig!” Als de gelegenheid er is, laten de mieren geen ogenblik onbenut voorbijgaan. Ze beginnen niet in de herfst, maar in de zomer. Ach, hoevelen verbeuzelen de kostelijke zomertijd der genade. Wat biedt de Heere in de jeugdjaren rijke gelegenheid om spijs te vergaderen. Wat dan vergaderd wordt, kan onder Gods zegen tot spijs dienen als de winter van ouderdom en nood is aangebroken. Onze kinderen, onze jonge mensen moeten voorraad maken. En dan voor alles geestelijke voorraad. Ze zijn niet klaar voor het leven omdat ze allerlei diploma’s hebben gehaald, al willen we de betekenis daarvan niet ontkennen. Maar de vreze des Heeren is toch het beginsel der wijsheid! Wat moet er van de kerk worden, als er een jeugd opgroeit die geen studie meer maakt van de beginselen van het Woord van God? Als het catechetisch onderwijs wordt verwaarloosd, als er geen belangstelling meer is voor de jeugdvereniging of als het Woord van God niet meer de centrale plaats op de vergaderingen inneemt, zodat er geen principiële, Bijbelse vorming van uitgaat? Jonge mensen, zie naar de mieren. Bereid uw spijs in de zomer! Wat is het in de jeugd geleerde op latere leeftijd, op zieken sterfbed voor velen tot eeuwige zegen en vertroosting gesteld. Wat in dit opzicht in de jeugd wordt verzuimd, kan later niet of heel moeilijk worden ingehaald. Hoevelen die later tot bekering zijn gekomen, betreuren het niet voor hun gehele leven dat ze zoveel kostbare tijd hebben verknoeid, dat ze hun zomer, hun jeugdjaren, onbenut lieten voorbijgaan? Ouders, ouderen, versta uw dure roeping ten opzichte van de kinderen die de Heere u toebetrouwde als kostbare panden! De mieren bereiden in de zomer hun spijs, opdat ze in de winter niet tekort komen. God geeft ons in Zijn goedheid dit leven als voorbereidingstijd voor de eeuwigheid. Nu is het zomer. Nu is het de welaangename tijd, de dag der zaligheid! Vandaag is het heden der genade. Zo gij Zijn stem dan heden hoort……! Verander dit heden niet in morgen! Van morgen weten we niets. We zijn maar van één dag zeker: de dag van heden! Nu! Nu is het zomer. Nu staat de genadedeur nog open. Nu laat God Zijn genadeklokken nog voor ons luiden. Nu wordt de Christus der genade als de volkomen Zaligmaker van doemschuldige zondaren ons nog voorgesteld en aangeprezen. Nu mogen we nog in vrijheid leven en samenkomen onder en rondom Gods Woord. De toekomst is donker en dreigend. En vergeet niet: we zijn op weg naar dood en graf en oordeel. De rechterstoel komt in het gezicht. Zullen we dan zonder verschrikking verschijnen voor Hem Die daarop zit? Dat kunnen we alleen dan en dat zullen we zeker, wanneer we de les van de mieren hebben verstaan en ter harte genomen, wanneer we in de zomer onze spijs mochten bereiden! Gedenk aan Uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, voordat de kwade dagen komen……. Zoekt den Heere, terwijl Hij te vinden is, roept Hem aan terwijl Hij nabij is! Nu is het nog zomer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen