Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Theodorus van der Groe. De bekering (9)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Theodorus van der Groe. De bekering (9)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Christus wordt Leeuw en Lam genoemd. Lam vanwege Zijn vriendelijkheid, geduld en goedertierenheid jegens zondaren en goddelozen in het lang oproepen tot bekering en geloof. Leeuw vanwege Zijn grimmigheid, verbolgenheid en toorn tegen alle verstokte, verharde, onbuigzame en ongehoorzame zondaren en goddelozen die alle roepstemmen in de wind blijven slaan. Tijdens Zijn omwandeling op aarde heeft de Zaligmaker als Lam het Joodse volk opgeroepen tot bekering. Velen bleven gewoon voortleven. Dan gaat de Heere Zich als een Leeuw gedragen. We lezen in Matth. 11:20 ‘Toen begon Hij de steden, in dewelke Zijn krachten meest geschied waren, re verwijten, omdat zij zich niet bekeerd hadden.’

Verwijt
Het woordje ‘toen’ wil zeggen dat de Zaligmaker eerst geruime rijd alle mogelijke middelen tot bekering had aangewend. Hij had Zich geopenbaard als de enige en algenoegzame Zaligmaker. Al Zijn heil, genade en zaligheid had Hij aangeboden, opdat ze in Hem zouden geloven. De Zaligmaker had veel wonderen verricht waaruit duidelijk werd dat Hij de beloofde Christus was. Ook Zijn discipelen had Hij uitgezonden om het Evangelie te prediken. De meeste hoorders leefden in hun zonden en onbekeerlijkheid voort. Het betrof ‘de steden, in welke Zijn krachten het meest geschied waren.’ Dit waren drie steden in Galilea: Chorazin, Bethsaïda en Kapernaüm. De wonderen die Christus in deze steden deed staan beschreven. De inwoners van deze steden hebben veel preken gehoord uit de mond des Heeren. Onze tekst spreekt van ‘verwijten’. Dit betekent iemand zijn fout, boos opzet of schandelijke misdaad voor te leggen en in zijn aangezicht te werpen tot zijn beschaming, bestraffing en overtuiging. Het doel is dus dat iemand erkent wat hij verkeerd heeft gedaan en tot een andere opstelling komt. ‘Verwijten’ is als het ware een uiterste middel. Na alles wat de Zaligmaker gedaan had, gaf Hij de inwoners nu over aan zichzelf. Hij trok de hand van hen af. Dit laat zien hoe de Heere doorgaans met verstokte zondaren handelt. Psalm 81 spreekt over het overgeven in het goeddunken van hun hart. Verstokte zondaren wacht niet anders dan de eeuwige rampzaligheid. “Diezelfde God. Die tevoren de zondaren en goddelozen zo vriendelijk en ernstig liet roepen tot bekering, en hun Zijn genade, het leven en de vrede liet aanbieden, verandert nu Zijn goedheid in grimmigheid, verbolgenheid en toorn. Zijn vriendelijke roepingen en nodigingen verkeren nu in bittere verwijtingen. Zijn aanbiedingen van genade en vergeving, in gewisse bedreigingen en aankondigingen van wraak en van gerechte straf." Het is vreselijk te vallen in de handen van de levende God.

