Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbesprekingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbesprekingen

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. A. v.d. Weerd, Slecht nieuwsgoede Boodschap, gebonden, 90 blz., € 12,50, Uitgeverij Den Hertog, Houten, ISBN 978-90-331-2389-4.
De ondertitel luidt; ‘Als een ernstige ziekte ons treft.’ Het valt niet mee als een arts moet mededelen aan zijn patiënt dat er geen hoop meer is op herstel. Tegenover dit slechte nieuws staat de bijbelse goede Boodschap van de enige troost in leven en sterven, de boodschap dat Jezus Christus in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken. Drs. W. Bloed, huisarts op Urk, schreef een bijdrage over ‘slecht-nieuws gesprekken in de medische praktijk.’ We willen dit boekje van harte aanbevelen. Het kan zeker zijn diensten bewijzen als een pastorale handreiking in moeilijke omstandigheden van ernstig ziek- zijn. Naast vele andere behartenswaardige dingen lazen we treffende zaken over het gebed in dagen van het naderende einde van dit aardse leven (blz. 79). Het ‘Uw wil geschiede’, dus het verzaken van de eigen wil, krijgt dan een plaats in het leven van Gods kinderen.“Dan kan het – ook als de ziekte al verder doorzet – komen tot het niet meer bidden om genezing, maar tot bidden om genade om achter de Heere aan te gaan. Gebeden mag worden om Gods leiding. Hij belooft: Ik zal raad geven. Daar mocht Asaf zich in geloof aan overgeven: ‘Gij zult mij leiden door Uw raad, en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen.’(Ps. 73:24).”

Maarten Luther, Uit de diepten roep ik tot U, Dagboek over het gebed, gebonden, 398 blz., € 17,50, Uitgeverij Den Hertog, Houten, ISBN 978-90- 331-2436-5.
Er zijn al veel dagboeken op de markt. Toch menen we dat ook dit dagboek een plaats zal weten te vinden. Het biedt een dwarsdoorsnede van wat Luther over het bidden gezegd heeft. In 1522 verscheen in Wittenberg het ‘Gebedenboekje’. Uit het voorwoord blijkt dat Luther wil afrekenen met de middeleeuwse gebedenboeken waarin veel onjuiste dingen stonden. Luther vond het nodig die gebedenboekjes aan een krachtige reformatie te onderwerpen. Luther had ook kritiek op andere populair godsdienstige boekjes over het lijden van Christus en over het leven van martelaren en heiligen. Ook in andere werken van Luther is veel te vinden aangaande het gebed. In zijn schrijven over het gebed klinkt pastorale bewogenheid door. Luther bestraft, troost en vermaant en heeft de zaligheid en het geestelijke welzijn van zijn hoorders en lezers op het oog. Psalm 130 was een zeer geliefde Psalm van Luther, vandaar de titel van dit dagboek. In het dagboek wordt aangegeven waar de citaten in de Weimarer Ausgabe (WA) van de werken van Luther te vinden zijn. Ter kennisname geven wij u de meditatie door van 24 februari over psalm 130:1 ‘Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE. Heere, hoor naar mijn stem; laat Uw oren opmerkende zijn op de stem mijner smekingen.’ “Ach, mijn lieve Heere Jezus Christus. U kent mijn arme ziel en mijn grote gebreken, die ik U klaag wanneer ik alleen ben en mijn hart voor U openleg. Ik ondervind helaas dat ik niet zo’n goede wil en goede bedoelingen heb als ik tegenover U wel moest hebben en val dagelijks neer als een ziek en zondig mens. U alleen weet hoe graag ik zo’n goede wil en zulke goede bedoelingen zou hebben, maar mijn vijand voert mij gevangen in zijn strikken. Verlos mij, arme zondaar, naar Uw Goddelijke wil van alle kwaad en verzoeking. Sterk en vermeerder U het ware, goede christelijke geloof in mij, geef mij genade om mijn naaste uit heel mijn hart trouw en broederlijk – als mijzelf – lief te hebben. Verleen mij geduld in alle vervolging en tegenspoed. U hebt tot Petrus gezegd dat zeven maal vergeven niet genoeg is, en ons gezegd dat wij daarom getroost tot U zouden bidden. Dus kom ik in hoop en verwachting van deze belofte en op Uw bevel en klaag U, als de ware Herder en Bisschop van mijn ziel, al mijn nood. Want U alleen weet hoe en wanneer U mij helpen zult. Uw wil geschiede en zij gezegend in eeuwigheid. Amen.” Dit is een biechtgebed van Luther, zoals in zijn eigen handschrift gevonden werd op het achterste schutblad van een door hemzelf gebruikt gebedenboekje.

