Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus en de Samaritaanse vrouw (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus en de Samaritaanse vrouw (5)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jezus zeide tot haar: Geef Mij te drinken. (Want Zijn discipelen waren heengegaan in de stad, opdat zij zouden spijze kopen.) Zo zeide dan de Samaritaanse vrouw tot Hem: Hoe begeert Gij, Die een Jood zijt, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben? Want de Joden houden geen gemeenschap met de Samaritanen. (Johannes 4:7b-9)

Vorige keer zagen we: Door Gods voorzienige leiding wordt de Samaritaanse vrouw bij de Jakobsbron gebracht. Als ze daar is aangekomen, stelt Christus haar een vraag: ‘Geef Mij te drinken’.

Daarmee doet de Heere Jezus iets heel ongebruikelijks. Want het was bepaald niet gewoon dat een Joodse man op een eenzame plaats een onbekende vrouw – hier zelfs een Samaritaanse – aansprak.

Dorstende Borg
En toch zegt de Heere Jezus: ‘Geef Mij te drinken’. Waarom? Hutcheson noemt twee redenen. De eerste reden is: De Heere Jezus had werkelijk dorst. Hij is – behalve waarachtig God – ook waarachtig Mens. En als Mens heeft Hij hier werkelijk dorst. Zoals Hij straks opnieuw zal dorsten. Als Hij daar hangt aan Golgotha’s kruis, in de brandende hitte van Gods toorn. Dan zal Hij het uitroepen: ‘Mij dorst!’

Christus lijdt dorst. Op een onvergelijkelijke wijze. Zijn lijden gaat veel dieper dan het lijden van welk dorstig mens op aarde ook. Immers, in de brandende dorst die Hij leed, heeft Hij Gods brandende toorn over de zonde geproefd. En als Borg draagt Hij de last van die toorn. Voor wie? Voor al de Zijnen. Die het met al hun vuile zonden verdiend hebben om te komen op de plaats, waar een mens het uiterste van zijn vinger niet meer in het water kan dopen om zijn tong te verkoelen (Luk. 16:24). Voor zulke ellendigen! Ja, ook voor de Samaritaanse. Want ook deze ellendige zondares is door de Vader aan Christus gegeven, opdat Hij haar zou zalig maken.

Evangelieprediking
‘Geef Mij te drinken’ – er is nog een tweede reden waarom de Heere Jezus dat vraagt. Hij wil zo ook een gesprek tot stand te brengen met de Samaritaanse vrouw. Een gesprek over het levende water! En dan daalt Hij zo diep af, dat Hij Zich als het ware buigt tot onder deze vrouw. Want Christus vraagt de vrouw om een gunst: ‘Geef Mij te drinken’. Als een arme, dorstige Reiziger staat Hij voor haar. Zó diep vernedert Hij zich dat Hij Zich ogenschijnlijk afhankelijk maakt van de gunst van deze vrouw.

Dat is iets wat de Heere Jezus nog doet. In de prediking van het Evangelie zoekt Christus zondaren te spreken. En wat buigt Hij Zich dan diep over naar zondaren. Hij zou kunnen bevelen en gebieden. En ook dat doet Hij. Maar tegelijk geldt: ‘Hij nodigt en bidt de zondaar’ (Hellenbroek). ‘Mijn zoon, mijn dochter, geef Mij uw hart!’ ‘Wij bidden u, van Christus wege, alsof God door ons bade: Laat u met God verzoenen!’

Veelzeggend antwoord
Hoe reageert een mens op dit verzoek? Veelzeggend is het antwoord van de Samaritaanse: ‘Hoe begeert Gij, Die een Jood zijt, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben?’ Zeker, het zou kunnen, dat daar iets van verbazing en bevreemding in doorklinkt.

Maar dat is niet het enige. In deze woorden klinkt vooral afwijzing. Spot. Vijandschap. De Samaritaanse vrouw bedoelt te zeggen: Anders wilt U niets met ons te maken hebben. Maar nu U dorst hebt en U blijkbaar zo arm bent dat U niet over een putemmer beschikt, ja, nu hebt U me nodig.

Beseffen we wat hier gebeurt? Urenlang heeft Christus gelopen door de brandende zon. Om de Samaritaanse vrouw op te zoeken. Arm en dorstig zit Christus bij de bron. Om haar rijk te maken (2 Korinthe 8:9). Nu zoekt Hij het gesprek met deze vrouw. En om dat gesprek te openen, vraagt Hij om een kleine gunst. Een teug water. En wat doet de Samaritaanse? Ze weigert Hem de minste gunst. Ze voegt Hem bitse, afwijzende woorden toe.

Onthullend antwoord
Wie van ons heeft zijn beeld herkend in deze vrouw? Van nature zijn wij – u en ik – geen haar beter. We mogen nog zitten onder de prediking van vrije genade. Maar hoe verkeren we er van nature onder? Als vijanden van God en vijanden van Christus. De liefl ijke aanbieding van levend water waarmee God tot ons komt, verwerpen we. Of we vervormen en misvormen het aanbod eerst en denken het vervolgens aan te nemen. Zoals de Samaritaanse vrouw dat straks ook zal doen (vs. 15).

Wat is het nodig dat Christus als de grote Profeet en Leraar een mens ontdekt aan zijn vijandschap en verzet. Wat is het nodig dat Christus als de strijdende en overwinnende Koning Zelf de weerstand en vijandschap in het hart overwint. ‘Gord Uw zwaard aan de heup, o Held, Uw majesteit en Uw heerlijkheid!’

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 december 2014

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Christus en de Samaritaanse vrouw (5)

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 december 2014

Bewaar het pand | 12 Pagina's