Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een gericht woord Jakobus 2:8-11

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een gericht woord Jakobus 2:8-11

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tijdens de kerkvisitatie wordt aan de kerkenraad gevraagd of de wet des Heeren elke zondag de gemeente wordt voorgehouden. Geen overbodige vraag, want de wet van de Heere is niet tijdgebonden. Aan het begin van de morgendienst vindt de lezing van de wet plaats. Althans, zo behoort het te zijn. We hebben niet te doen met een oude traditie, maar met een Bijbels gegeven. De aanhef van de wet en zo de eerste woorden wijzen op de verbondsverhouding. Alsook op onze band met Israël. In de genoemde geboden maakt de Heere Zijn wil kenbaar. In opdracht van de Heere heeft Mozes die wil van de Heere verduidelijkt zodat Israël overduidelijk kon weten wat de wil, de eis van de Heere was en waaraan men zich had te houden. Met het indringend slot. Vloek en zegen. Nu kan en mag de wet van de Sinaï niet afgeschreven worden. Zeker, het evangelie is een rijk gegeven. Maar daardoor is de wet niet verdwenen. Naar de Schrift kan gezegd worden: er is geen wet zonder evangelie en geen evangelie zonder wet. Het spreken van wet en evangelie is niet in de eerste plaats een dogmatische zaak, maar een Bijbels gegeven. Tijdens Zijn omwandeling onder het volk heeft de Heere Jezus Zich gehouden aan de eis, de wil van Zijn Vader en die ook in praktijk gebracht. Het God liefhebben boven alles en de naaste als zichzelf. Met nadruk heeft de Heere Jezus ook gezegd: Ik ben niet gekomen om de wet te ontbinden, maar om die te vervullen. In de apostolische brieven wordt gewezen op de wet en de functies van de wet. Denk aan Efeze 6 waar Paulus wijst op de plichten van de ouders en de kinderen. Verbonden met datgene waar Jakobus op wijst kan gedacht worden aan de wet als regel van en voor het leven. Een zaak die vandaag niet vergeten mag worden. Het accent wordt gelegd op de liefde, wat op zich niet verkeerd is. Maar men kan voorbijgaan aan of voorbijzien wat elk gebod inhoudt. Gelijk ook duidelijk en klaar wordt in ons belijdenisgeschrift de Heidelbergse Catechismus.

Liefde
De uitdrukking: opdat het u welga, is geen losse opmerking maar een vaststaand gegeven. Er staat in de Schrift: in het houden van Gods geboden is grote loon (Ps. 19:12). Terecht belijden we met de catechismus in zondag 24: Die beloning geschiedt niet uit verdienste, maar uit genade. De Heere Christus gaat in Zijn onderwijs daaraan niet voorbij. In verbondenheid aan Jezus’ onderwijs schrijft Jakobus. Indien gij dan de Koninklijke wet volbrengt naar de Schrift: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven, zo doet gij wel (vs. 8). Het is opvallend dat Jakobus de wet koninklijk noemt. Daar straalt zeggenschap in uit. Het gezag en zo de eis van een koning. De wet der liefde is uitgevaardigd door een Koning. Jakobus denkt aan Koning Jezus. De inhoud van Zijn Koninklijke wet is naastenliefde in de praktijk. Die inhoudsbepaling van de wet laat Jezus in Zijn onderwijs duidelijk horen. Mattheüs 22:37-40. Jezus werd de vraag gesteld: Meester, welk is het grote gebod in de wet? Jezus zeide tot hem: Gij zult liefhebben de Heere uw God met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede aan dit gelijk : Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven. Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten. De uitleg van de wet door Jezus spreekt van gezag hebben. Zo ook als Hij bij Zijn afscheid tot Zijn discipelen zegt: een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt (Joh. 13:34). Wat nu Jakobus citeert uit Lev. 19:18 is een oud gebod, maar niet verdwenen door het spreken en geven door Jezus. Het nieuwe wijst erop dat het gebod nu gedragen wordt door de liefde die Christus in Zijn kruisdood heeft getoond. Zodat de wet als een nieuw gebod, als een Koninklijke wet rust op de verzoening die Hij door Zijn Zelfofferande heeft bewerkstelligd en getoond heeft in Zijn zelfopofferende liefde. Samenvattend kan gezegd worden dat de christen- joden gewezen worden op het gebod van Mozes en het gebod van Jezus. Zij behoren beide in praktijk te brengen. Door Gods Geest is het mogelijk. De Geest Die Jezus verdiend heeft en werkt tot levensheiliging.

