Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Theodorus van der Groe. De bekering (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Theodorus van der Groe. De bekering (5)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

We lezen in de zaligsprekingen: ‘Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden.’ Van der Groe schrijft: “Door dit treuren van deze armen van geest, verstaat de Zaligmaker die innige, hartelijke, tedere en geestelijke droefheid over de zonde, waarmee alle ware armen van geest bezet zijn, voortkomende uit de bron van een waar geloof, en een hartelijke liefde en begeerte tot God en hun Zaligmaker Jezus, een gemoedsgestalte die niet anders dan zalig kan zijn, en op welke gewis een vaste en zekere troost zal volgen, ja, die alreeds een zoete vreugde en een goddelijke troost bij zich heeft.” Ware zondekennis brengt deze droefheid en leedwezen over de zonde met zich mee. Alle droefheid en leedwezen over de zonde is nog geen echte, zaligmakende droefheid. De Catechismus spreekt niet voor niets over een “hartelijk leedwezen.”

Valse droefheid
Er zijn verschillende soorten van valse droefheid. Er zijn mensen die snel hun tranen klaar hebben, maar hun tranen zijn ook spoedig weer verdwenen. Vandaag zijn zij bedroefd over hun zonden, morgen zijn ze weer blij. Er zijn ook mensen die zwaar aan allerlei zaken tillen, zij zijn zwaarmoedig. Soms slaat dit voor korte tijd over in een overmatige blijdschap. Als een dief gevangen zit kan het zijn dat hij last heeft van de straf die hij ondergaat, maar niet van de diefstal die hij gepleegd heeft. Zo zijn er mensen die alleen maar bang zijn voor de kwalijke gevolgen van de zonde, maar niet bedroefd zijn over de zonde zelf. Anderen zijn wanhopig en slaan de hand aan eigen leven. Van der Groe wijst op Saul en Judas. Er zijn ook mensen die doen alsof zij bedroefd zijn, zij storten tranen, zonder dat het hart erbij betrokken is. Soms wordt er getreurd over de zonden zonder dat het hart beter wordt. Zulke mensen wassen hun aangezicht met tranen, maar hun harten blijven van binnen onrein. Van der Groe noemt dat een helse droefheid. In de hel is immers wening der ogen en knersing der tanden, maar er vindt niet de minste verbetering plaats. Zij die in de hel zijn blijven God vloeken en lasteren tot in alle eeuwigheid. Mensen kunnen wenend en lachend naar de hel gaan. Het hoofd kan hangen als een bieze terwijl het hart harder blijft dan een diamant. “Zulke mensen mogen met hun tranen bekwamelijk worden vergeleken bij marmerstenen, die vochtig zijn bij wat nat weer.”

Ware droefheid
Echte droefheid over de zonde is een hartelijke droefheid. Dat is een droefheid die uit het hart voortkomt. Het is geen uiterlijke droefheid maar een innerlijke droefheid. Het hart wordt er door gewond, verslagen en verbrijzeld. In Hand. 2:37 lezen wij dat hoorders verslagen werden in het hart. De droefheid vervult het hart. De ziel ziet hoe zwaar tegen een goed en goeddoend God is gezondigd. Een bekering die buiten het hart omgaat is geen bekering. De Heere eist immers het gehele hart. De zonden zijn de oorzaak van de wonden van Jezus. Dat veroorzaakt diepe droefheid in het hart. Dan komen er tranen voort uit een verbroken hart en een verslagen geest. Het hart heeft gezondigd en het hart wordt daarover verootmoedigd en verslagen. Het hartelijk en heilig treuren over de zonde is een teer en zoet werk omdat de Heere de gebrokenen van hart en de verslagenen van geest nabij is. We lezen bij Van der Groe: “Ik moet er dit van zeggen, toehoorders, dat er veel droefheid, berouw en leedwezen over de zonde in iemands ziel kan zijn, terwijl hij nog onder voorbereidende overtuigingen is; maar dan, als de ziel tot Christus komt, en met de mond des geloofs Zijn bloedige wonden kust, o, dan wordt de droefheid en het leedwezen over de zonde eerst recht hartelijk.” Dan is er sprake van een heilige, geestelijke en gelovige droefheid.

