Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het avondmaalsformulier [38]

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het avondmaalsformulier [38]

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Eerstelijk dat wij ganselijk in onze harten vertrouwen dat onze Heere Jezus Christus (naar luid der beloften die aan de voorvaderen in het Oude Testament van het begin af geschied zijn) van de Vader in deze wereld gezonden is, ons vlees en bloed heeft aangenomen…”
De inhoud van deze zin uit ons avondmaalsformulier – een belijdenis! – hebben we de vorige keer bezien. Maar aan enkele woorden daaruit gaf ik nog geen aandacht. Het is de tussenzin die tussen haakjes is gezet: “… naar luid der beloften die aan de voorvaderen in het Oude Testament van het begin af geschied zijn…” Daarover gaat het in deze bijdrage.

Heden vervuld
Lukas vertelt ons in zijn evangelie over enige sabbat waarop de Heere Jezus met Zijn discipelen in Nazareth is. Het is de stad waar Hij is opgegroeid. Enkele weken daarvoor was Hij vertrokken, want naar de wil van Zijn hemelse Vader was het nu de tijd dat Hij zou gaan prediken in het hele land van Judea en Galilea. De tijd van Zijn openbare optreden is aangebroken. Die tijd is begonnen met de verzoeking in de woestijn door de duivel. Maar de Heere Jezus heeft de overste van de wereld weerstaan. En Jezus keerde wederom door de kracht des Heiligen Geestes naar Galilea. Opnieuw komt Hij dus in Zijn stad, in Nazareth. En Hij ging, naar Zijn gewoonte, op de dag des sabbats in de synagoge. We kennen de geschiedenis. Jezus ontvangt de boekrol om in deze synagogedienst uit de Schriften te lezen. Het is de rol van Jesaja. Hieruit leest Hij: “De Geest des Heeren Heeren is op Mij. Daarom heeft Hij Mij gezalfd. Hij heeft Mij gezonden om de armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen die gebroken zijn van hart, om de gevangenen te prediken loslating en de blinden het gezicht, om de verslagenen heen te zenden in vrijheid. Om te prediken het welaangename jaar des Heeren.” En toen Hij het boek had dicht gedaan en aan de dienaar teruggegeven, begon Hij te zeggen tot de verbaasde mensen van Nazareth: “Heden is deze Schrift in uw oren vervuld!”

Wat doet de Heere Jezus daar in Zijn vaderstad? Hij laat zien dat de beloften van het Oude Testament heenwezen naar Hem. “Heden, vandaag, nu Ik hier in uw midden sta, heeft de Heere al die beloften aangaande de Messias vervuld”. En daarmee wijst Hij op Zichzelf. Hij is de Christus die door de Vader gezonden is om Zijn volk zalig te maken van hun zonden. “Ziet, mensen van Nazareth, hier ben Ik. Ziet, hier is uw God. Beter dan wie ook, weet u dat Ik een waarachtig, een echt mens ben. En beter dan wie ook kunt u weten dat Ik een rechtvaardig, een zondeloos mens ben. Vanaf mijn prilste jeugd tot nu toe heb ik geen enkele zonde gedaan. En nu openbaar ik Mij als degene die van de Vader gezonden is als de Knecht des Heeren. De Gezalfde door de Vader om alles te doen wat er voor de zaligheid van zondaren nodig is. Deze ben Ik. Zie, hier is uw God! Gods beloften zijn in Mij heerlijk vervuld!”

