Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Strijden voor en waarom? Judas 3 en 4

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Strijden voor en waarom? Judas 3 en 4

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Brieven schrijven is een bekende zaak. Al in oude tijden kwam het voor. In de Bijbel staan ook brieven. Brieven van allerlei aard. Brieven geschreven onder verschillende omstandigheden of met een bepaald doel. In Het Nieuwe Testament staan 21 brieven. Ze hebben betekenis, want ze zijn geschreven door de inspiratie van de Heilige Geest. Opvallend is dat in de brieven het persoonlijke en de betrokkenheid tot de lezers niet ontbreekt. Soms gaat het persoonlijke gepaard met een pastorale inslag. Zo is het ook bij de brief van Judas. Het valt op in vers 3. Wijziging van onderwerp bij het schrijven van een brief is ons niet onbekend. Een bepaalde gebeurtenis kan daar de oorzaak van zijn. Zo was dit ook het geval bij Judas. Hij had met alle ernst toegezegd om te schrijven over de gemene, wat is de gemeenschappelijke zaligheid (vs. 3). Een hoogst belangrijke zaak. Voor dit en het toekomende leven. Vol van inhoud. Van betekenis voor hoofd en hart. Troostvol voor dit leven en wijzend op een rijke toekomst. De zaligheid Gods in Christus. Het is te begrijpen dat Judas daarover wilde schrijven.

Vermaning tot strijd
Maar zijn gedachten worden geraakt door wat hij hoort. Er werkt wat in de gemeenten. Het laat hem niet meer los. Het verandert zijn schrijven. Dit geeft hij zelfs door aan de geadresseerden. Eerst zegt hij met welk een aandrang hij tot de lezers wilde schrijven over de zaligheid, maar hij wordt genoodzaakt ervan af te zien. Hoe belangrijk en heilvol de zaak ook is. Er is een dreigend gevaar onder jullie. Een expresbrief wordt verzonden. Met een dringend vermaan. Het grondwoord wijst op een dringend en biddend verzoek met een aansporing. Welk een herderlijke liefde spreekt daarin. Al de geadresseerden worden opgeroepen om te strijden. In de Bijbel wordt op verschillende wijze geschreven over strijden. Het kan gaan om een oorlogssituatie. Er kan strijd zijn uit ijver, uit jaloezie, of een strijd om het bestaan. Ook in geestelijk opzicht wordt er gewezen op strijden. Aan Jezus werd de vraag gesteld of er ook weinigen zalig worden. Tot allen sprak Jezus: Strijdt om in te gaan door de enge, dat is de nauwe poort (Lukas 13:23 en 24). Een altoos voortdurende strijd hoort er te zijn om de poort in te gaan en door te komen en zo zalig te worden. Gebedstrijd met loslaten van alles wat waarde heeft voor de mens zelf. Paulus spoorde zijn geestelijke zoon Timotheüs aan om de goede strijd des geloofs te strijden (1 Tim. 6:12). Er dient strijd te zijn tegen alles wat van de Heere aftrekt en de strijd tegen de satan, de zonde en eigen vlees dient gevoerd te worden. En zo te grijpen, te staan naar het eeuwige leven. De strijd waar Jezus toe aandringt en waar Paulus van spreekt mag ons niet vreemd zijn. Wie van geen strijd of bestrijding weet is geen waar christen. Als het over strijd of bestrijding gaat dan dienen we aansluiting te vinden in wat in de Heilige Schrift beschreven staat. Maar dat niet alleen. Wat Judas schrijft aan de lezers mag geen onbekende zaak zijn.