God vertoornd
Door de zonden is God vertoornd. Echte droefheid is treuren over de zonden als zonden. De zonden zijn bedreven tegen Gods aanbiddelijke heerlijkheid, hoogheid, beminnelijkheid en heiligheid. Zonden zijn bedreven tegen de deugden en volmaaktheden van God. Door de zonden is God onteerd, is Hem smaadheid aangedaan, Zijn heiligheid is gehoond en Zijn geboden schandelijk overtreden. De mens heeft tot schande en oneer van God geleefd. Hij heeft Gods toorn op zich geladen. Dit brengt tot schaamte en zelfverfoeiing. De zonden kunnen niet genoeg betreurd worden. Zonde tegen God is gruwelijk, verschrikkelijk en schandelijk. “Al waren mijn ogen springaders van tranen, ik zou de onbetamelijkheid, de snoodheid en de schandelijkheid van mijn zonden niet genoeg kunnen bewenen.” Het zou rechtvaardig zijn als de Heere aan het eeuwig verderf zou prijsgeven. Het wordt verstaan wat we lezen in Psalm 51:6 ‘Tegen U, U alleen , heb ik gezondigd, en gedaan wat kwaad is in Uw ogen.’ Het gaat in de echte droefheid over de zonde niet over de hel of de dood, maar over God en Zijn eer. “Al was er geen hel of hemel, geen zaligheid noch verdoemenis, als God maar weer in Zijn eer hersteld wordt, meer wenst of begeert de ziel niet.”

Eigenschappen van echte droefheid
De echte droefheid is gelovig en vertrouwend op God en op Zijn genade in Christus. De ziel denkt niet hard of wreed van God en wanhoopt niet aan Zijn genade en goedertierenheid. Christus wordt aanschouwd met het oog des geloofs. De ziel begeert door Christus God de Heere in Zijn eer te herstellen. De ziel begeert door het bloed van Christus de zonden weg te nemen en uit te wissen. Van der Groe schrijft: “De ziel voelt zich smartelijk gewond door de zonde; maar ziende dat Jezus een pleister van Zijn bloed voor haar gemaakt heeft, stelt hij zich gewillig in de handen van deze hemelse Medicijnmeester, en laat zich van Hem genezen.” De echte droefheid gaat gepaard met walging van zichzelf. We lezen dat in Ezech. 20:43 ‘Gij zult van uzelven een walging hebben, over al uw boosheden.’ De echte droefheid gaat gepaard met schaamte, ootmoed, verbreking van het hart en oprechte schuldbelijdenis. Het verlangen leeft in het hart om nog inniger, tederder en hartelijker over de zonden bedroefd te zijn. “Zijn hart, zo acht hij, is nog te zeer verstokt. Hij wilde wel, dat het geheel als was mocht smelten en geheel en al verbroken zijn. Hij bidt de Heere om meer licht, zodat hij zijn zonden, in al hun schandelijkheid en gruwelijkheid, nog klaarder en levendiger voor ogen moge hebben, en op zijn hart ondervinden. Hij wenst geheel en al in zijn gruwelijkheid en onwaardigheid voor de Heere weg te zinken.” De echte droefheid wenst ook vuriger en hartelijker naar Jezus en Zijn reinigend bloed uit te zien. De echte droefheid is een heilige en uitzuiverende droefheid. “De huichelaars mogen hun zonden bewenen, maar ze zullen ze daarom geenszins verlaten. Doch Gods kinderen beschreien de zonden, en scheiden ook van hun zonden.” Het ware treuren over de zonden blijft en houdt niet op. Onbekeerden hebben geen blijvende droefheid over de zonden. Ware droefheid gaat samen met een blijvende haat tegen de zonde. Van der Groe schrijft: “Zo men de arme mensen niet wil bedriegen, en hen hun tranen doen afwissen, eer zij met onblote, uitgeschudde en ledige zielen tot Christus gekomen zijn, en zich met hun natbetraande aangezichten in de heilfontein van Zijn bloed hebben ingedompeld, om in deze fontein, geopend tegen de zonde en tegen de onreinheid, gewassen te worden: het zijn toch niet onze tranen, maar het is alleen Christus’ bloed dat ons van al onze zonden moet reinigen.”