Ds. H. Korving, U komt de belofte toe en uw kinderen, gebonden, 96 blz., € 12,50, Uitgeverij Groen, Heerenveen, ISBN 978-90-8897-027-6.
De ondertitel luidt: ‘De kinderdoop in bijbels licht.’ De kinderdoop lijkt al meer een omstreden zaak te worden. Bijna iedereen kent wel voorbeelden uit eigen omgeving of uit eigen gemeente waar volwassenen zich laten dopen, hoewel zij al als kind gedoopt waren. Dat betekent op zijn minst dat de waarde van de kinderdoop uit het oog is verloren. De auteur geeft op beknopte wijze de leer van de kinderdoop weer. Dan komen uiteraard ook de zogenaamde huisteksten aan de orde. We geven een citaat van blz. 73 en 74 “Wanneer in het bijbels spraakgebruik gesproken wordt over iemands huis, zijn de kinderen daarbij niet uitgesloten, maar zoals tal van bijbelse voorbeelden ons laten zien, ingesloten. Kinderen worden in het bijbelse spraakgebruik niet individualistisch benaderd, maar als behorend bij het ouderlijk huis. Wanneer hun vader en moeder zich gehoorzaam buigen onder de zegenrijke heerschappij van Christus, is dat ook voor hun kinderen van beslissende betekenis. In 1 Korinthe 7:14 wordt de doop niet explciet genoemd. Daaruit kan men niet de conclusie trekken dat de doop van deze kinderen dus buiten beeld is. Men kan op goede gronden stellen, dat iets wat bekend mag worden geacht, niet expliciet genoemd behoeft te worden. Hier kunnen we herhalen wat hierboven reeds werd geconcludeerd: het Nieuwe Testament kent geen andere toegang tot de christelijke gemeente dan door de doop. Dat gold ook voor deze kinderen. In 1 Korinthe 7:14 ligt de bijbelse grond voor de eerste doopvraag: ‘Of gij niet bekent, dat zij in Christus geheiligd zijn, en daarom als lidmaten Zijner gemeente behoren gedoopt te wezen?’” We lezen op blz. 92 “Het verlangen om de doop te ‘beleven’ past helemaal in de emotiecultuur van de huidige tijd. Het gevaar is niet denkbeeldig dat men met het verlangen naar een spirituele beleving de mens met zijn geloof in het middelpunt plaatst. God wil ons echter met Zijn belofte vóór zijn. Dat is een zeer tot ootmoed stemmende zaak, die overigens ook beleefd moet worden.” Wie te maken krijgt met vragen op het gebied van de kinderdoop vindt in dit beknopte boekje heel wat stof om zich in te verdiepen en materiaal om aan de kinderdoop vast te houden.

