Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kom ik om, dan korn ik om

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kom ik om, dan korn ik om

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze woorden heeft koningin Esther uitgesproken toen zij op aandringen van haar oom Mordechai naar de koning ging om genade voor het volk der Joden te bepleiten. Haar gang naar de ko ning hield een groot nsico in. Men mocht immers niet ongevraagd voor de koning verschijnen. Ging zij toch dan handelde zij tegen de wet en deze overtreding kon haar het leven kosten. Esther heeft dit heel goed begrepen; het maakte niet uit dat koning Ahasveros haar man was. Het was gewoon een grillige dic tator die beschikte over leven en dood. Maar Esther werd gedreven door de nood en uit liefde voor haar met de dood bedreigde volk. En met de woorden: "Alzo zal ik tot de koning ingaan, hetwelk niet naar de wet is. Wanneer ik dan omkom, zo kom ik om", Esther 4:16b, heeft zij de stap gewaagd! Nu is er vanwege deze uitspraak van Esther een vraag. Deze woor den worden namelijk ook wel eens uitgesproken door een vrezende avondmaalganger, die zich ondanks allerlei onmogelijkheden aan eigen kant toch gedrongen ziet om aan te gaan: Kom ik om, dan kom ik om, hoor je zo iemand wel eens zeggen. De vraag is nu of dit terecht is; halen we deze woorden dan niet uit het verband of geven we er een betekenis aan die onjuist is? Ik zal proberen met u over deze vraag na te denken. Ik heb inderdaad ook wel mensen horen vertellen van hun strijd rond het Avondmaal en dat zij desondanks zijn gegaan, moesten gaan, en dan ook gegaan zijn met de woorden van Esther: kom ik om, dan kom ik om! Om de zaak duidelijk te krijgen moeten we naar mijn idee eerst goed zien hoe Esther dit bedoeld heeft. Met andere woorden: hoe moeten wij Esther 4 vers 16 verklaren? Esther is ondanks het onvoorspelbare gedrag van de koning naar hem toe gegaan, weliswaar een duidelijk gebod overtredend, maar toch voortgedreven uit liefde voor haar eigen volk. Esther heeft zichzelf ervoor over mogen hebben en offerde zich als het ware op. Volgens de nieuwe wet van Hainan was zij ten dode opgeschreven. Zij had met haar daad om naar de ko ning te gaan in dat opzicht niets te verliezen; zou hij haar doden, welnu, dood moest zij volgens die vreselijke Haman toch. Maar zij zou het wagen! Dit heeft zij niet zonder bidden en vasten gedaan. Dat moeten we ook bedenken. Zij ging dus met een gebed in haar hart de vertrekken binnen waar de koning verbleef. Haar oog en dat van haar oom en vele anderen was op de Heere gevestigd. Zo is zij ge gaan; maar omdat Ahasveros een onberekenbaar man was, die zijn onderdanen naar eigen willekeur behandelde, was er ook vrees in haar hart. En zo is zij tot de koning gegaan. En kreeg toen tot haar grote blijdschap de gouden scepter aangereikt! Hoe men de woorden van Esther bij de avondmaalsgang dan ook bedoelt, en daar ga ik zo nog even op in, het moet duidelijk zijn dat het ongepast is en ook ongegrond om te menen dat een zondaar die bevende tot de Heere komt, de dood zou kunnen vinden in plaats van het leven. Alsof God maar in enig opzicht aan een dictator gelijk zou zijn! Bij Ahasveros moest je maar afwachten hoe zijn koninklijke pet stond! Maar van de Heere weten wij dat Hij juist in welgevallen neerziet op de arme en verslagene van geest en die voor Zijn Woord beeft, zie Jesaja 66 vers 2. Hoewel ik niet maar een of ander dwaas wetje van zo'n tiran heb overtreden, maar tegen alle geboden van een goed en goeddoend God gezondigd heb, heb ik nog nooit gehoord