Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Theodorus van der Groe. De bekering (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Theodorus van der Groe. De bekering (3)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Boven de derde preek over de bekering staat Matth. 9: 13 ‘Want Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering.’ Met rechtvaardigen worden geen echte rechtvaardigen bedoeld, maar valse en schijnrechtvaardigen, die in mindere of meerdere mate goede gedachten over zichzelf koesteren en hopen dat het met hen goed zal komen, dat zij genade bij God zullen vinden. Van der Groe schrijft: “Wanneer nu een mens maar in het minst rechtvaardig in zijn verbeelding is, zo kan hij onmogelijk een gepast voorwerp zijn voor een gehele omkering, verandering, vernieuwing en wedergeboorte, en zo is derhalve de Heiland niet gekomen voor een zodanige bekering.” Zondaren in de bovengenoemde tekst zijn mensen die niet de minste rechtvaardigheid in zichzelf hebben. Zij zijn onheilig, zondig, boos, blind en verdorven, zij zijn als goddelozen geheel van de Heere afgeweken, zij liggen onder de macht en de heerschappij van de satan en de zonde, ze roepen: Bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn. We lezen bij Van der Groe: “Zie, voor zulke zondaren, voor zulke vloeken helwaardige ellendelingen is de bekering ten leven, om de zodanigen te vernieuwen, te wederbaren, te herscheppen en ganselijk te bekeren, is de Heere Jezus, de aanbiddelijke Zoon Gods, hier in de wereld gekomen. Hij is gekomen om hen ‘tot bekering te roepen’, te weten: op een krachtdadige wijze, door middel van Zijn Woord en Geest, waardoor Hij hen zo tot bekering roept, dat zij daar ook daadwerkelijk toe komen, want de Heere roept hierbij de dingen die niet zijn, alsof zij waren.”

Wie bekeerd worden
Het gaat over de waarachtige bekering des mensen in het leerboek van de Kerk. De mens bestaat uit ziel en lichaam. De mens was goed geschapen. Door de val is de mens verdorven en heeft een totale wedergeboorte en bekering nodig. Die bekering is een voorrecht en een weldaad. De duivelen worden niet bekeerd. De staande gebleven engelen hebben geen bekering nodig. In Hebr. 2:6 staat dat God de engelen niet aanneemt, maar wel het zaad van Abraham. De voorwerpen van de waarachtige bekering zijn dus geen engelen, maar mensen. Van der Groe schrijft dat niet alle mensen, maar dat alleen de uitverkorenen tot bekering gebracht worden. We lezen het volgende: “De Heere heeft er een zeker bepaald getal van eeuwigheid voorgekend, en ze met hun namen in het Boek des levens opgeschreven: voor dezen heeft Hij Zijn Zoon gegeven, Die voor hen geleden, de dood des kruises gestorven, de ganse Wet volbracht, en alzo de bekering ten leven voor hen verdiend en verworven heeft.” Daarnaast stelt van de Groe duidelijk in overeenstemming met de Bijbel dat de Heere geen lust heeft in de dood van de goddeloze en zondaar, maar daarin dat hij zich bekere van zijn weg en leve (Ezech. 33:11). De Heere biedt zelfs zonder onderscheid alle mensen de genade der bekering aan, “zodat er niemand onbekeerd blijft dan alleen zij die weigeren zich door de Heere te laten bekeren, gelijk zulks geschiedt door al de verworpenen, die het tot het einde toe tegen de Heere uithouden, en met hun volkomen wil en lust onbekeerd in de zonde blijven leven, waartoe de Heere hun dan ook, volgens Zijn soeverein en rechtvaardig oordeel, aan zichzelf, en aan de verharding van hun hart overgeeft, hun somtijds zelfs de middelen ter bekering ontnemende, of die aan hen latende, en deze somtijds zelfs vermeerderende, ‘opdat zij ziende zouden zien en niet bemerken, en horende horen en niet verstaan’ , opdat zij niet te eniger tijd zich bekeren en hun zonden vergeven worden (Marcus 4:12). Hieruit blijkt nu, aandachtigen, dat God alle mensen roept in Zijn Woord tot bekering, en hen, wanneer zij daartoe onmachtig zijn, Zijn Heilige Geest en de genade der bekering aanbiedt, doch dat er evenwel geen anderen, als alleen de uitverkorenen ten eeuwigen leven tot Hem bekeerd worden, terwijl het ganse overige mensdom onbekeerd in de zonde blijft leven, niet willende zichzelf bekeren, noch zich van de Heere door Zijn Woord en Geest laten bekeren, tot welke hardnekkigheid, verstoktheid, boosheid en onwilligheid des harten zij volgens des Heeren soevereine en aanbiddelijke weg ook gezet zijn”.