Geloofsinhoud
Judas heeft het over het strijden voor het geloof dat eenmaal de heiligen overgeleverd is (vs. 3). Die strijd moet in tweeërlei zin gevoerd worden. Defensief en offensief. De bedreigingen die er zijn mogen niet onderschat worden. Het zwaard des Geestes, dat is Gods Woord, dient gehanteerd te worden en het bewaken, dat is het bewaren, dient ook te geschieden voor het geslacht van vandaag en morgen. Dat is de heilige roeping en daarin spreekt liefde tot de kerk van morgen. Als Judas het heeft over geloof, dan heeft hij het niet over de daad van het geloof maar over de inhoud van het geloof. Het gaat over heel de verzameling van Schriftuitleg die men van Christus en Zijn apostelen geleerd had. Daarbij is ook betrokken wat men gehoord had van getuigen van Christus Jezus. De christelijke normen en waarden zijn daarbij betrokken. Alles samengevat draagt het de naam van geloof. Geloofswaarheid. Het echte christelijke geloof. Daar behoort bij de opdracht die Jezus voor Zijn hemelvaart Zijn discipelen gaf. Lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb (Matth. 28:19) en wat we lezen van de eerste Pinkstergemeente: zij waren volhardende in de leer der apostelen. De grote waarde daarvan heeft Paulus verschillende keren in zijn brieven aan Timotheüs benadrukt. Waar nu Judas op wijst als samenvatting is geloofsbezit geworden. Het is overgeleverd. Geen geringe zaak. Ook vandaag niet. Niet vergeten mag worden dat die overlevering er is vanaf het begin van de eerste christelijke kerk. Bijzonder in de eerste brief aan de Korinthiërs (hoofdstuk 15) beroept Paulus zich daar op. Dat unieke hoofdstuk spreekt van de opstanding van Jezus uit de doden en de vrucht ervan. Met nadruk zegt Paulus daarvan dat hij door de overlevering heeft ontvangen en dat geeft Paulus door in de verkondiging, in de prediking. Zo ontvangt de gemeente apostolische overlevering die teruggaat op de prediking van de apostelen. En die apostolische overlevering wordt concreet in de canon van het Nieuwe Testament. Het is zo wat er staat en wat daardoor gekend, geloofd wordt tot zaligheid en tot de wandel des geloofs. Dat geloof nu is eenmaal overgeleverd. Eens en voor altoos. Terecht wordt gesproken van een gesloten canon.

Heiligen
Als Judas het heeft over de overdracht van het kostbare bezit, dan is het in handen gelegd van de heiligen. Heiligen zijn de gelovigen die uit de wereld gekocht zijn door het bloed van Christus. Zondaren die God in en door Christus tot Zijn kinderen heeft aangenomen. Gewassen en gereinigd in Zijn bloed en geheiligd door Zijn Geest. Zij woonden in de gemeente van Jeruzalem, Lydda en Joppe. Ook hebben zich verschillenden als vluchtelingen gevestigd in Damascus en Antiochië. We kunnen dit lezen in Handelingen. Wat overgeleverd is mag niet naast zich neergelegd worden of gering geacht worden of veranderd of ‘verbeterd’ worden. Ook door ons niet. Laten we Openbaring 22:18 niet vergeten. Wij behoren op de juiste, verantwoorde wijze om te gaan met was ons is overgeleverd en er voor te strijden. Bewakend en verdedigend. De taak van de kerk mag nimmer onderschat worden. Zij behoort naar het Woord een pilaar en vastigheid (een fundament) der waarheid te zijn. Zij heeft in de wereld en van zelf ook in de verkondiging en op de catechisatie de taak om de leer van de Heilige Schrift door te geven. Het gezag van de Heilige Schrift en het kerkelijk gezag van de belijdenisgeschriften. Er is ons wat overgeleverd. Beseffen we het nog? Leven we er nog bij en door? Misschien was er in het verleden wat onheilig vuur in het belijden en strijden. Wat is er nu openlijk merkbaar en hoorbaar? Schittert het fijne goud nog? Wat heeft het voorgeslacht er niet voor gestreden en geleden. Waarom zijn gemeenten gesticht? Om het geloof. Om de geloofsinhoud. Dat is bekend.