Naar luid der beloften
Olevianus is in zijn avondmaalsformulier bezig om aan te geven wat de inhoud van het gedenken aan de Dis des verbonds is. Het Voorwerp van die gedachtenis is Christus Zelf. “Aldus zullen wij Zijner daarbij gedenken…” In zijn geladen woorden over Wie deze Christus is, wijst hij Hem allereerst aan als Degene die in Zijn geboorte het vlees en bloed van ons mensen heeft aangenomen. Hij is gekomen in de volheid des tijds. En dat alles is gebeurd “naar luid der beloften die aan de voorvaderen in het Oude Testament van het begin geschied zijn.” De kerk van de oude bedeling heeft geleefd bij de beloften van God. Ze moesten het doen met de toezeggingen van de Heere. Meer hadden ze niet. Door heel het Oude Testament heen klinkt het telkens weer: “Hij komt, de Bestrijder en Overwinnaar van de oude slang! Hij komt, het ware Zaad van Abraham! Hij komt, de grote Zoon van David! Hij komt, de gewillige Knecht des Heeren! Hij komt, het Licht dat in de duisternis zal opgaan! Zie, Hij komt!”

In het paradijs is het al begonnen. De Heere Zelf was de eerste evangelieprediker. Nadat de mens in zonde was gevallen, kwam de Heere op hem af. Dat had kunnen zijn met het zwaard van Zijn oordeel. Opdat Hij daarmee de mens zou treffen. De Heere had het immers gezegd: “Ten dage als ge daarvan eet, zult ge de dood sterven!” Is het een wonder dat de gevallen mens vluchtte? Weg van de Heere vandaan? Want hij had zich het oordeel waardig gemaakt. De Heere had het toch gezegd?! En nu zou de uitvoering van het vonnis volgen. Maar wat een wonder. Nu komt de Heere met Zijn evangeliewoord. Met de belofte van Eén die sterker is dan de gevallen mens. “Ik zal vijandschap zetten…” Maar bij die belofte is het niet gebleven. Uit die ene belofte zijn alle andere beloften voortgekomen. Terecht wordt dan ook gesproken van de moederbelofte. Abraham, de patriarch werd de nieuwe drager van de belofte. In Zijn zaad zouden alle geslachten van de aarde gezegend worden. Abraham geloofde en de Heere rekende hem dat geloof tot rechtvaardigheid. Ik denk aan die andere aartsvader, Jakob. Op zijn sterfbed ziet hij op Juda, zijn zoon. Als een ware prediker van het evangelie roept hij het uit: “Juda, gij zijt het. U zullen de volken loven. De scepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten. Totdat de Silo, de Vredevorst, komt. Hem zullen de volkeren gehoorzamen.” Jacob heeft over Juda heen mogen zien op Hem die komen zou. En hij tekent Hem hier vooral in Zijn koninklijke gestalte. Aan Hem zou alle macht in hemel en op aarde gegeven worden. De volken zouden Hem gehoorzamen. En de stervende Jacob - het was hem met deze belofte genoeg om zich gerust neer te leggen en zijn geest aan de Heere te bevelen. “Op Uw zaligheid wacht ik, o Heere.” Met dit geloof in zijn hart is hij gestorven. En zijn ziel ging over tot aanschouwen van Hem over wie Hij zojuist getuigd had. De kerk van het Oude Testament heeft in dat geloof geleefd en is daarop ook gestorven.

Profeten
Op velerlei manier hebben ze van Hem die komen zou getuigd: patriarchen, psalmisten en profeten. Door middel van hen klinken de beloften “die aan de voorvaderen in het Oude Testament van het begin geschied zijn.” Vooral de profeten hebben over Hem gesproken. En van alle profeten denken we met name aan Jesaja, de koninklijke profetenfiguur. Jesaja, die met zoveel vuur en zoveel drang getuigd heeft van de komende Middelaar en Verlosser. Niet voor niets wordt hij wel ‘de evangelische Jesaja’ genoemd. Hoe heeft Hij Christus geschilderd in zijn onderscheidene naturen. Als de Man van smarten in Wie geen gedaante noch heerlijkheid was. Maar ook in Zijn goddelijke heerschappij, wiens naam is Wonderlijke Raadsman, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst. Jesaja de evangelist onder de profeten. Maar ik denk ook aan Jeremia, die Christus tekent als “de Heere, onze gerechtigheid”. Aan Ezechiël die Hem predikt als de enige Herder. Ik noem Micha die Hem verkondigt als de Heerser van de dagen der eeuwigheid; die nochtans geboren zal worden, geboren in Bethlehem. Ik denk ook aan Daniël die Hem ziet als de Zoon eens mensen, bekleed met majesteit en heerlijkheid. De profeten waren het die van Godswege het volk opriepen tot bekering en geloof, in een tijd van afgoderij en hoererij. Predikers van Gods wet waren ze. Ze kwamen op voor het recht van hun God en ze predikten het oordeel en de goddelijke straf over alle onbekeerlijkheid. Maar zij mochten de tijd van Gods welbehagen eveneens prediken. De Knecht des Heeren, Hij zou komen, de Middelaar en Verlosser. Predikers van het evangelie - dat waren zij vooral.