Omstreden
Daar het aanzien van de persoon een diep ingeworteld gebeuren is en zo veel voorkomend gaat Jakobus op een concrete zaak wijzen. Maar indien gij de persoon aanneemt, zo doet gij zonde en wordt van de wet bestraft als overtreder (vs. 9). Dit zegt Jakobus zo scherp omdat de zonde zo algemeen is geworden zodat zij niet meer als zonde wordt gezien. Het is een algemene zaak. Velen doen het. Het is een zaak die ook nu voorkomt. Er wordt wat gehoord, gezien en nagedaan. Op ethisch gebied vindt er wat plaats. Het gij ‘anders’ vervaagt. Het aanpassen, het gelijk zijn aan de ander met een vroom tintje neemt toe. Als Jakobus zo met nadruk zegt: ge bedrijft zonde, dan houdt dit verband met het feit dat het beginsel van de wet liefde is. Liefde tot God en liefde tot de naaste. De Koninklijke wet van de Wetgever klaagt aan en dat doet hij elke overtreder, wie hij ook is. Rijk of arm. Oud of jong. De wet stelt schuldig. Veroordeelt. Brandmerkt de persoon als overtreder.

Zelfverblinding
Nu kan er sprake zijn van zelfverblinding. Een ernstige zaak. Want men misleidt zichzelf en handhaaft zichzelf. Men gaat voorbij wat één is en trekt een eigen conclusie. Zo was het bij de farizeeërs. Voor hen was de wet een optelsom van losse geboden. Het was hun visie, zelfs hun overtuiging. Men kan het ene gebod houden en het andere overtreden zonder dat dit iets met elkaar te maken heeft. Zeker, er is onderscheid in de geboden. Maar de geboden vormen gezamenlijk een eenheid. God is één en Zijn wet is één, Zo behoort ons leven ook één te zijn. Mensen uit één stuk. Één is ook het kengetal van het Joodse geloof. De oude, nog enige belijdenis van het Joodse geloof is: Hoor, Israël, de HEERE onze God is een enig HEERE, Deut. 6:4. De christenjood Jakobus blijft deze belijdenis getrouw naar het gebod van de Heere zodat hij haar zijn medechristenen in het hart zou willen griffen. Vandaar dat zijn krasse uitdrukking geen scherpe, maar een herderlijke opmerking is. Aanvaardt de eenheid. De eenheid van God en de eenheid van Zijn wet, van Zijn geboden. Samenvattend moet gezegd worden en niet vergeten: al de geboden zijn door één en dezelfde God gegeven en hebben daarom allen hetzelfde gezag. Dit nu wijzigt nooit. Omdat God de Heere de Onveranderlijke is. Er straalt in uit Zijn rechtvaardigheid maar ook Zijn goedertierenheid en liefde. Maar wie één gebod overtreedt, overtreedt al de geboden. Als bewijsgrond heeft Jakobus het over twee geboden uit de wet des Heeren. Het zevende en het zesde gebod. Bij onze overdenking mag waar Jakobus op wijst niet ontaarden in wetticisme, maar behoort te leiden tot de evangelische plichten. Die plichten ten opzichte van al de geboden mogen niet los gezien worden van Christus de Wetsvolbrenger en Wetsvervuller. Hij buigt ook door Zijn Geest onze wil en stort er nieuwe hoedanigheden in om liefde te kennen tot de eerste en de tweede tafel van de Wet. De inhoud van Psalm 119 blijft niet onbekend.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 februari 2011

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Een gericht woord Jakobus 2:8-11

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 februari 2011

Bewaar het pand | 12 Pagina's