Verloren zondaren
Het is niet zo dat de uitverkorenen iets in zichzelf hebben waardoor zij uitmunten boven anderen die blijven voort wandelen op de brede weg. Er is van nature geen onderscheid tussen uitverkorenen en verworpenen. Ieder gevallen mens is even verdoemelijk voor God. Het is Gods vrije, soevereine, aanbiddelijke genade volgens welke de Heere hen tot bekering heeft gesteld. Onder hen bevinden zich de grootste en snoodste zondaren. De Heere ontfermt Zich immers over wie Hij wil en Hij verhardt dien Hij wil. We zien dit duidelijk aan de uiterlijk zeer godsdienstig levende farizeeër en de uiterlijk zeer zondig levende tollenaar. Hoeren en tollenaren zullen overpriesters en ouderlingen voorgaan in het Koninkrijk der hemelen. De moordenaar die zalig is geworden was in zichzelf niet beter dan anderen. Dat gold ook Paulus. Hij was in zijn eertijds een godslasteraar, een vervolger en een verdrukker. De Heere handelt niet naar verdienste of waardigheid. Zo krijgt de Heere alleen de eer van de bekering van zondaren en zondaressen.

Hoe bekeert God
Van der Groe schrijft hierover behartenswaardige dingen: “Het is gewis en zeker, toehoorders, dat God de Heere hier met al Zijn uitverkorenen geenszins dezelfde weg en wijze houdt in hun te bekeren. Neen, zo ergens, dan openbaart zich hierin de aanbiddelijke vrijheid en soevereiniteit van de wegen des Heeren, volgens welke Hij de Zijnen in de tijd tot bekering leidt: beide ‘tijd en wijze’ zijn hier volkomen in de hand des Heeren, want wat de tijd betreft, de Heere bekeert sommigen in hun vroege jeugd, anderen in hun jongelingschap, anderen in hun mannelijk jaren, anderen in hun ouderdom, alhoewel dit laatste zelden gebeurt, gelijk ook het eerste.” Van der Groe schrijft dat de meesten tussen jeugd en ouderdom bekeerd worden. Het kan ook op een ziek- of sterfbed gebeuren. Ook de manier van de bekering verschilt. Verschillende wegen en middelen kunnen hiertoe gebruikt worden. Wat het wezen van de zaak betreft komen allen die bekeerd worden overeen met elkaar. We lezen dan het volgende: “De Heere weet naar Zijn oneindige wijsheid door welke weg elk naar zijn toestand nodig heeft tot bekering geleid en gebracht te worden, en het zou grote roekeloosheid zijn, zich te willen vermeten al des Heeren vrijmachtige wegen in deze volkomen te kennen, of de Heere aan iets in het bijzonder te willen binden, beperken of bepalen.” Over de verschillende manier van bekering lezen we het volgende: “In het algemeen bekeert de Heere de mens of op een meer evangelische, of op een meer wettische wijze, trekkende de een met mensenzelen en banden van liefde tot Zich, de ander daarentegen door zware en soms ook langdurige en wettische overtuigingen; de een ontbloot de Heere en maakt hem van zichzelf los, door zware slagen en hevige schuddingen vanwege Zijn heilige Wet, zodat de posten en fundamenten van het eigen huis zelfs met geweld omver gehaald worden, zo dat het somtijds zelfs verschrikkelijk is om te zien. Anderen daarentegen komt de Heere op een zachte wijze, en gelijk als door een gestadige drupping uithollen en van trap tot trap ontbloten, totdat zij zich aan Zijn macht en heerschappij ganselijk onderwerpen.” Gods algemene weg in de bekering is dat door de prediking van de Wet de zorgeloze zondaar uit zijn diepe zondeslaap ontwaakt, overtuigd wordt van het gevaar waarin hij zich bevindt, zodat hij in het hart geprikkeld, verslagen en verbrijzeld wordt. Als de zondaar genoeg verootmoedigd is komt de Heere met de prediking van het Evangelie en toont de beminnelijke en gepaste weg der zaligheid door de gekruiste Middelaar Christus Jezus, al duidelijker en levendiger totdat de zondaar zich geheel gevangen geeft aan God in Christus. Mensen maken zich druk over veel dingen in het leven, maar laten we mogen beseffen dat het voor alle dingen is het nodig deel te krijgen aan de waarachtige bekering, anders is het voor eeuwig verloren. We citeren de volgende woorden van Van der Groe: ‘En nu is het nog de tijd, waarin de Heere u allen in Zijn Woord en door onze mond zo ernstig tot die bekering komt roepen, en u, indien gij waarlijk machteloos en krachteloos zijt, en u als zodanig gedraagt, Zijn Heilige Geest laat aanbieden, om u tot bekering te brengen en te bewerken.”

