Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Hij, de scharen ziende, werd innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, gelijk schapen, die geen herder hebben Mattheüs 9:36

Het thema van de herder met zijn schapen is geliefd zowel in het Oude als het Nieuwe Testament. En nu moeten we bij dat Bijbelse beeld niet denken aan de situatie zoals wij die hier in Nederland kennen. Die enkele schaapherder die met zijn kudde over de Hoge Veluwe of door Drenthe trekt. Daar zijn de gevaren maar zeer beperkt. Nee, we moeten onszelf naar het oude Israël verplaatsen, met zijn roofdieren en ravijnen. En zie daar nu eens een schaap lopen en onszelf de vraag stellen: wat is een schaap nu eigenlijk voor een dier? Wel, een schaap heeft een aantal aantrekkelijke eigenschappen. Het zijn ongevaarlijke, lieve, aanhankelijke dieren. Daarbij zijn ze ook nog eens afhankelijk. Ze hebben geen middelen om zich te verdedigen of om mee weg te vluchten. Ze zijn daarbij ook nog eens erg zwak. En als ze eens op hun rug komen te liggen, dan kunnen ze zich niet zelf omdraaien en gaan ze een gewisse dood tegemoet. Ik hoef er weinig meer aan toe te voegen, om duidelijk te maken dat schapen helemaal aangewezen zijn op de zorg en de bescherming van een ánder.

En dat moet iemand zijn die van ze houdt. Die ook geduld met ze heeft. Want behalve die aantrekkelijke eigenschappen hebben ze ook minder goede eigenschappen. Eigenschappen die hen naar het verderf brengen. Schapen hebben immers de neiging om weg te lopen. Al staat er nóg zoveel gras in het weiland, dan nog gaan ze aan het zwerven. Zodat ze door hun eigen schuld in allerlei gevaren terechtkomen. En dat afdwalen gebeurt niet maar één keer, nee schapen zijn ook nog eens hardleers. Elke keer weer dwalen ze af. Ze zijn koppig en eigenwijs. En pas als dat schaap helemaal machteloos is, als het geen kant meer op kan, dan gaat het zoeken naar iemand die hen helpen kan. Dán pas gaan ze om hulp roepen en laten ze zich gewillig dragen. Een schaap is niet alleen zwak, het is ook nog eens dwaas.

Hebt u zichzelf herkend? Zwak van moed zijn we, en klein van krachten, en stof van jongsaf. Het leven is een damp en de dood wenkt ieder uur. Maar niet alleen dat, we zijn ook nog eens dwaas. Want we geloven nog steeds in die leugen van de duivel, die ook ons in het paradijs infl uisterde: gij zult de dood niet sterven. We zijn ook dwaas omdat we de gevaren zo onderschatten. We zijn zo verduisterd van verstand en hart dat we allerlei dingen in ons leven toelaten die ons naar het verdérf slepen. Dat we de gevaren zelfs ópzoeken en de zonde en de wereld bewúst in ons hart en in ons huis toelaten. Dat we de grazige weiden van Gods Woord verlaten en het liever zelf willen uitzoeken. Dat we de fonteinen des heils verlaten en ons bakken uithouwen, gebroken bakken die geen water kunnen bevatten. We zijn ten dode opgeschreven in onszelf. En als er niet iemand tot ons komt en ons de weg wijst en ons niet voorgaat in die weg en ons niet rédt uit die gevaren, dan komen we om.

De schapen hebben iemand nodig die voor hen zorgt en hen beschermt. Die hen liefheeft als zichzelf. En dat is de herder. Hij geeft ze te eten, hij stelt ze gerust, hij gaat voor de kudde uit, zodat ze niet langs gevaarlijke wegen gaan. Hij waakt over hen, ook ’s nachts; hij verjaagt de roofdieren, hij beschermt ze met zijn eigen leven. Want hij weet: die dieren zijn helemaal van mij afhankelijk. En daarom stemt hij heel zijn leven af op de zorg voor de schapen. Dag en nacht vragen ze zijn aandacht en is hij met ze in de weer. Altijd moet hij oplettend zijn vanwege de gevaren die hen omringen. Zijn ogen spieden de horizon af, ze zoeken in de bosjes en achter de bomen. Want elk moment kan de dood toeslaan. En hij moet vooruit zien of er geen gevaarlijke ravijnen zijn, zodat hij beter een andere weg kan kiezen. En hij kan zijn schapen geen ogenblik uit het oog verliezen, omdat ze zo dwaalziek zijn. Dát is een herder en dat is zijn werk. Onderwijzen, leiden, beschermen en verzorgen.

