Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jojakim-3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jojakim-3

2 Koningen 23:34-24:6; 2 Kronieken 36:5-8; Jeremia 22:13-19.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit enkele gebeurtenissen die de profeet Jeremia uit het leven van koning Jojakim vertelt, wordt duidelijk wie deze koning is, met name wat betreft zijn houding tegenover Gods Woord en de verkondigers ervan. Er blijft geen twijfel over: deze man staat haaks op wat de Heere van Zijn volk vraagt. Als zoon van Josia heeft hij geweten waar zijn vader voor stond, maar hij heeft zich radikaal van de Heere afgekeerd en zo is hij een vloek voor het volk waarover hij regeert. Hij regeert over Juda in een tijd die niet zonder zorg is. Na de dood van Josia wordt er strijd gevoerd om Juda door de twee grootmachten uit die dagen, Babel enerzijds en Egypte anderzijds. Tussen die machten dreigt Juda verpletterd te worden. Wat moet Juda doen om het naderend onheil af te wenden? Is niet de enige weg die open staat de weg omhoog? Moeten ze niet tot de Heere de toevlucht nemen? Hij alleen kan beschermen. Van Hem moeten de leiders van het volk, en daarbij met name de koning, wijsheid begeren. Maar die weg wordt niet bewandeld. De Heere wordt overal buiten gehouden. Van Jojakim moet gezegd worden dat hij deed wat kwaad was in de ogen des Heeren.

Belastingpolitiek
Wat de bevolking van Juda ook al erg snel aan de weet komt is dat de nieuwe koning in feite uitgaat van de gedachte dat het volk er voor hem is. Dat volk moet hem dienen. Het moet hem geven wat hij wil. Dat betekent dus dat elk begrip van wat een koning in een theocratie behoort te doen, hem vreemd is. Hij heeft er absoluut geen enkel idee van dat zo’n koning er voor het volk is. Hij dient herder te zijn met zorg voor de kudde. Hij behoort in de manier waarop hij regeert iets te laten zien van de Heere, die de eigenlijke Koning is. De manier waarop God zorgt voor Zijn volk dient de aardse koning tot norm en maatstaf te zijn. Dat Jojakim van deze dingen niet wil weten blijkt vrijwel direkt na zijn troonsbestijging. Uiteindelijk is hij toch koning geworden, nadat het volk hem aanvankelijk gepasseerd had ten behoeve van een jongere broer. Dat koningschap heeft hij te danken aan Faraö Necho en niet aan het volk. De Egyptische koning nam echter nog een andere maatregel. Hij legde Juda een zware boete op. Honderd talenten zilver en een talent goud - een fors bedrag. Wie moet dat betalen? Dat zegt Necho er niet bij. Als hij het maar ontvangt. Natuurlijk is de koning ervoor verantwoordelijk dat dit geld er komt. Maar waar haalt Jojakim het vandaan? Zijn eigen rijkdommen ontziet hij. De schatten uit het paleis blijven ongemoeid. Het volk moet maar betalen. Daarom schakelt hij de belastingdienst in en die dienst machtigt hij om extra heffingen aan het volk op te leggen. Dat gebeurt overigens wel op een eerlijke manier. Iedereen onder het volk wordt aangeslagen overeenkomstig zijn vermogen. Maar desondanks is het voor het volk toch een zware belasting, die Jojakims populariteit zeker niet verhoogd heeft. Deze maatregel van de koning geeft de indruk dat hij zich op het volk wil wreken. Ze hadden hem immers gepasseerd toen er een opvolger moest komen voor de gesneuvelde Josia. Het volk had aan zijn jongere broer de voorkeur gegeven. Dat stak hem. Begrijpelijk. Maar als hij dan nu onverwacht toch nog tot de troon komt heeft hij gelegenheid om het volk te laten merken dat hij het hen kwalijk nam wat er gebeurd was. Niet erg verstandig van hem. Het zou beter geweest zijn als hij naar andere middelen had gezocht om de schatting aan Egypte te betalen. Hij had moeten proberen in de gunst van het volk te komen, opdat ze hem welwillend zouden aanvaarden als koning. Maar zover denkt Jojakim niet. Het volk heeft in zijn visie niets te zeggen. Dat heeft eenvoudig maar te doen wat de koning wil. Hij heeft het immers voor het zeggen. Dat hij zo denkt blijkt ook nog uit iets anders. Iets waar de profeet Jeremia over vertelt.

