Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ware religie. Jakobus 1:25-27

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ware religie. Jakobus 1:25-27

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is erg wanneer op de prediking van het Woord geen gebedsleven en ware bekering volgen. Het leven kan een bepaalde kleur krijgen, maar daar blijft het bij. Het oude leven zet zich voort. Jakobus zegt: men is even spiegelkijker. Even kijken en niet in zich opnemen wat men ziet. In vers 25 wijst Jakobus op een blijvende spiegelkijker. Hij bukt zelfs voorover om goed te kunnen kijken. Nu is het opvallend dat de spiegel niet meer het Woord wordt genoemd, maar de volmaakte wet. Calvijn is van oordeel dat Jakobus in plaats van Gods Woord de wet gebruikt omdat Jakobus met Joden te maken had die gewoon waren om de hele lering van God als wet te beschouwen. Het kan ook zijn dat de lezers nog helemaal op het Oude Testament waren aangewezen. Voor Jakobus was er geen tegenstelling tussen woord en wet. Wanneer we heel het schrijven van Jakobus nagaan kan gezegd worden dat Jakobus in de Thora de wet, dat is het hart van het Oude Testament, wet en evangelie doorheen geweven zag. Hij zag ook geen enkele tegenstelling tussen de heilige wil van God en de wetsverkondiging en de prediking van de Heere Jezus. Beiden vormen een eenheid: wet en evangelie, al zijn ze onderscheiden. Nu is de wet volmaakt, dat is volkomen. Hij kan niet beter zijn. Hij is goed. Hij is van God, Die volmaakt en goed is.

Band aan de wet
Een sprekend kenmerk van de wet wordt doorgegeven. Het is de wet der vrijheid. Voor verschillenden lijken wet en vrijheid elkaar uit te sluiten, zodat de volbrenging van de wet als een last werd gevoeld (Matth. 23:4).Jakobus keert zich tegen deze verkeerde opvatting van de wet. Jakobus zelf vond aansluiting in wat Psalm 119 zegt. De wet waaraan Jakobus denkt en bij leeft maakt vrij. Geen leven van losbandigheid maar vrijheid met gebondenheid aan de wet. Een leven in gehoorzaamheid aan de geboden des Heeren. Het is een vrijwillige wetsgehoorzaamheid van binnenuit. Terecht wijst Calvijn bij de tekst op de Heilige Geest als de vinger van God Die de harten graveert. Hoe rijk spreekt ook de profetie. Ik de Heere zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn (Jer. 31:33). Van de dader van het werk, dat is die een leven leidt naar Gods wil, zegt Jakobus: Hij zal gelukzalig zijn in dit zijn doen (vs. 25). Laten we opletten dat Jakobus niet zegt voor zijn doen: gelukzalig, maar in dit zijn doen. Het doen van Gods wil. Jezus zegt: indien gij deze dingen weet, zalig zijt gij zo gij ze doet (Joh. 13:17).

Horen en praten
Jakobus is niet aan het einde met zijn onderwijs. Een aangrijpende zaak wordt onder de aandacht gebracht. Een zaak die onder joden-christenen voorkomt. Horen en praten. Maar geen daden naar horen en spreken. Een euvel wat niet tot het verleden behoort. Anders zou het niet staan in het Woord van God. Ambtsdragers vallen daar niet buiten. Tegenstelling is dubbel erg. Het kan geweldige gevolgen laten zien in de gemeente of samenleving. Want de buitenwereld let hoofdzakelijk op de daden. Jakobus denkt aan een persoon die goede hoge gedachten van zichzelf heeft, een zelfverzekerd lid. Een zelfverzekerde dominee of ouderling. Hij is ervan overtuigd dat zijn godsdienstig leven, zijn overtuiging goed is. Hij heeft een oor voor het Woord des Heeren en spreekt daarover. Positief. Op of onder de preekstoel. Nu dient wat gehoord wordt, wat uitgesproken wordt, zijn uitwerking te hebben in de omgang met de medemens. Dat wil niet zeggen dat men feilloos is in het spreken, maar dat men dat wel zou willen. Ook juist denken aan en spreken over de ander. Het: weet wat je zegt en zeg niet wat je weet is een stelregel die de ambtsdrager niet vreemd behoort te zijn. Letten op het spreken met gebruikmaken van de tong. De tong, een rijk orgaan van de Heere, kan zo misbruikt worden.

