Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Te scherp? Jakobus 5: 1- 4

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Te scherp? Jakobus 5: 1- 4

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Moet dat zo! Dit kan de opmerking zijn nadat men gelezen heeft wat Jakobus geschreven heeft. Het is inderdaad niet mals. Moeten nu medemensen zo benaderd worden? Het op deze wijze spreken zal weinig of geen enkel effect hebben. Er komt geen bezinning, laat staan verandering. Toch moet niemand direct met kritiek klaar staan. Want wat we lezen staat in Gods Woord en is door de leiding van de Heilige Geest geschreven. De Heere heeft het zó gewild. Nu staat het getuigenis van Jakobus niet los van wat we lezen van de profeten. Wat hebben de profeten in opdracht van hun Zender niet gesproken. Indringend, gericht. Op de man af. Er dient ook gedacht te worden aan wat de Heere Jezus tot Zijn tijdgenoten heeft gezegd. Vele malen werd het ‘wee u’ gehoord. Tot wet- en schriftgeleerden. Van gesprekken onder vier ogen is ook het een en ander bekend. Denk eens aan het nachtgesprek met Nicodemus en aan wat de Heere Jezus zei tot de Samaritaanse vrouw. Zijn discipelen mogen we ook niet voorbijgaan. We dienen te onthouden dat de Heere woorden doorgeeft op het juiste moment. Ze mogen bestraffend, veroordelend zijn. Het leidde tot bekering. Zo moeten we ook het begin van hoofdstuk 5 van de brief van Jakobus lezen.

Op de man af
In hoofdstuk 4 werden de handelaars ernstig aangesproken. In het eerste deel van hoofdstuk 5 spreekt Jakobus tot landeigenaren. De grootgrondbezitters. Zijn de bezitters ook als de kooplui gewezen op de vereiste verhouding tot de Heere, nu gaat het over de houding van de boer tegenover zijn arbeider. Dit was nodig. Dringend nodig. Het is niet best op het platteland. Welk een sociale tegenstellingen waren er. De boeren waren steenrijk en de arbeiders straatarm. Zij leefden in erbarmelijke omstandigheden. Nu heeft Jakobus niet alleen een woord voor alle rijken, maar bijzonder voor hen die zich verrijkten ten koste van een ander. Er waren zelfs ten hemel schreiende toestanden. Diep aangrijpend is het, want zij behoorden tot de gemeenten en leefden alleen maar voor geld en goed. Bij het spreken van Jakobus waren vanzelf ook betrokken de rijken buiten de gemeenten. God de Heere heeft altoos een Woord voor hen die binnen of buiten zijn. Alhoewel het binnenwaartse Woord sterker, stringenter is, want men kent het Woord, of men heeft zelfs belijdenis gedaan van het Woord. Het Woord op de juiste plaats en adres mag ook nu niet ontbreken. Aan noden en bepaalde situaties dichtbij mag zeker niet voorbijgegaan worden. Van de diaconie wordt zeker van tijd tot tijd het één en ander op de kerkenraadstafel gelegd. Uit eigen gemeente of uit het buitenland. Hulporganisaties uit eigen kerk of land. Naar vermogen behoort er gegeven te worden. Mede ter bestrijding van de hardvochtigheid en grove nalatigheid. Want zich verrijken en meedoen aan corruptie behoren niet tot het verleden. Als apostel is Jakobus geroepen geadresseerd en frontaal te spreken in verband met het naderend oordeel. Het oordeel van de Heere, wat zelfs eindbeslissend is. De laatste dagen van de wereld komen. Het eindgericht komt. Eventueel uitstel is geen afstel. Wat nu een laatste dag doet is bekend. De rijken in de gemeenten zijn bij het Woord opgevoed. Jezus zegt: er zal wening en knersing van de tanden zijn. Het eeuwig vallen onder het oordeel van de Heere. Jakobus wil daaraan herinneren en de rijken die voor het vaderland weg leven zullen getroffen worden. Tenzij er bekering komt. Tot die bekering behoort verootmoediging. Schuldbesef. Wenen! Getroffen worden door wat men overkomt wanneer het blijft zoals het nu is. Nu is opvallend dat Jakobus schrijft in de tegenwoordige tijd. De rampdag is aangebroken. Uw rijkdom is verrot en uw klederen van de motten gegeten geworden (vs. 2). Met hun bezit is het gegaan als een kostbare vrucht die verrot is en zo vies en walgelijk is. Je hebt er niets aan. Je kunt er niet van genieten. Je kleding, waarmee jullie pronkten en waarin voor jullie een stukje status lag heeft geen enkele waarde meer. Jakobus wil zeggen: zo zal het op jullie sterfdag ook zijn. En die kan elke dag, elk moment aanbreken. De rijken zijn niet rijk in en met God, maar rijk met de drie H’s: halen, hebben en houden. Laten wij niet uit de hoogte de opmerking maken: die rijken toch. We kunnen als de Laodicenzen zeggen of denken rijk en verrijkt te zijn en geens dings gebrek te hebben en dat ondertussen de kennis van ellende, van jammerlijkheid, armoede, blindheid en naaktheid ontbreekt (Openb. 3:17). We kunnen de naam hebben dat we leven en we zijn dood (Openb. 3:1). Er is geestelijke zelfverrijking. Is er nog vrees voor zelfbedrog? Wie leven kent is daarvoor bevreesd. Men kan de vraag van de discipelen verstaan die zeiden toen de Heere Jezus het had over verraad: wie is het Heere? De vrees voor zelfbedrog grijpt heel diep aan. De Heere laat in de bevreesdheid niet staan. Hij geeft onderwijs uit het Woord. Wat kan de prediking van het Woord doen. De Heilige Geest draagt in het leven. Tot troost, Tot levensuitzicht. Jakobus is met zijn indringende woorden nog niet klaar. Hij wijst nog afzonderlijk op het goud en zilver. Jakobus zegt ervan: uw goud en zilver is verrot (vs. 3). Naar de gewoonte van die tijd lagen goud en zilver zorgvuldig opgeslagen of opgestapeld in vazen. Het tekende de rijkdom. Het werkt mee aan de trotsheid, want het is edelmetaal. Welk een waarde heeft het. Maar nu is er een wonderlijke uitdrukking, want goud en zilver kunnen niet verroesten. Hun waarde kan dalen, maar zij vergaan niet. Ze kunnen ook niet oxideren. Jakobus spreekt beeldend gelijk de Heere dit deed. Met nadruk zegt Jezus: Vergadert u geen schatten op de aarde waar de mot en de roest verderft. Maar vergadert u schatten in de hemel waar ze noch mot noch roest verderft (Matth. 6: 19 en 20). Door de grote Leermeester wordt niet het bezit van iets afgekeurd of het staan naar geoorloofde dingen. Zelfs gepaste genieting mag er zijn. Maar dankzegging mag niet ontbreken. Daarbij mag niet vergeten worden, dat wat men bezit aan het eind van het leven geen steun of rust geeft. Daar nu doelt Jakobus op. Want alles is niets als de dood komt. Jakobus gaat zelfs nog verder. Uw roest zal u zijn tot een getuigenis (vs. 3). Wat men voor zichzelf opgepot heeft zal in het gericht, en dat wordt bedoeld, tegen u getuigen. Het grote gericht van God komt. De rijken gaan met hun goden ten onder. Het vastklampen eraan baat niet. Heel het leven zal blijken een stuk levensbankroet te zijn. Heeft men de ernstige woorden van de Heere Jezus ‘zet er het hart niet op’ in de wind geslagen, de gevolgen blijven niet uit. De rijke dwaas en de rijke man zijn een baken in zee op de levenszee. Ook vandaag. Grijpt het ons als ambtsdragers aan dat de materialistische geest zo de kerken is binnengekomen en wat doen we er aan? Is ons levensbeeld naar het Woord? De rijken, de grootgrondbezitters, hadden zeer veel landerijen. Op de bouwgrond werd gerst of tarwe verbouwd. In de oogsttijd waren er veel arbeiders op de velden. Zo was het ook in ons land in de vorige eeuw tot begin jaren ’60. Er moest hard gewerkt worden. Als het weer het toeliet was men al vroeg in de morgen bezig. Zo was het ook in de tijd van Jakobus. Nu dacht een rechtgeaarde boer bijzonder in de oogsttijd aan zijn arbeiders.