Machtswellust
Ten aanzien van de voorganger van Jojakim heeft de profeet Jeremia het een en ander gezegd in de zogenaamde vorstenspiegel in Jer. 22. Daar staat ook iets in te lezen ten aanzien van Jojakim. Het blijkt daar dat Jojakim pronkzuchtig is en niet schroomt om van zijn macht misbruik te maken. Jojakims grote wens is dat hij zal kunnen concurreren met andere koningen. Zijn rijk is weliswaar een klein rijk, lang niet zo machtig en aanzienlijk als andere rijken. Het mag zelfs veel van de eigen zelfstandigheid verloren hebben nu het onder controle van Egypte staat. Niettemin wil Jojakim meetellen. Hij wil niet onderdoen voor andere koningen, die in staat zijn mooie paleizen te bouwen en die te bewonen. Dat wil Jojakim ook. De profeet Jeremia heeft het gezien. Hij weet dat Jojakim een mooi paleis bouwt met indrukwekkende zalen, waarin het beste materiaal verwerkt is. Geen gewoon hout wordt erbij gebruikt; nee, het moet speciaal cederhout zijn. Prachtige kleuren moeten in het gebouw aangebracht worden. Mensen die het zien, moeten versteld staan. Dat is het wat Jojakim wil. Pronken, opscheppen, indruk maken. Hoe hij dat doen kan terwijl zijn volk in zulke deplorabele omstanigheden verkeert en er ook nog eens zoveel schatting aan Egypte betaald moet worden? Voor Jojakim is dat geen vraag. Het volk is er immers voor hem en dat moet doen wat hij wil. Dat betekent voor Jojakim dat hij ervan uitgaat dat zij die voor hem dit paleis bouwen geen loon hoeven te ontvangen. Zij hebben eenvoudig de plicht om voor hem te werken. Dat dit onrecht is, komt niet in zijn gedachten op. Dat hij hiermee dit fraaie huis bouwt met ongerechtigheid - hij beseft het niet. Maar zo denkt de Heere er wel over en zo laat de Heere het door Jeremia ook zeggen (vs. 13). Het loon van de arbeider inhouden is een groot kwaad in Gods ogen. Medemensen uitbuiten beoordeelt de Heere als een gruwel. Wat is dit kwaad vaak begaan. Hoevaak zal het gebeurd zijn dat mensen zo behandeld werden? Jacobus heeft het geroep van de mensen gehoord, die zo behandeld werden; ja de Heere Zelf heeft het ook gehoord (Jac. 5:1-6). Pronkzuchtig is Jojakim. Misbruik maakt hij van zijn macht. Nog erger maakt hij het. Jeremia spreekt er zelfs van dat Jojakim niet terugschrikt voor het vergieten van onschuldig bloed. Ook dat nog! Mensen die zich tegen de koning en zijn methoden verzetten heeft hij laten ombrengen. Hij verdrukt met geweld; hij bezorgt overlast. Dat is Jojakim. Maar zijn eerste en voornaamste taak verzuimt hij. Hij is geen herder van het volk. Hij gaat het volk ook niet voor op de weg van het dienen van de Heere. Integendeel, het reformatiewerk waar zijn vader Josia mee begonnen was, wordt door hem teniet gedaan. Dat is wel gebleken uit de moord op Uria en het verbranden van Jeremia’s boekrol. Jojakim is een afvallige. Niets houdt hem kennelijk tegen op deze fatale weg. Het lichtend voorbeeld van zijn vader Josia brengt hem niet tot bezinning. Het waarschuwend voorbeeld van zijn broer Joahaz doet dat al evenmin.

Waarschuwingen
De Heere stuurt wel waarschuwingen. Dat doet Hij bijvoorbeeld door het ingrijpen van de koning van Babel, Nebukadnezar. Jojakim, die door de Egyptische Faraö tot koning over Juda is aangesteld, kiest aanvankelijk de partij van Egypte. Maar Egypte wordt door Nebukadnezar, de koning van Babel, verslagen in de slag bij Karchemis. Deze Nebukadnezar trekt daarna op naar Jeruzalem en neemt daar Jojakim gevangen die hij meeneemt naar Babel, samen met anderen uit Jeruzalem (2 Kron. 36:6,7). Als Jojakim daarna belooft trouw te zullen blijven aan Nebukadneza, ontvangt hij permissie om terug te keren naar Juda om daar als vazal van Babel verder regeren. Dat duurt drie jaren (2 Kon. 24:1). Op de een of andere manier wordt Jojakim er dan toe gebracht om in opstand te komen en ontrouw te worden aan Nebukadnezar. Weer kiest hij de kant van Egypte. Natuurlijk kan Nebukadnezar dat niet op zich laten zitten. Alleen ziet hij niet direkt kans om persoonlijk naar Jeruzalem op te trekken en Jojakim een afstraffing te geven. Wat hij wel kan doen, doet hij. Hij zet verschillende volken die rondom Juda gelegen zijn aan tot het uitvoeren van strooptochten in het rijk van Jojakim waardoor Juda erg verzwakt raakt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 2011

Bewaar het pand | 20 Pagina's

Jojakim-3

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 2011

Bewaar het pand | 20 Pagina's