Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Persschouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Persschouw

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ditmaal een kleine rondblik door enkele landelijke kerkelijke organen. Het gaat om onderwerpen die van groot belang zijn voor het persoonlijke leven. Het eerste artikel stond in het kerkblad van de HHK en is van de hand van Ds. P. den Ouden. Het tweede komt uit de Saambinder, het kerkelijk orgaan van de Gereformeerde Gemeenten. Het werd geschreven door Ds. W.J. Karels.

Ds. den Ouden schrijft: “We luisteren naar wat Alexander Whyte schrijft over heer Natte Ogen, die we tegenkomen in Bunyan’s Heilige Oorlog. ‘Zo helder als tranen’ zo prezen de Perzen de heerlijkste waterfonteinen aan. Maar Natte Ogen zou het met die uitdrukking niet eens zijn geweest. Hij zei: ‘Ik zie vuil in mijn tranen en onreinheid op de bodem van al mijn gebeden. Natte Ogen is in onze ogen een hopeloos geval. Hij is bijna onuitstaanbaar. Hij zou de grootste heilige nog zijn geduld doen verliezen. Hij is nooit tevreden en hij is nooit gerust, hij blijft altijd maar moeilijk doen, die Natte Ogen. Met die man is het onmogelijk uit te houden. De allerbeste gebeden en tranen, zoals de grootste heilige die nog niet zou voortbrengen, schieten in de ogen van Natte Ogen nog te kort. Tranen, waar wij ons mee zouden vertroosten en verzekeren, zelfs lange tijd nadat we ze vergoten hebben, over die tranen weent hij nog, zoals wij zouden wenen over onze grootste zonden. Zijn bidvertrek maakt al zijn schoonheid tot verderf en al zijn gerechtigheden tot gescheurde vodden. Geen wonder dat iedereen zo’n man uit de weg gaat. Behalve Ontwaakt Verlangen. Hij zei tegen de burgers van stad mensenziel: Ik wil prins Immauel uw smeekschrift aanbieden, maar op één voorwaarde: dat Natte Ogen met me mee gaat. En zo ging daar die onafscheidelijke tweeling, droefheid over de zonde en een honger naar heiligheid, hand in hand naar het paleis van Immanuel. Ontwaakt Verlangen met een koord om zijn nek en Natte Ogen met ineengewrongen handen. Zo gingen ze op weg. U zegt dat u niet zoveel vuil kan ontdekken op de bodem van uw gebeden? Ik weet wel hoe dat komt. Omdat u niet de ogen van Natte Ogen hebt. Als u zijn ogen zou hebben en u zou dan op uw gebeden en tranen uw natte ogen richten, dan zou u hem gaan begrijpen. Dan zou u van hem gaan houden. Dan kiest u de kant van die ontroostbare ziel. Dan wilt u niemand anders liever meenemen als u prins Immanuel uw smeekschriften gaat aanbieden. Lees die boeken die er op gericht zijn om gebroken harten te maken. Natte Ogen, die goede, beste man, was zo bang dat hij nog niet genoeg verbroken was. Hij snikte: ‘Goede lieden hebben soms slechte kinderen en de oprechten krijgen dikwijls huichelaars.’ Het zijn juist de oprechten, die zo vaak vrezen dat ze onoprecht zijn. Na nog verder aan Natte Ogen allerlei lessen ontleend te hebben, besluit Whyte met een indringend woord. ‘Geestelijke prediking, recht toe recht aan, inwendig, toetsend, bevindelijk. Prediking voor een hart dat worstelt om heiliging. Prediking voor mensen wier leven er geheel op gericht is om zich een nieuw hart te maken (Ezech. 18:31). Dat soort prediking wordt in onze dagen (1870) nauwelijks meer gevonden. Er is op de kansels wel veel geleerdheid, grote welsprekendheid en grote ernst, maar bevindelijke prediking, prediking naar het hart, prediking met tranen (‘wet-eyed’ preaching, vgl. Hand. 20:31) is iets wat verdwenen is”.
In een heel eenvoudig beeld zien we hier wat een gebroken hart en een verslagen geest betekenen kunnen. Deze gestalte hebben we ook nu nog nodig, maar deze is zeldzaam geworden. In de wereld geldt het devies dat we onze gevoelens niet verbergen moeten. In de kerk gebeurt dat maar te vaak; gevoelens van droefheid en van blijdschap, want die beide hangen met elkaar samen. Een bekende regel luidt: “Ween, kind der aarde, ween, omdat g’ een zondaar zijt”. Het gevoel, emotie nog minder, is zeker geen grond en de een heeft er meer van dan de ander, maar een mens is geen robot; Gods werk laat de ziel en onze gevoelens niet ongemoeid. Het zou erg zijn als bij het gemis aan tranen, ook de bediening van Gods Geest, Die deze tranen werkt, verdwenen zouden zijn.

Uit de Saambinder:

Hoe komt God nu aan Zijn eer? Bij de redactie kwam een vraag binnen met het verzoek deze te beantwoorden in De Saambinder. De vraagsteller worstelt met het probleem dat er in zijn leven wel ogenblikken zijn geweest, met name ook onder de prediking, dat hij heeft mogen geloven dat er een mogelijkheid was om zalig te worden. De liefde Gods voor Zijn Kerk werd geproefd. Maar nu is dat alles weg en toegesloten en blijft er niets anders over dan zonde en een hemelhoge schuld. Een toegepaste Zaligmaker wordt gemist. Wel Zijn liefde gesmaakt, maar Die persoon nog te missen. Wel de verloren staat gezien en een beest geworden voor God. Nu is alles kwijt en schreit het van binnen. Hoe komt God nu aan Zijn eer? Hoe moet het nu verder? Hierop antwoordt Ds. W. J. Karels:
De vraag was: Hoe moet het nu verder, en hoe komt God nu aan zijn eer? Wel: Is dit niet de les die Christus Zelf leerde: ‘Indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zo blijft hetzelve alleen; maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort’. En 2 Korinthe 4:11: ‘Want wij die leven, worden altijd in de dood overgegeven om Jezus wil, opdat ook het leven van Jezus in ons sterfelijk vlees zou geopenbaard worden’. Is dit niet de les van het gehele Woord van God? Hebben ook de discipelen met hun bekering, met hun openbaring van de Middelaar en met hun roeping tot het ambt zich uiteindelijk niet geërgerd toen het op de betaling van hun schuld door de Borg aankwam? Hebben ze hem niet allen verlaten? Omdat ze ten diepste nog zo blind waren voor het karakter van de zonde, voor de eis van Gods heilig recht en de noodzaak van betaling? En komt niet juist in deze voldoening van de Borg God aan Zijn eer? Ds. G.H. Kersten schrijft in zijn catechismusverklaring dat juist in deze weg de Borg de meeste waarde krijgt voor een arme, uitgewerkte en verloren zondaar. Dan moeten wij totaal verdwijnen. Hij moet verschijnen. Wij minder en minder worden, ja, omkomen zelfs. En is dit niet juist datgene waar we ons zo tegen verzetten: dat sterven aan onszelf! Juist dat vrome en godsdienstige vlees wil niet uit genade zalig worden. En zo zeker dat de planting van het ware geloof een eenzijdig Godswerk is, zo is ook de beoefening van het geloof een werk van Gods Geest. Dat we dan toch maar zouden smeken of de HEERE ons wil bekeren en leren en leiden en onderwijzen in het effen recht des HEEREN. De HEERE leert echter door de onderwijzingen van Zijn Geest niet alleen dat Zijn uitverkorenen zalig kunnen worden door het geloof in Christus, maar Hij leert hen ook hoe ze zalig kunnen worden, namelijk alleen door het Bloed op grond van recht. De HEERE schenke het ons allen uit louter genade. Van der Groe schrijft: ‘Mijn vriend, ik moet er mijn eigen zaligheid, die ik van God uit genade door Christus ben hopende, onder zetten dat Christus u waarlijk genade geven wil, indien gij maar waarlijk genade hebben wilt. Nu zoude ik u hiernevens raden: 1e Zoek te leren kennen door Christus’ Geest wat genade is. O! gij zult die niet begeren voordat gij ze kent. Ik wens dat Christus u wil doen weten wat genade, genade is. 2e. Zoek ook te leren verstaan wat er toch in de weg staat, dat, daar Christus alzo ruim is in Zijn aanbieding, en zo onbepaald en generaal in Zijn beloften, nochtans uw arme ziel niet door Hem geholpen en tevreden gesteld wordt. Want voorzeker, Hij belooft niet alleen, maar geeft ook ruste aan allen die vermoeid en belast tot Hem komen. Zie Zijn eigen woord (Matth.11:28). Al had gij het ook duizendmaal gezien, zie, het nog eens terdege, en geloof het door Zijnen Geest, dan zult gij zekerlijk geholpen zijn en zalig worden. 3e. Zoek ook eens recht te leren verstaan wat zonde en helle, vloek en toorn voor dingen zijn, en wat dingen het voor u zijn. O, ik wens u daartoe Jezus’ licht zelf . Studeer maar eens met uw hart bij Gods licht in deze dingen, totdat de binnenste grond van uw hart door Gods Geest eens recht verbrijzeld is; en zie eens hoe lange tijd gij dan nog met Christus en met Zijn genade en almachtige Geest zult kunnen twisten. Laat uw staat en vorige werkzaamheden en ondervindingen en uwe ontmoetingen, daar gij van geschreven hebt, en alles, alles daar gij dagelijks gewend zijt te leven, maar eens geheel rusten; want het is Christus niet en ook niet de weg tot Christus. Gij zijt zelf een schipper (Van der Groe bedoelt hier de vraagsteller, WJK), naar ik leze in uw brief, en gij vaart immers gaarne de kortste weg die goed is. Nu, de Heere doe u ook zo eens handelen met uw eigen ziel en eeuwige zaligheid. Ik bidde u, haal niet meer werk overhoop dan alleen maar de drie dingen die ik u voorgesteld heb. Zet en sluit uw zelven (o, dat het Gods Geest eens met en voor u mocht doen!) maar eens terdege in deze enge en benauwde gevangenis en loop er niet uit, voordat gij als een gebondene door Christus Zelf wordt uitgelaten door het bloed des Verbonds. De mensen nemen duizend keren draaien en omwendingen om in den hemel te komen, maar zij missen het enge pad, Christus Zelve”.
Wie met deze vraag worstelt, vindt hier goede raad. Ik denk aan wat van der Groe opmerkt: “laat uw …..ondervindingen… maar eens geheel rusten, want het is Christus niet”. De vraag was hoe het nu verder moet; maar we bedoelen dan aan te geven dat we al op de weg zijn, terwijl van de Groe er op wijst dat Christus alleen de Weg is. Onze bevinding is ook geen weg tot Hem. Deze dingen moeten we nauwkeurig onderscheiden. Ds. Karels wijst er ook nog op dat we niet sterven willen aan onszelf; we zoeken wegen buiten Christus om. We moeten het kleine woord “genade” leren verstaan. Ook onder ons wordt geworsteld met de genoemde vragen. Als dan Christus zegt: “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven”, dan ligt daar alles in wat we nodig hebben. Dan vraagt van der Groe: “Wat staat er toch in de weg”? Bij dit licht moeten we onszelf telkens weer onderzoeken.


Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Persschouw

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 2010

Bewaar het pand | 12 Pagina's