Nochtans
De vromen van Israël, ze hebben geleefd bij Gods beloften. “Abraham, uw vader”, zo zegt de Heere Jezus, “heeft met verheuging verlangd, opdat Hij Mijn dag zien zou. En hij heeft hem gezien en hij is verblijd geweest” [Joh. 8: 56]. Wat was er te zien voor de aartsvader? Met zijn gewone ogen niets. Helemaal niets. En wat hij zag, was zelfs nog tegengesteld aan de belofte ook. Hij zag een land dat het zijne niet was. Hij zag een onvruchtbare vrouw. En toen hij zijn zoon in de armen had, zag hij ook niet meer dan een gewoon mensenkind. Nee, te zien was er niet veel. Maar met de ogen van het geloof zag Abraham des te meer. Hij heeft zich zalig gezien. Hij heeft zich zalig geloofd. Toen hij in de gave van zijn zoon de Gave van de ooit komende Zoon zag, het beloofde Zaad. Als zoveel eeuwen later de Heere Jezus geboren wordt, zijn ze er nòg, de vromen. We treffen ze aan in Jeruzalem, zij die de Vertroosting van Israël verwachten. Simeon, en de oude Anna. Ze wijken niet uit de tempel, met vasten en bidden, God dienende nacht en dag. Levend in de verwachting van Hem die komen zou. Ze geloven tegen hoop op hoop. En hun God heeft hen niet beschaamd. Hij heeft gedacht aan Zijn genade, Zijn trouw aan Israël niet gekrenkt!

Niet zonder reden schrijft Olevianus over de beloften die aangaande Christus in het Oude Testament gedaan zijn. Want ook de kerk van de nieuwe bedeling moet evengoed van Gods beloften leven. “Wat is een Christen nodig te geloven? Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt…”, zo belijden we toch [HC, zondag 7]. Ook Gods kinderen van na Christus’ komst leven en geloven als ziende de Onzienlijke [Hebr. 11]. Ook zij kunnen niet anders dan putten uit de genadige beloften Gods. Jazeker, ze mogen weten dat de Christus gekomen is. En dat alle dingen ter zaligheid gedaan zijn. En dat de Koning van de Kerk nu in de hemel troont. En dat Hij Zijn Kerk bewaren zal bij de kostelijke erfschat van de vergeving der zonden en het eeuwige leven. Maar is dat alles dan zichtbaar? En is het alles altijd tastbaar en voelbaar? Nee, nog steeds geldt het: de rechtvaardige zal door het gelóóf leven. Niet zien en nochtans geloven. Maar de vaste grond der dingen zijn de beloften Gods, die in Christus ja en amen zijn. Gode tot eer en mijn ziel tot zaligheid. Voor het geloof zichtbaar – ja toch zichtbaar! - gemaakt in de tekenen van het gebroken brood en de vergoten wijn. Opdat mijn zwakke en zo dikwijls aangevochten geloof het weten zou: “Zie, hier is uw God!”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Het avondmaalsformulier [38]

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's