Kwaad gevolg
Jakobus zegt dat het niet kan samengaan godsdienstig zijn en het niet beheersen van de tong. Waarom? Omdat beide met elkaar in tegenspraak zijn en de tong kan werken als een vuur. Jakobus zegt wanneer er geen overeenstemming is dan misleidt men zijn hart. Hart en tong staan niet los van elkaar. Jezus zegt: vanuit het hart zijn de uitgangen des levens. Het hart blijft meester van de tong en lippen. Wie geen acht geeft op zijn tong, op zijn spreken, kan zich heel vroom voordoen, maar er is zelfmisleiding. Kent men genade, dan zal de doorwerking ontbreken.

Kenmerkend
Niemand kan Jakobus beschuldigen van eenzijdigheid. In vers 27 gaat het over het wezen van de ware religie. Dat is zuiver en onbevlekt, dat is een godsdienst die voor God kan bestaan en zo waarde heeft. Jakobus voegt de naam Vader er aan toe. Hij is Vader van Zijn kinderen, maar ook van weduwen en wezen. Het kenmerkende van de zuivere onbevlekte godsdienst, zegt Jakobus, blijkt uit het bezoeken van of het omzien naar weduwen en wezen in hun verdrukking. Vaak werden ze onderdrukt, want ze stonden overwegend niet hoog aangeschreven. Er waren er die aan hun lot overgelaten werden. Ook was uitsluiting vanwege hun godsdienstig leven niet uitgesloten. Men was aangewezen op de barmhartigheid van de medemens. Nu hebben bijzonder de profeten gewezen op de sociale verplichtingen en de nalatigheid in dat opzicht. In Zijn prediking wijst Jezus op de dagelijkse verplichting ten aanzien van de noodlijdenden. Fel heeft Jezus getoornd tegen de rijken die de huizen van weduwen opaten. De apostelen trokken zich bijzonder het lot van de weduwen aan. In de eerste christengemeente waren er velen. Het oog van Jakobus was niet gesloten voor de grote nood. De sociale zijde van het evangelie werd door Jakobus naar voren gebracht. Dat wil niet zeggen dat er door hem een tweeërlei evangelie werd gepredikt. Een geestelijk en een sociaal evangelie. Voor Jakobus was het geestelijk evangelie sociaal. Gelijk vruchten resultaten zijn van een boom. Zo zijn daden vrucht van het nieuwe leven ontstaan in het hart. De catechismus spreekt van vruchten der dankbaarheid. In de vroege kerk werd door verschillenden aangedrongen op sociale barmhartigheid. Polycarpus vermaande de ouderlingen om geen enkele weduwe of wees onverzorgd te laten. Tijdens vervolgingen onder keizer Decius werd gevraagd de schatten van de kerk aan de overheid over te leveren. Het antwoord van diaken Laurentius was: de enige schatten die wij bezitten zijn de armen. Het tweede kenmerk van de Godsvreze is zichzelf onbesmet bewaren van de wereld. Een christen behoort te staan in de wereld en veel te doen voor de wereld. Maar in niets één worden met de wereld. De gelijkschakelingsdrift neemt toe. Met een uit het verband gerukte tekst wordt wat bij de wereld is begonnen in de kerken getolereerd. Ik denk aan de huwelijksrelatie tussen man en vrouw. Men kent tegenwoordig ook alternatieve verbintenissen. Dan zegt men: de Schrift legt toch het accent op de liefde, daar komt het op aan. Liefde is elkaar het ja-woord geven. Dan spreekt men van: Adam en Evert, Eva en Rika. Zo gaat het, zo kan het, zo mag het?

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 2011

Bewaar het pand | 20 Pagina's

De ware religie. Jakobus 1:25-27

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 2011

Bewaar het pand | 20 Pagina's