Ds. A. Schot, Jakob heb ik liefgehad, gebonden, 250 blz., € 17,90, Uitgeverij De Banier, Apeldoorn. ISBN 978- 90-336-30552.
Het keurig uitgegeven boek bevat 17 overdenkingen uit het leven van Jakob. In de zomer van 2010 heeft ds. Schot het leven van Jakob behandeld in de Gereformeerde Gemeente van Nunspeet in de morgendiensten in de prediking. Niet Jakob staat centraal, maar de vrije genade van God verheerlijkt in het leven van Jakob. De foto op de omslag van het boek is een houtsnede waarin het dankoffer van Jakob te Bethel wordt uitgebeeld. Deze houtsnede hangt in het kerkgebouw van de Gereformeerde Gemeente te Werkendam. Over Jakob lezen we terecht dat hij in tegenstelling tot Ezau een oprecht man was. Op blz. 32 wordt weergegeven dat God de ware begeerte naar de grote zegen in het hart van Jakob had gelegd. “Hij wilde de zegen krijgen waar zijn opa over sprak. Dáár ging zijn hart naar uit. We laten dus staan dat Jakob een oprecht man was. Al is het waar dat de wegen die Jakob bewandeld heeft om de zegen te krijgen, niet altijd oprecht geweest zijn. Dat is zeker waar. De begeerte was oprecht, maar het doel heiligt de middelen niet. Jakob had nooit op deze manier met de zegen werkzaam mogen zijn.” We geven ook iets door uit de preek die gaat over het sterven van Jakob. We lezen dan op blz. 227 “Nadat hij de zegen over Dan heeft uitgesproken, richt hij plotseling het hoofd omhoog en roept hij het uit: ‘Op Uw zaligheid wacht ik, HEERE.’ Op Uw Zaligmaker wacht ik, HEERE. Hij mag stervende een oog hebben op de Heere Jezus Christus. Hij kon niet sterven omdat hij wel eens in Bethel was geweest. Hij kon niet sterven omdat hij in Pniël was geweest. Hij kon niet sterven omdat hij El Bethel was geweest, maar hij kan hier sterven omdat hij een geloofsoog heeft op de Heere Jezus Christus. Dat is om jaloers te zijn!” Wie wil nagaan hoe God Zijn genade verheerlijkt heeft in het leven en sterven van Jakob vindt in dit boek ruimschoots stof om te lezen.

Ds. P. Molenaar, Straks volkomen zaligheid, gebonden, 170 blz., € 13,95, Uitgeverij om Sions Wil, ISBN 978-90-74787-80-2.
De ondertitel luidt: ‘Meditatieve gedachten over het boek Openbaring’. Het nu verschenen boek is het eerste deel over het boek Openbaring van de hand van de auteur en gaat over de hoofdstukken 1 tot en met 11. Het is de bedoeling dat in het voorjaar van 2012 het tweede deel zal verschijnen waarin de hoofdstukken 12 tot en met 22 worden behandeld. Ds. P. Molenaar is Nederlands Hervormd emeritus-predikant binnen de PKN. Hij schrijft in het bekende blad ‘Om Sions Wil’. In kort bestek worden veel behartenswaardige zaken aan de orde gesteld. De auteur heeft de stof doorgepreekt in zijn laatste gemeente Dordrecht in de vorm van Bijbellezingen. In het voorwoord staat dat het boek van wijlen ds. E. van Meer ‘De Alfa en de Omega’ veel heeft mogen betekenen voor de schrijver. Duidelijk komt in dit boek naar voren dat ondanks alles wat er gebeurt in de wereld de overwinning voor Gods kinderen zeker is. Het gaat wel door de strijd heen. We lezen op de blz. 59 en 60 “Nee, de volle zaligheid is er nog niet, maar die is aanstaande door de volkomen verzoening, die de Heere heeft aangebracht. Ze worden niet alleen overwinnaars, maar ze zijn het al in Christus, Die hen zo uitnemend heeft liefgehad. Straks mogen ze de volle zaligheid genieten. Johannes schrijft: ‘Die overwint, Ik zal hem maken tot een pilaar in de tempel Mijns Gods, en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven de Naam Mijns Gods, en de naam der stad Mijn Gods, namelijk van het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel van Mijn God afdaalt, en ook Mijn nieuwe Naam.’ Gods kinderen zijn op aarde al pilaren, straks zullen ze eeuwig in gemeenschap met de Heere leven. Aan het einde van het leven mag Gods kerk belijden: ‘Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loop geëindigd, ik heb het geloof behouden; voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter in die dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning liefgehad hebben’(2 Tim. 4:7,8).”