Zelfonderzoek
Wie de ware droefheid over de zonde kent, kan niet langer in de zonde leven. Het is een hartveranderende en hartzuiverende droefheid. Die droefheid gaat gepaard met een oprechte en bittere haat tegen de zonde. De zonde wordt gezien als het allerhoogste, allerschandelijkste en schadelijkste kwaad. Wie de ware droefheid over de zonde niet kent is ook niet tot Christus gekomen, heeft niet voor Zijn voeten gelegen als een ellendige om door Hem geholpen te worden. Wie zo sterft, wacht de eeuwige rampzaligheid. De zonden worden niet echt beweend maar op allerlei manieren bedekt en goedgepraat. Dan zal er in de hel voor eeuwig geweend worden onder het ondragelijke gewicht van Gods eeuwige toorn. “Voedt uw harten toch niet langer met zorgeloosheid, want gij gaat allen naar een eeuwigheid toe; en gij hebt met een heilige en rechtvaardige God te doen, Die u met al uw zonden eens zal doen komen voor het gericht! Bedenk toch dat er een gedenkboek voor des Heeren aangezicht is en dat daarin al uw zonden, tot één staan opgeschreven! Vreest en beeft toch eens, eer gij voor eeuwig met de duivelen zult moeten sidderen en beven in de vlammen der hel! Ontwaakt toch eens, gij, die nu slaapt, en die in uw zorgeloosheid als verdronken ligt. Ziet uw zonden en uw rampzaligheid toch eens, eer de dood u de ogen zal sluiten! Stort toch eens tranen van ware boetvaardigheid, en van hartelijk leedwezen, dat gij God door uw zonden zo vertoornd hebt, - eer de Heere u voor Zijn rechterstoel zal doen verschijnen, en al uw geween en berouw u niets zal mogen helpen.” Erken dat u uw eigen zondigheid en rampzaligheid niet kunt zien. U kunt uzelf niet verlossen van uw blindheid en verstoktheid. Christus geneest door de ogenzalf van Zijn Geest uw rampzalige blindheid. Hij doet u uw zonden zien en verootmoedigt u. “Gaat en wendt u dan, als zulke blinde en verstokte zondaars, ook tot de Heere Jezus; zet en legt u voor Zijn voeten, bidt Hem gelovig, ernstig en aanhoudend om Zijn licht en Geest, roept tot Hem, dat Hij u van uw blindheid en verstoktheid geneze, laat Hem geen rust, voordat Hij u gehoord en u geholpen heeft, neemt in Zijn mogendheid voor en resolveert (besluit-vH) ernstig , om aan Zijn deur te blijven liggen en wachten, totdat Hij u genadig is. Ziet, onbekeerde, blinde en verstokte zondaar, deze weg moet gij op, of gij moet voor eeuwig blind en verstokt van hart blijven. En daarom, och, bedient u toch van deze onze raad, praktizeert ze nu nog (bedenkt ze nu nog -vH). Jezus wacht nog, om alle ellendige zondaren, die tot Hem komen, te helpen en genadig te zijn: de Heere Zelf make er u dan door Zijn Heilige Geest bereid, gewillig en bekwaam toe.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 september 2011

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Theodorus van der Groe. De bekering (5)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 september 2011

Bewaar het pand | 12 Pagina's