Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus en de Samaritaanse vrouw (10)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus en de Samaritaanse vrouw (10)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze vaders hebben op dezen berg aangebeden; en gijlieden zegt, dat te Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden. Jezus zeide tot haar: Vrouw, geloof Mij… (Johannes 4 : 20-21a)

In gedachten zien we haar staan - de Samaritaanse vrouw. Dichtbij de Jakobsbron, waaruit ze zojuist water geput heeft. Die Jakobsbron lag aan de voet van de berg Gerizim. Nu zien we hoe ze met haar vinger wijst in de richting van die berg. En we horen haar zeggen: ‘Onze vaders hebben op deze berg aangebeden’.

Gerizim of Jeruzalem
Om die opmerking te begrijpen, moeten we een ogenblik terug naar de periode direct na de ballingschap. Nadat een rest van Israël uit de ballingschap is teruggekeerd, is men begonnen met de herbouw van de tempel. Op zeker moment hebben toen de Samaritanen – een mengvolk van achtergebleven Joden en heidenen – gevraagd of ze mochten meehelpen aan de tempelbouw. Maar dat is hun geweigerd. En toen hebben de Samaritanen uiteindelijk zelf een tempel gebouwd. Op de berg Gerizim.

Op die berg hebben zij vele jaren lang ‘aangebeden’. Het is belangrijk om te bedenken dat het woord ‘aanbidden’ hier de hele openbare Godsdienst aanduidt. De vrouw zegt dus: Op de Gerizim hebben onze vaders geofferd. Daar hebben ze de grote feesten gevierd. Daar hebben ze God in het openbaar plechtig gediend.

Dan gaat de vrouw verder: ‘En gijlieden – de vrouw bedoelt: het volk van de Joden waartoe ook de Heere Jezus naar Zijn menselijke natuur behoorde – zegt, dat te Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden’.

De Samaritaanse vrouw wijst dus op een tegenstelling: De Samaritanen dienen God op de Gerizim. En de Joden dienen God op de tempelberg in Jeruzalem. De vraag die daar achter ligt, is: Waar wil God nu aangebeden worden? Op de berg Gerizim? Of te Jeruzalem?

Vraag van een ontwaakt geweten
Waarom stelt deze vrouw op dit moment deze vraag? Maakt ze gebruik van een afleidingsmanoeuvre? Wil ze ervoor zorgen dat het gesprek niet langer gaat over haar verzondigde leven? Sommige uitleggers hebben de woorden van de Samaritaanse zo uitgelegd.

Maar Hutcheson wijst die opvatting met kracht af. Hij benadrukt dat het geweten van de Samaritaanse vrouw ontwaakt is. Juist daarom laat ze geen gelegenheid onbenut om te vragen naar de weg der zaligheid. Nu ze in gesprek is met een onbekende Profeet, stelt ze Hem de vraag waar God gediend wil worden.

Hutcheson tekent aan: ‘Als mensen ernstig zijn over de vraag hoe ze de hemel zullen beërven, zullen ze zich inspannen om de juiste weg te weten. En ze zullen geen gelegenheid onbenut laten om licht te krijgen in deze zaak’. De vraag dient zich aan, of wij al zo bezet werden met de vraag hoe we zalig zullen worden.

De wet
Maar tegelijk blijkt ook nog iets anders. De overtuiging van de Samaritaanse vrouw is namelijk ‘in het eerst zeer wettisch geweest’. Duidelijk wordt zichtbaar dat die ‘haar veeleer uitdreef tot haar werken en plichten, dan tot Christus’ (Ralph Erskine).

Nee, dat ligt niet aan Christus’ onderwijs. Dat is de schuld van de Samaritaanse vrouw zelf. Als zij door Christus overtuigd wordt van zonde, vlucht ze niet tot Christus als Zaligmaker van zondaren. Integendeel, ze neemt haar toevlucht tot plichten en werkzaamheden. De Samaritaanse wil proberen zelf de schuld van haar verzondigde leven af te betalen. En dáárom wil ze weten, waar ze God moet ‘aanbidden’.

We zien hier, ‘dat het de wet of de eerste man is, waarop een ontwaakt geweten in het eerst ziet’ (Ralph Erskine). Nee, als de Heere een zondaar van zijn zonde gaat overtuigen, is zo iemand niet genegen om zich maar voetstoots aan de Heere over te geven. Met heel ons natuurlijke hart zijn we erop tégen om als een verloren zondaar door vrije genade zalig te worden.

En dat blijkt hierin, dat een overtuigde zondaar toch met de wet in de hand zal proberen zalig te worden. In reactie op het zien van zijn zonden neemt hij zijn toevlucht tot allerlei ‘werken’: het gebed, het belijden van zijn schuld, Bijbelstudie, ernst, tranen, een koerswijziging in het leven. Maar hoe goed al die dingen op zichzelf ook zijn, ze zullen onze hemelhoge schuld tegenover God nooit kunnen afbetalen.

Christus’ zondaarsliefde
Het is déze weg van eigengerechtigheid die de Samaritaanse vrouw inslaat in vs. 20. Wat de Heere Jezus in het vervolg zal doen, is ook deze weg afsnijden. Want Christus’ zondaarsliefde is zo groot, dat Hij er een ontdekte zondaar of zondares niet voor over heeft om dodelijk te verongelukken in het gebergte van zijn eigengerechtigheid.

Laten we nog even letten op de manier waarop de Heere Jezus de vrouw aanspreekt: ‘Vrouw, geloof Mij’. Nee, dat is hier geen bevel, maar een vriendelijke vraag om vertrouwen. Zeker, de Heere Jezus zou met gezag kunnen spreken: ‘Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u’. Maar hier doet Hij iets anders. Hij buigt opnieuw tot onder de Samaritaanse vrouw. Hij dringt erop aan dat zij Hem haar vertrouwen geeft: ‘Geloof Mij’.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 3 maart 2015

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Christus en de Samaritaanse vrouw (10)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 3 maart 2015

Bewaar het pand | 12 Pagina's