Dreigend gevaar
Judas heeft niet uit starheid opgeroepen om te strijden tot behoud van het overgeleverd geloof. Er is voor de gemeenten een dreigend gevaar. Er is sprake van misleiding. Het is al gekomen tot een invasie en dat mag niet onderschat worden. De invloed ervan is er al. Sommigen, zegt Judas, zijn de gemeente binnengeslopen. Judas noemt hun namen niet. Waarschijnlijk dat de lezers dan meer aan de personen zouden denken of over de personen zouden spreken, meer dan over hun leer. Dit komt vandaag ook wel voor. Op een slimme manier zijn ze in de gemeente gekomen. Maar met een vast doel. Heel vriendelijk en inwinnend gaan ze te werk. Ze gedragen zich als meelevende leden van de gemeente. Althans zo was het in het begin. Broederlijk zaten ze met anderen aan één tafel. Met hun vriendelijkheid imponeerden zij verschillenden. Het leidde tot nader contact en luisteren en in zich opnemen. Iets wat vandaag ook niet vreemd is. De indringers krijgen aanhangers. Dit grijpt Judas dus diep aan, omdat hij weet dat het verleiders, misleiders zijn. Zulke personen zijn altijd een sluipend gevaar geweest voor de christelijke kerk. Vandaar dat de apostelen er op gewezen hebben. Paulus schrijft aan de Galaten over de ingekropen valse broeders (Gal. 2:4). Paulus wijst Timotheüs ook op personen die de huizen insluipen en met een gericht doel (2 Tim. 3:6). Als Judas denkt aan de binnendringers dan houdt hij de lezers stil bij hun inzet. Er heeft een gedaantewisseling plaatsgegrepen. Ze hebben hun vacht afgeworpen en zijn nu verscheurende wolven. Zij veranderen de genade van onze God in ontuchtigheid en de enige Heerser God en onze Heere Jezus Christus verloochenen zij (vs. 4). Gedreven door de duivelse geest benadrukken zij allereerst dat zij de genade Gods en de vergeving der zonden in Christus niet ontkennen. De belijdenis daarvan mag leiden tot de overtuiging: ik ben geen zondaar meer. Ik ben vrijgemaakt. Ik sta in de vrijheid en ben aan niets meer gebonden. Het vrije leven, het losbandige leven mag er zijn. Vandaag helemaal onbekend? Wat wordt er soms smalend gesproken over regels (regeltjes) wat de zondag betreft en wat de levensstijl aangaat. Men vergeet dat die regels er ook zijn wat het dagelijkse leven betreft. Denk aan de verkeersregels. We zijn in het verkeer daaraan gebonden en wie leeft bij de waarde en de betekenis van regels voelt het niet als een knellende band. Zo is het ook als het gaat over het leven van alle dag. Wij zijn allereerst gebonden aan Gods heilige wet en wat verder naar het Woord is. Het doen geschiedt om ’s Heeren wil. Laten we dit de jongeren voorhouden.

Verloochening
Judas voegt het volgende toe aan wat hij gezegd heeft: door hun levensgezindheid verloochenen zij de enige Heerser God en onze Heere Jezus Christus. Levensgevaarlijk is het dat zij in hun verloochening niet aangeven de verwerping van het Godsbestaan en dat de Heere Jezus Koning en Zaligmaker is. Dit geloof stond voor hen vast. Maar nu de heiliging door Jezus Christus en Zijn Heilige Geest werd als niet noodzakelijk geacht. Rechtvaardiging en heiliging werden ontkoppeld en nog erger: ontkend. Als niet noodzakelijk. Niet te scherp noemt Judas hen goddelozen. Het zijn geen theoretische atheïsten, maar praktiserende atheïsten. Vandaag zijn er heel wat geesten uitgegaan. En het wordt gezegd: legt het accent op wat bindt. Gaat dat na en niet wat scheidt. Is alles wat scheidt van geringe waarde? Als dat zo is, dan zijn alle kerkelijke afscheidingen onjuist geweest. Maar dat is de vraag? In de chaotische, gevaarlijke levenssituatie is de vraag niet overbodig: is het strijden voor de geloofsinhoud, die ook ons is overgeleverd, overbodig of dringend geboden?

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 15 november 2011

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Strijden voor en waarom? Judas 3 en 4

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 15 november 2011

Bewaar het pand | 12 Pagina's