Geen bekering
Tot de waarachtige bekering behoort het kennen van de zonde. We lezen in Psalm 51:5 ‘Want ik ken mijn overtredingen, en mijn zonde is steeds voor mij.’ Er is droefheid over de zonde naar God die een onberouwelijke bekering werkt tot zaligheid, 2 Cor. 7:10. Ook is sprake van waar berouw en smartelijk leedwezen. In Jeremia 31:10 staat ‘Zekerlijk, nadat ik bekeerd ben, heb ik berouw gehad, en nadat ik mijzelven ben bekendgemaakt, heb ik op de heup geklopt; ik ben beschaamd, ja ook schaamrood geworden, omdat ik de smaadheid mijner jeugd gedragen heb.’ Bekering geeft schaamte over de zonde. In Ezra 9:6 staat ‘Mijn God, ik ben beschaamd en schaamrood om mijn aangezicht tot U op te heffen, mijn God; want onze ongerechtigheden zijn vermenigvuldigd toe boven ons hoofd en onze schuld is groot geworden tot aan den hemel.’ Het belijden van de zonden is werkelijkheid. Psalm 32. Onlosmakelijk verbonden met de bekering is: “Dat men zich als een arme, verlorene, doodschuldige en onmachtige zondaar tot de troon van Gods vrije genade wendt, de Heere Jezus en Zijn gerechtigheid met een waar en hartelijk geloof aanneemt, en alzo, langs de weg des Evangelies, de verzoening en vergeving der zonde bij God zoekt, roepend met de tollenaar: “O God, wees mij zondaar genadig.’” Ook is sprake van het aannemen van de Heere Jezus tot heiligmaking zoals David dat mocht doen in Psalm 51 ‘Schep mij een rein hart, o God.’ Tenslotte behoort tot de waarachtige bekering het haten, verfoeien en nalaten van de zonden en het strijden tegen de ongerechtigheden en de begeerte de Heere met het ganse hart te vrezen en te wandelen in Zijn inzettingen: het afleggen van de oude mens en het aandoen van de nieuwe mens. Tot die bekering heeft de Heere Jezus de drie steden in Galilea geruime tijd opgeroepen. Maar zij hadden zich niet bekeerd. Al de woorden van de Zaligmaker hadden zij in de wind geslagen en verworpen. Van der Groe schrijft dat niets schandelijker, onbetamelijker en gruwelijker is dan deze gruwel.

Niet willen
Maar zeggen sommigen: konden deze mensen zich dan wel bekeren? Bekering is toch Gods eigen werk? Moet de Heere niet de bekering geven? Van der Groe ontmaskert deze vraag: “Want zo spreken velen: niet om de waarheid die uit God is, voor te staan, maar om een bedeksel voor hun schande te vinden, en hun snode en moedwillige onbekeerlijkheid daarmede te bewimpelen.” De inwoners van de drie steden in Galilea wilden zich niet bekeren. Zij wilden blijven leven in de zonden. Indien men eigen onmacht had gevoeld had men de toevlucht tot de Heere Jezus genomen.

Toepassing
De Heere Jezus wendt alle middelen aan om zondaren dringend en ernstig tot bekering te roepen, “overmits Hij geen lust heeft in de dood des goddelozen, maar lankmoedig is over de zondaren, ‘niet willende dat enigen zullen verloren gaan. maar dat zij allen tot bekering komen’, 2 Petrus 3:9.” Ook nu doet de Heere dat. “Nu staat Jezus te kloppen aan uw deur, nu geeft Hij u de ernstigste genademiddelen!” In de zondaren is een verschrikkelijke verstoktheid, onbuigzaamheid en onbekeerdheid. Wie de oren sluit en het hart verhardt wacht een zwaar en schrikkelijk oordeel. “Heidenen, Joden, Turken en andere ongelovigen, die het Evangelie nimmer gehoord hebben, zullen het in de dag des oordeels verdragelijker hebben dan dezen. Neemt dit toch eens met ernst ter harte, en bijzonder gij, die u tot hiertoe niet in waarheid van uw zonde tot God bekeerd hebt.” De drie genoemde Joodse steden zijn getroffen door Gods toorn, zo zullen alle hardnekkige onbekeerden daardoor getroffen worden. Gods geduld en lankmoedigheid zijn niet eindeloos. Uiteindelijk geeft de Heere verstokte zondaren over aan het eeuwig verderf.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 13 december 2011

Bewaar het pand | 1 Pagina's

Theodorus van der Groe. De bekering (9)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 13 december 2011

Bewaar het pand | 1 Pagina's