Ds. H. Zweistra, Trouw en Geloof houdende, gebonden, 220 blz., € 15,95, Uitgeverij ‘Om Sions Wil’, ISBN 978-90-74787-70-3.
De ondertitel van dit boek luidt: ‘Een leesoefening in het huwelijksformulier.’ De titel van het boek is ontleend aan het huwelijksformulier. Ds. Zweistra is predikant binnen de Hersteld Hervormde Kerk en medewerker van het blad ‘Om Sions Wil.’ In onze tijd worden er veel aanslagen op het huwelijk gedaan. Dit gaat de kerken niet voorbij. Velen krijgen ermee te maken, hetzij binnen de gemeente, hetzij in eigen familie- of kennissenkring. Echtscheidingen gaan de reformatorische gezindte niet voorbij. Het is een goede en geboden zaak zich te bezinnen op de Bijbelse noties voor het huwelijk. Heel veel zaken zouden er geciteerd kunnen worden. Het boek biedt veel voor (aanstaande) echtparen, familieleden en ambtsdragers. Moeilijke onderwerpen gaat de auteur niet uit de weg. Hij schrijft over de leiding en de regering van God en de verantwoordelijkheid van de mens. Kinderloosheid komt aan de orde: gewild of ongewild. Op blz. 76 komt duidelijk naar voren dat het niet goed is dat jonge mensen trouwen en na de huwelijkssluiting de kinderzegen dan eerst nog maar wat uit stellen. Dan is het beter het huwelijk uit de stellen en na het huwelijk open te staan voor de kinderzegen. De schrijver gaat ook in op de kleding van de bruid. Hij legt er vinger bij dat het tegenwoordig al meer voorkomt dat de kleding van de bruid aanstoot geeft. We lezen op blz. 48 “De bruiloftsdag is een feestelijke dag. Bruid en bruidegom hebben zich in het nieuw gestoken. De bruid wordt van alle kanten met keurende kennersogen bekeken. Meestal gaat er een goedkeurend gemompel op. Soms ook niet. Dat gebeurt vooral als de bruid een bruidstoilet heeft uitgekozen waarin veel onbedekt blijft. Helaas rukt die gewoonte steeds meer op. Ook in kerkelijke kringen. Ik begrijp werkelijk niet waarom het bruidje op deze belangrijke dag op zo’n wijze gekleed wil gaan. Wat is de motivatie of intentie om zo aanstootgevend het huwelijk in te gaan en zelfs met zo’n alles onthullend bruidstoilet in Gods huis te durven komen? Wie is hiermee gediend?”

Ds. H. Zweistra, Inzoomen op Kort Begrip, deel 1, gebonden, 189 blz., € 14,90, Uitgeverij ‘Om Sions Wil’, ISBN 978-90-74787-76-5.
Ds. Zweistra schrijft in zijn voorwoord dat hij al vele jaren met de aanstaande lidmaten op de belijdeniscatechisatie het boekje ‘Kort Begrip’ behandelt. Veel predikanten zullen dat doen. Dit boekje biedt immers veel in overzichtelijke vraag- en antwoordvorm. De auteur verwijst in zijn voorwoord naar het boekje van wijlen ds. G.H. Kersten ‘Korte lessen over het Kort Begrip.’ Ds. Zweistra biedt een meer uitgebreide uitleg waarin hij zaken uit de moderne theologie aan de orde stelt. Dit komt bijvoorbeeld duidelijk uit in zijn schrijven over de prediking. We lezen op blz. 181 “Ook zeer kwalijk is als Christus alleen maar aan de gemeente wordt voorgesteld als een voorbeeld ter navolging. Wij worden opgeroepen om ons met Hem te identificeren. Hij is een voortreffelijk humaan mens en als wij Hem gehoorzaam volgen, komt er op den duur een humane samenleving waar het er allemaal heel warm en sociaal aan toe gaat. In deze verkondiging wordt het kruis van Golgotha naar de achtergrond geduwd. Deze humane predikers weten geen raad met een gekruisigde Christus. Zij verstaan de diepte van de zondeval niet. Ik weet dat dit een scherp oordeel is. Maar begrijp waarom ik tot deze uitspraak kom. In de optiek van deze predikers is de mens geen verloren mens, maar een mens die door eigen inspanning tot heel veel in staat is. Wat moet zo’n mens nu met een gekruisigde Christus beginnen? Ik weet dat voor ieder mens deze prediking een groot probleem is, maar zeker voor die mens die weinig tot geen zondekennis heeft. Paulus verstond voor zijn bekering niets van die prediking. Hij was een geacht man. Hij leefde in overeenstemming met Gods geboden. Paulus zou als besneden Jood met zo’n voorbeeldig leven zeker de zaligheid ontvangen. Door de werken der wet werd men immers zalig? Dat leerde Paulus als kind van het verbond aan de voeten van Gamaliël. Dat een mens opnieuw geboren moest worden, werd de studenten in de theologie niet voorgehouden. Nicodemus was een leraar in Israël, maar toen Jezus in de nacht met hem sprak over dat grote wonder begreep hij niet waar het over ging (zie Joh. 3). Daarom konden Paulus en met hem al de ‘rijke jongelingen’ niet anders dan de boodschap van Jezus (dat een goddeloze om niet zou zalig worden) met hun hele hart verachten. Toen de Heere hem van geestelijk dood geestelijk levend maakte, werd de gekruisigde Christus voor hem het centrum van zijn leven en zijn prediking. Paulus zag door Gods Geest in dat Christus op Golgotha zijn zonden en schuld droeg. Hij boog onder Gods recht, opdat hij vrijgesproken zou worden. Die uitnemende liefde van Christus verbrijzelde het hart van Paulus.”