En dan zien we daar de Heere Jezus staan, in Mattheüs 9. Waarschijnlijk op een verhoogde plaats en dan ziet Hij de schare op Zich afkomen. En hoe typeert Hij ze? Als schapen. Zwak, afhankelijk, dwaas, zondig. Maar dat niet alleen, het ergste is dat ze zonder hérder zijn. Ze worden geleid door valse herders, die hen verkeerde wegen insturen. Dat betekent dat ze dus voor eigen rekening staan. Ze krijgen geen onderwijs, ze worden niet geleid, niet beschermd en niet verzorgd. En dan zijn ze in levensgevaar. En dat ziet de Heere Jezus voor Zich. Die in zichzelf zwakke, dwaze schapen zijn vermoeid en verstrooid. Ze zijn vermoeid. Eigenlijk staat er: afgestroopt, ontveld. Compleet uitgeput, moegestreden en versleten. Ze zijn verstrooid. Dat wil zeggen: op de grond gegooid, hulpeloos op de grond liggend. Dat was de toestand van die menigte mensen die op de Heere Jezus afkwam. Een kudde die de moed heeft opgegeven en nu uitgeput is gaan liggen.

Hoevelen zijn er vandaag de dag niet die op deze wijze zónder herder zijn. Ze worden geleid en verzorgd door onderherders die zelf niet eens weten wat het is om schaap te zijn. En daarom kennen ze de noden van de schapen niet. Ze weten niets van hun zwakten af, en ze denken dat het wel meevalt met hun dwaasheid. En die gevaren? Dat moet je ook niet teveel benadrukken, want ze zouden eens onrustig worden. De mensen wordt verkondigd dat er vréde is en geen gevaar, En ondertussen worden de schapen vermoeid omdat ze verkondigd wordt dat ze heilig moeten gaan leven. Maar hoe dat kan als je nog nooit gerechtvaardigd bent geworden, dat blijft een raadsel. Men heeft nog nooit de nood van het schaap gevoeld wat het wil zeggen om verloren te zijn. Van de onmogelijkheid om zalig te kunnen worden. En daarom wordt de zweep over de kudde gelegd. Ze móeten hun naastte liefhebben, ze móeten dit, ze moeten dat. En zo, zegt Kohlbrugge, is het Evangelie een nieuwe wet geworden.

Andere valse herders kennen het voedsel niet wat die schapen nodig hebben. Zij leiden de schapen niet in de grazige weiden van Gods Woord. Ze geven ze slechts maar een déél van het voedsel. Bijvoorbeeld alleen het voedsel van de wet. Ze houden hun kudde slechts de toorn van God voor. En van de onmogelijkheid van zalig worden. En ze hangen de ruif zó hoog, dat zelfs een giraffe er niet bij kan, laat staan een schaap. En het aanbod van vrije genade wordt beperkt tot een klein clubje van hoogbekeerde mensen. En de zoekende zielen worden weggestoten, net als die blindgeborene uit de synagoge.

Als er één is geweest op deze aarde die al deze noden heeft gezien, dan is het de Heere Jezus geweest. Hij kent als geen ander de gevaren en de noden die de schapen omringen als zij geen herder hebben. En toen Hij die schare zonder herder zag toen werd Hij innerlijk met ontferming over hen bewogen.
Eigenlijk staat er, dat Zijn hart Zich krampachtig samentrok. Hij krímpte ineen. De Heere Jezus zag stervende mensen, maar die niet geschikt waren om te sterven. En dat deed Hem ineenkrimpen van smart en bewogenheid.
Dat gaat ook over ons, zoals we geboren worden. Het gaat over u en jou als we nog onbekeerd zijn. Als je nog zo door kan leven. En dat kán Hij niet aanzien. En daarom is Hij die diepe en zware gang van lijden en sterven gegaan. Nee, ik zeg daarmee niet dat Christus voor alle mensen is gestorven. Maar wél zeg ik met Thomas Boston dat er een gestorven Christus voor alle mensen is. Hij is bewogen over jonge mensen, die zonder God willen genieten van het leven. Hij is bewogen over oude mensen die nog altijd onbekeerd zijn. Hij ziet onze kinderen aan, die een leven voor zich hebben in die donkere, koude, zondige wereld. Hoor toch eens naar de stem van die Herder: wend u tot Mij en wordt behouden! Hoor wat de Herder zegt: en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Ja maar, hoe kan ik dat doen? Ik ben zo onwaardig! Maar is dat een bezwaar dan? Kunt u mij ergens in de Bijbel aanwijzen waar staat dat je eerst een bepaalde mate van waardigheid moet bezitten? Eerst zoveel overwonnen, eerst zoveel rechtgezet en dat God dat eerst moet keuren en dat je dán pas tot de Herder mag komen? Dat staat er niet, nou, gelóóf dat dan ook niet! Mag ik dan toch komen zoals ik ben? Ja! Als iemand die Zijn ontferming helemaal niet waard is. Als een hopeloos geval. Zó. Want Hij is een ontfermende, barmhartige Hogepriester, die medelijden heeft met onze zwakheden. Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 15 november 2011

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 15 november 2011

Bewaar het pand | 12 Pagina's