Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Abraham Hellenbroek. 3.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Abraham Hellenbroek. 3.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit artikeltje willen we iets doorgeven uit een preek van Abraham Hellenbroek over Job 19:27 ‘Mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot.’ Dood en eeuwigheid zijn schrikwekkende zaken voor de goddelozen. Dat is anders voor de godzaligen. Voor de goddelozen geldt dat door de dood het lichaam in het graf terecht komt waar het tot vertering overgaat. De dood betekent voor de goddelozen de eeuwige rampzaligheid. Zo is er een koning geweest die verbood aan zijn hof te spreken over de dood. De godzaligen mogen heel anders tegen de dood aankijken. De dood is voor hen de deur tot de hemel en tot de zaligheid. De dood is voor hen een bode van goede tijding. De dood is voor hen wenselijk en begeerlijk. Zij kunnen een hele sterke begeerte hebben om ontbonden te zijn. Job is hier een voorbeeld van. Hij kende dat sterke verlangen: ‘Mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot.’

Sterk verlangen
De mens heeft twee nieren. Maar we moeten de tekst niet zo letterlijk opvatten dat de nieren zelf verlangens kennen. Nieren geven de aller innigste gestalten en werkzaamheden van de ziel aan. In die betekenis wordt ook gezegd dat de Heere Hartenkenner en Nierenproever is. In Jeremia 11:20 staat dat de Heere de nieren en het hart proeft. In Spreuken 23:16a staat ‘En mijn nieren zullen van vreugde opspringen.’ ‘Verlangen’ in onze tekst betekent hier bezwijken of versmachten door zeer sterke begeerten naar dingen die men graag heeft en evenwel nog mist. Sterke begeerten kunnen een mens mager doen worden. Dat was bij Amnon de uitwerking van zijn sterke begeerte. We lezen in Psalm 84:3 ‘Mijn ziel is begerig en bezwijkt ook van verlangen.’ In Psalm 119:81 staat ‘Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil.’ Wat Job 19:27 betreft staat het woordje ‘zeer’ niet als een apart woordje in de grondtekst, maar het grondwoord voor verlangen wordt door de toevoeging van het woordje ‘zeer’ in onze vertaling wel heel goed omschreven. Het is geen slap, maar een sterk verlangen. Job bezweek als het ware van verlangen. Job verlangde niet naar tijdelijke genietingen of zegeningen. Job verlangde naar de volle genieting en de onmiddellijke nabijheid van zijn Verlosser. Hij verlangde naar verlossing uit al zijn tegenwoordige ellenden. Door het sterven zou het lichaam van Job rusten in vrede en zou zijn ziel ingaan in eeuwige heerlijkheid. Hij verlangde ook naar de dag van de zalige opstanding. Dan zou hij met zijn vlees en uit zijn ogen zijn Verlosser zien.

Gericht verlangen
Het verlangen strekt zich uit naar iets dat er niet is. Job was nog op weg naar het Vaderland, hij was nog niet in het Vaderland. Hij woonde nog uit van de Heere en van de hemel. Verlangen betekent ook dat je je ervan bewust bent wat je mist. Job was door genade een vreemdeling op aarde. Verlangen betekent ook dat je niet tevreden bent over je tegenwoordige toestand. Wie tevreden is in het gemis, kent geen verlangen. De beloften van God geven zekerheid dat het verlangen vervuld zal worden. Gods kinderen verwachten naar Gods belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde. Job achtte van grote waarde waar zijn verlangen naar uitging. Hij wist wat hij verlangde. Job had hoge waardering voor datgene wat hij verlangde. We kunnen dit vergelijken met het verlangen van David in Psalm 31:20 ‘O, hoe groot is Uw goed, dat Gij weggelegd hebt voor degenen, die U vrezen; dat Gij gewrocht hebt voor degenen die op U betrouwen.’ Het verlangen gaat ook samen met een gedurig denken aan de zaak die begeerd wordt. Job probeerde te denken aan de dingen die Boven zijn. Daar lag zijn schat en daar ging zijn hart naar uit. Job verlangde uit het lichaam uit te wonen en bij de Heere in te wonen. Verlangen houdt niet alleen in dat de belofte er ligt, maar ook de verwachting dat de belofte vervuld zal worden. Job mag gelovig vertrouwen omdat hij weet dat zijn Verlosser leeft. Het verlangen op zich is al sterk. De woorden ‘in mijn schoot’ onderstrepen dat nog eens. Met ‘schoot’ wordt niet de plaats van het lichaam bedoeld waarop een kind kan gaan zitten, maar de binnenkant van de mens, de boezem. De nieren liggen daar achter. Job omschrijft hiermee de innigheid, de oprechtheid, de vastheid en de duurzaamheid van zijn verlangen.