Prof. G. Wisse, Pastorale brieven rond de heilsfeiten, gebonden, 139 blz., € 12,90, Uitgeverij Boekhandel de Roo, Zwijndrecht, ISBN 978-90-8718-015- 7.
In dit keurig verzorgde boek, samengesteld door ds. H. van der Ham te Dordrecht en d. M. van der Sluys te Ameide, zijn pastorale brieven van prof. Wisse opgenomen die gegroepeerd zijn rondom de heilsfeiten: advent, kerst, lijdensweken, goede vrijdag, pasen, hemelvaart, pinksteren en wederkomst. Het is een goede zaak dat deze brieven, die indertijd gepubliceerd werden in ´de Wekker´,nu gebundeld zijn. Dit boek is het zeker waard ook in onze tijd nog gelezen te worden. We geven een kort citaat (blz. 69) uit de brief ´Zonder hellevaart geen hemelvaart.´ “Dit gaat voorwerpelijk (op Christus toegepast) volledig op, en onderwerpelijk als het genadeproces binnen in ons, mits goed gezond, Schriftuurlijk verstaan, ook namelijk in deze zin: wie niet inwendig geestelijk met zijn dood en helwaardigheid leerde kennis maken, is nooit een gepast voorwerp geworden voor de verheerlijkte Zaligmaker, Die schatten genomen heeft om uit te delen in de zalige gemeenschap met God, in dat heerlijk verkeren in de hemelen, dat een voorportaal genaamd mag worden van het straks eeuwig en volmaakt wonen in de tent der verheerlijking.” Van harte aanbevolen.

L.J. van Valen, Opgebrand in dienst van zijn Zender, gebonden, 157 blz., € 14,25, Uitgeverij ‘Om Sions Wil’, ISBN 978-90-74787-77-2.
In dit boek wordt het bewogen leven van de Schotse zendeling John MacDonald getekend.Hij leefde van 1807-1847. Hij groeide op in de Schotse Hooglanden, in de pastorie van Ferintosh. Zijn vader droeg de bijnaam ‘De Apostel van het Noorden.’ Van zijn vader ontving de jonge John onderwijs in de vreze des Heeren Op jonge leeftijd werd hij predikant. Later werd hij uitgezonden als zendeling naar India. Dhr. Van Valen heeft geput uit de uitvoerige biografie van John MacDonald, geschreven door zijn vriend William King Tweedie (1803-1863). In die biografie zijn veel fragmenten opgenomen uit de dagboeken van John MacDonald. In 1837 vertrok JohnMacDonald naar India om zendingswerk te gaan doen. De liefde van Christus was de drijfveer van zijn leven en roeping. JohnMacDonald maakte ook een kerkscheuring mee in India. De ziel van de zendeling sprong op van vreugde als heidenen uit de macht van de duisternis werden verlost. Door het warme en klamme klimaat werden de lichamelijke krachten van de zendeling gesloopt. Op de leeftijd van veertig jaar mocht hij ingaan in hemelse heerlijkheid, vrouw en kinderen achterlatend, na ruim negen jaar in Calcutta gewerkt te hebben. Zijn werk had vrucht mogen dragen. Een bekeerling schreef na zijn sterven: “Hij was de eerste die mij de gezegende leer van de rechtvaardiging door het geloof heeft uitgelegd, die ik sindsdien niet meer kon ontkennen. Door Gods zegen heb ik daarin volhard. God zij daarvoor gedankt.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 10 januari 2012

Bewaar het pand | 20 Pagina's

Boekbesprekingen

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 10 januari 2012

Bewaar het pand | 20 Pagina's