De afsterving van de oude mens
Coll. 3: 9 spreekt van het uitdoen van de oude mens met zijn werken. De staat waarin de mens leeft voor zijn bekering is de oude mens. Voor de bekering draagt de mens het beeld van de eerste Adam in zijn ziel en vertoont ook dat beeld. De mens is het beeld van God kwijtgeraakt door eigen schuld. De oude mens wordt ook wel de voorhuid van het hart, het lichaam der zonde of vlees genoemd. De aanduiding “mens” wordt gebruikt omdat het de ziel en het leven van de natuurlijke mens betreft. De zonde oefent heerschappij over de gehele mens: verstand, oordeel, wil, geweten, geheugen en de hartstochten van de ziel. Al de lichaamsdelen staan ook in dienst van de zonde, het zijn wapenen der ongerechtigheid. De oude mens heeft haar oorsprong uit de duivel. Ze leeft en heerst in de onbekeerde zondaar. Zoals een mens groeit, zo groeit de verdorvenheid ook. Zoals een mens sterft, sterft de verdorvenheid in en door de bekering. Er wordt gesproken over de “oude” mens om onderscheid te maken met de nieuwe mens. Ook omdat de verdorvenheid er al is sinds de val en in ieder mens aanwezig is bij de ontvangenis en de geboorte. Een oud mens heeft zijn lichamelijke schoonheid verloren, zo heeft de mens zijn schoonheid verloren in de val. Ze is lelijk, walgelijk en afschuwelijk geworden. De oude mens is ook diep ingeworteld. In de bekeerden is de oude mens de ondergang, de verdwijning en de dood nabij. In het uur van sterven sterft zij geheel. Gods Woord spreekt van een kruisigen van de oude mens en een doden van de leden die op de aarde zijn. Door de bekering gaat de oude mens sterven. Van der Groe schrijft dat die afsterving plaatsvindt door drie dingen: door Gods licht, door het bloed van Christus en door de krachtige werking van de Heilige Geest. In de bekering krijgt de oude mens een geweldige knak en zware slag waarvan hij zich nooit meer herstellen kan. Gods kinderen hebben last van inwonende verdorvenheid en bestrijding.

Dagelijkse doding
Door de bekering heerst de zonde niet meer over lichaam en ziel van Gods kinderen. Paulus schrijft in 1 Cor. 15: 31 over een alle dagen sterven. Zoals onze lichamen steeds ouder worden en langzaam sterven, zo gaat het ook met de oude mens der zonde. Het sterven is vaak pijnlijk, benauwd en smartelijk, zo is het ook met het afsterven van de oude mens. Van der Groe schrijft over het afkappen van de rechterhand, het afhouwen van de rechtervoet, het wegwerpen van het rechteroog en het ten onder brengen van eigen vlees en bloed. De bekering is een genadewerk van God waardoor de mens wezenlijk en geheel vernieuwd, veranderd en omgekeerd wordt. Kennen wij de afsterving van de oude mens, de dagelijkse doding van het oude bestaan? Van der Groe noemt enkele zaken waaraan we dat kunnen weten. Door ontdekkend licht hebben Gods kinderen zichzelf leren bezien als gans verdorven, verdoemelijk, blind, onheilig, boos en zondig. Er is niets goeds in hen. Ze hebben zichzelf leren schamen, verfoeien en het vonnis des doods moeten uitspreken. Er is ontdekking gekomen aan eigen machteloosheid en krachteloosheid om iets ter doding en kruisiging van de oude mens teweeg te kunnen brengen. Plichten en deugden verlossen niet van de oude mens. Het inleven van de eigen machteloosheid en krachteloosheid deed roepen tot Christus om Zijn licht, hulp, kracht en geest en werkte gewillige overgave in de handen van Christus. Het kruisigen en doden van de oude mens werd geheel aan Christus overgegeven. Christus werd aangenomen als Hoofd, Koning en Verlosser. Het afsterven van de oude mens geeft pijn en smart, het is moeilijk en zwaar. De oude mens heeft nog kracht overgehouden, hij moet nog dagelijks gekruisigd en gedood worden. De woorden van Paulus worden verstaan: ‘Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods!’

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 9 augustus 2011

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Theodorus van der Groe. De bekering (3)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 9 augustus 2011

Bewaar het pand | 12 Pagina's