Gestolen geld
Jakobus bemerkte bij sommigen het tegendeel. De arbeider was zijn loon waardig. De arbeider had er recht op. De Heere had in de burgerlijke wet laten vastleggen: op zijn dag na zijn werkdag, zult gij de arbeider zijn loon geven. De zon zal daarover niet ondergaan. Want hij is arm en zijn ziel verlangt daarnaar; dat hij tegen u niet roepe tot den HEERE en zonde in u zij (Deut. 24:15). Nu vonden er toch schrikbarende, ten hemel schreiende toestanden plaats. In plaats van het verdiende geld uit te betalen wisten de landheren met allerlei gezochte redenen een deel van het loon in te houden of met enige schijn van recht de betalingen uit te stellen. Klagen hielp niet en het gaan naar een rechter had geen zin. Ja men moest zelfs oppassen en maar zwijgen, want gevolgen bleven niet uit. Welk een situatie in de gezinnen, welk een invloed kon dit hebben op de geestelijke houding. Een totale koersverandering. Het is erg maar het mag niet vergeten worden: door wantoestanden en onchristelijke ondervindingen is in de 19e eeuw en in het begin van de 20e eeuw op bepaalde plaatsen in ons land het socialisme gestegen. Menig arbeider was machteloos. Maar zegt Jakobus: niet uitzichtloos. Hun geroep, hun geschrei, is gekomen in de oren van de Heere Zebaoth (vs. 4). Ter waarschuwing van de afpersers, de stelers van het loon, maar een hart onder de riem voor de ellendigen. De almacht van God zal blijken. In het grote en in het kleine. Hij vergeldt een iegelijk naar zijn werk. Naar zijn daden. De Heere van het hemelheir laat niets ongestraft. Het nameloze leed wordt bezocht. Tot elke ontrouwe dienstknecht klinkt op de gerichtsdag: ga weg van Mij in het helse vuur. Allen zullen het horen. Ook ambtsdragers! Die niet getrouw waren in woord en daden. Dienaren die meer oog hadden voor de wol van de schapen dan voor het leven van de schapen. Het gaat nauw uit. Ook voor ambtsdragers.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 9 augustus 2011

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Te scherp? Jakobus 5: 1- 4

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 9 augustus 2011

Bewaar het pand | 12 Pagina's