dat een zondaar, die tot Hem kwam om genade, is omgekomen. Zoiets bestaat gewoon niet, omdat God Zichzelf niet kan verloochenen en getrouw is aan Zijn Woord. O ja, ik weet ook dat Psalm 130 vers 2 waar is: Zo Gij in 't recht wilt treden, o HEERE, en gadeslaan, onze ongerechtigheden, ach, wie zal dan bestaan! God heeft recht op mijn dood. Ahasveros had het recht niet om zijn vrouw Esther af te wijzen of, erger nog, te doden. Maar God is rechtvaardig, ook als Hij de zondaar straft. Maar het heerlijk Evangelie is dat Hij Die recht heeft op mijn dood, lust heeft in mijn leven! En iedere zondaar die Hem om genade smeekt wordt zonder enige twijfel de gouden scepter toegereikt. Want God handelt ook in het verlenen van genade op gronden van recht. Voor de verlossing van zondaren is immers betaald? Is Christus niet tot zonde gemaakt, opdat zondaren vrijgesproken zouden worden? Ik denk dan ook niet, dat wij Es ther in haar gang naar de koning als een type van Christus kunnen zien. Esther moest maar afwachten hoe de koning zou reageren. Maar Christus wist hoe de Vader zou oordelen over de zonde. Es ther maakte een kans op overleven. Maar Christus moest noodzakelijkerwijze de dood in, omdat God de zonde straffen moet! Wei zie ik een hjn in Esthers zelfverloochening naar die van Christus. Al is dat ook maar ten dele. Esther ging na lang aarzelen en moest tot deze daad worden overgehaald door haar oom. Maar Christus verklaarde Zich gewillig bereid om de toorn van God te dragen en zo voor ellendigen het beloofde land te bereiden. Maar kan een avondmaal ganger niet zo in nood verkeren dat hij nog vreest om te komen als hij aangaat? De vrees voor straf kan toch een grote werkelijkheid zijn? Als ik nu eens een huichelaar blijk te zijn, zal God dan niet op staande voet met me kunnen afrekenen als ik het waag om naar de tafel te gaan? Heeft God ook niet een Uza, 2 Sam. 6, en een Ananias en Saffira, Hand. 5, dood doen neervallen? Die dingen zijn inderdaad gebeurd. Maar bij Uza, noch bij dat echtpaar was er sprake van vrees. Ze waren juist vrijpostig en brutaal. Daar rekent de Heere mee af. Maar ik heb nog nooit een vrezend en bevend mensenkind aan de Tafel des Heeren zien omkomen. Maar ik kan me toch vergissen? Ja, maar daar weet God toch van af dan? Zo'n vrezende ziel komt nooit zonder gebed aan. Zijn verzuchtingen gaan naar Boven hoor! Als een waar gelovige vreest, en hoe begrijpehjk vind ik dat, krijgt hij toch van de Heere te horen: Wat zijt gij vreesachtig, gij kleingelovigen? Zie Matth. 8 vers 26. De Heere weet wat van Zijn maaksel zij te wachten en zegt daarom: Vrees niet, geloof alleenlijk, Lukas 8 vers SO. En als de liefde Gods gesmaakt wordt is de vrees helemaal weg, want er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees buiten, 1 Joh. 4 vers 18. Als je het nu wagen mag met het Woord en je hebt hoge gedachten van God, maar tegelijk ook zulke slechte gedachten omtrent jezelf, en je gebruikt dan Esthers woorden, omdat je het wagen wil op Gods genade, dan kan ik begrijpen dat je deze woorden wel gebruikt. Maar wie denkt dat een naar God vluchtend mens wel eens afgewezen en hard afgestraft kan worden, heeft geen hoge gedachten van de Heere en Zijn beloftewoord. Die moet zich schamen en bekeren en smeken om geloof. Want zonder geloof is het onmogelijk de Heere te behagen!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 30 oktober 2012

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Kom ik om, dan korn ik om

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 30 oktober 2012

Bewaar het pand | 12 Pagina's