Toepassing
In de toepassing begint Hellenbroek met uit te spreken “Ziet daar, mijn toehoorders, een allerschoonste, een allerwenselijkste gestalte: Och waren wij ook allemaal zulke Jobs. Maar zo schoon als zij is, zo zeldzaam is zij ook en bij zeer weinigen te vinden.” Er zijn verlangens genoeg, maar dat zijn verlangens naar de dingen van deze wereld. Job mocht verlangen naar de dood en het aanschouwen van God wat daarop zou volgen. Duizenden zijn zeer bevreesd om te sterven: de wereld houdt hen vast en de wereld ligt hen na aan het hart. Zij hebben een beschuldigend geweten. Ze vrezen na hun dood een heel andere verwachting te hebben dan Job. Zij vrezen op de dag van de wederopstanding God te aanschouwen. Er zijn er die niet zo bevreesd zijn voor de dood, maar toch de verwachting van Job niet kennen. Zij zijn ongevoelig voor de hemel en voor de hel. Zij maken zich daar niet druk over. Zij denken daar niet ernstig aan. Het laat hen koud of zij na dit leven gelukkig of rampzalig zullen zijn. Er kan ook sprake zijn van vluchtige verlangens. Dan is er wel een algemene begeerte om bij de Heere Jezus in de hemel te zijn, maar zonder grond. Dan is er sprake van een onbestendig verlangen. Weer anderen zouden wel willen sterven en in de hemel willen zijn als zij het benauwd hebben in de wereld of als zij pijn hebben. Dan zijn de omstandigheden zo dat zij geen plezier meer kunnen hebben in de wereld. Maar het sterke verlangen van Job kennen zij niet. Anderen beginnen pas te verlangen op hun sterfbed. Dan willen zij de hel ontgaan en de hemel in gaan. Hoe goddeloos men ook heeft geleefd, dan wordt geroepen: O God, wees mij arme zondaar genadig. Och Heere Jezus, ontfermt U Zich mijner. Er was in de gezonde dagen geen achting voor de predikanten en men kwam niet veel in de kerk, maar als het sterven wordt worden de predikanten geroepen alsof zij de hemel onder hun mantel met zich mee zouden brengen. Hellenbroek spreekt dan vermanende woorden: “En daarom, och arm mens, hoe hoog tijd is het voor u om eens wijs te worden eer het te laat zal zijn.” Eens zult u sterven. U weet niet wanneer en op welke manier u zult sterven. Er is een eindeloos verschil tussen hen die zonder en hen die met een gegrond aandeel aan de Verlosser sterven. “Wordt eens ernstige verlangers naar de Heere Jezus, om daardoor bezitters van Hem te worden, om zo te komen tot dat recht om met Job te kunnen zeggen: Ik weet, mijn Verlosser leeft: mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot; zo moest u zoeken, grijpen, jagen, werken, strijden, geweld doen, om onze Job na te streven.” Vervolgens spreekt Hellenbroek Gods kinderen aan. Zij kunnen soms heel ver verwijderd zijn van de gestalte van Job. Hellenbroek noemt diverse oorzaken hiervoor. Het kan een soort verzoeking zijn dat Gods kind met de schrik voor de dood geweldig wordt aangevallen. Het kan zijn dat de dood teveel op zichzelf wordt bezien, zonder te bedenken dat Christus de dood van karakter heeft veranderd. Een oorzaak kan ook zijn dat Gods kind te veel op heeft met de wereld. De band aan man, vrouw of kinderen kan te sterk zijn. Het is mogelijk dat er niet genoeg gestaan wordt naar zekerheid. Een oorzaak kan ook zijn dat Gods kind niet genoeg vervuld is van de Heere Jezus en van de hemel. Hellenbroek schrijft: “O, mijn vrienden, dat moest immers zo niet zijn. En daarom: zoekt zulks in des Heeren kracht te verbeteren en het erop toe te leggen om onze godvruchtige Job na te volgen.” Leef verstorven van de wereld. De wereld is nietig. Leef los van alle banden die het verlangen kunnen belemmeren. Probeer op goede gronden zekerder te worden van uw genadestaat en van de betrekking op uw Losser. Leef teer en nauwgezet, dat geeft ruimte in de ziel aan het verlangen. Tracht te leven vol van de Heere Jezus als uw Goël en Verlosser. Leef veel met de hemel in het oog. Dat geeft de ziel vleugels. We besluiten met het slot van de preek: “En zou u niet? De onmiddellijke nabijheid bij uw Zielenvriend en Borg is het immers wel waardig! O, verlangt er naar, reikhalst naar Hem, met alle ernst, tot de tijd dat u op uw sterfbed uw hoofd gerust zult neerleggen, en onder een gelovig verlangen naar uw Goël, zult heengaan, om in Zijn ongestoorde, eeuwigdurende en hartverrukkende gemeenschap voor altijd te leven. O, wiens nieren verlangen niet zeer in zijn schoot: Amen.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 28 augustus 2012

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Abraham Hellenbroek. 3.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 28 augustus 2012

Bewaar het pand | 12 Pagina's