En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze. Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.

De Heere vergeeft niet alleen de zonde, maar maakt ook dat Gods kinderen de zonde gaan mijden. Er zijn veel verzoekingen die tot zonde verlokken en prikkelen. Daarom staat in het volmaakte gebed ‘verlos ons van den boze.’ De boze is de duivel. Ook boze geesten en wereldlingen zijn vijanden van Gods kinderen. Zij dienen de satan. Ook het vlees, de overgebleven verdorvenheid, is een vijand waardoor de andere vijanden toegang hebben. De satan wil Gods kinderen tot zonde verleiden. Hij gaat rond als een briesende leeuw. Hij gebruikt geweld en list. Ook verschijnt de duivel als een engel des lichts. De wereld lacht Gods kinderen vrolijk toe. De wereld dreigt ook met vervolging, schade, pijn en dood. Gods kinderen kunnen in eigen kracht niet staande blijven. Een klein stootje is voldoende om hen te doen vallen. “Wanneer wij aangevochten worden met lief of leed, met zoet of zuur, met voor- of tegenspoed, komen wij er zelden zonder kleerscheuren af.” Mozes en Aäron zondigden. Aäron liet een gouden kalf maken uit vrees voor het murmurerende volk. De wijsheid van het vlees sprak. Ook David zondigde. Zelfs de meest godzaligen kunnen ten val gebracht worden. Petrus verloochende tot driemaal toe de Zaligmaker. Gods kinderen staan bloot aan verzoekingen. De satan kwam met zijn verzoeking in het paradijs. Ook de Zoon van God is door de duivel verzocht. Toch kan de duivel niet doen wat hij wil, want God staat boven alles. Gods voorzienigheid waakt over alle verzoekingen die Gods kind overvallen. God heeft Abraham beproefd door het offer van Izak te eisen. Ook Job werd beproefd. God viert de satan de teugel om de vromen aan te vallen en geeft de wereld de macht om de gelovigen te verleiden. De Heere laat toe dat het vlees hen overwint. Maar de Heere laat Zijn kinderen niet in de verzoeking omkomen. De Heere houdt Zijn eigen werk in stand. De Heere verlost uit de verzoekingen en helpt uit. De satan moet vlieden, de wereld kan haar voornemen niet bereiken, het vlees kan niet tot volledige heerschappij komen. Christus is verzocht geworden opdat Hij degenen die verzocht worden zou kunnen bijstaan. De uiteindelijke afloop is altijd goed. God wapent de Zijnen. Het vurig gebed is ook een goed wapen om de vijand te weerstaan. Gods kinderen bidden aanhoudend. Zij bidden om niet in verzoeking geleid te worden. Een soldaat leert strijden door de wapens te gebruiken. Door de verzoekingen worden Gods kinderen geloviger, godzaliger en ijveriger. De verzoekingen louteren hen. Het eerste begin van de zonde dient vermeden te worden. Petrus dacht te hoog van zichzelf. Later heeft Petrus “des te levendiger, heerlijker en krachtiger (en dat uit eigen persoonlijke ervaring) de gelovigen vermaand, om nuchter te zijn, en om te waken en te bidden tegen de duivel, die altoos rondgaat. Want de duivel is er niet tevreden mee om hun enige schade te berokkenen, maar hij streeft ten enenmale naar hun algehele ondergang.”

In het gebed dat dan volgt wordt de macht van de satan, de wereld en de zonde omschreven. Gods kinderen kunnen in eigen kracht niet staande blijven. In het gebed wordt ook gevraagd om toename van de lust tot godzaligheid. Gods kinderen nemen de toevlucht tot God als de vijanden hen aanvallen. Er wordt ook gebeden om matiging van de tegenheden. Gods kinderen riepen in het verleden tot de Heere en werden uitgeholpen. Zo roepen zij ook vandaag tot de Heere: Laat niet toe dat wij helemaal zouden afvallen of afwijken. Waarom zouden de door Christus overwonnen vijanden over Gods kinderen triomferen?

‘Want Uw is het Koninkrijk’. Gods kinderen zijn onderdanen van de allerhoogste Koning. God regeert over alles, maar in het bijzonder door Zijn Woord en Geest in de harten van Gods kinderen. Zij zijn Gods volk, eigendom en erfdeel. De Heere zoekt hun eeuwig welvaren. Alleen God kan alles geven. ‘En de kracht.’ God geeft schepselen macht en sterkte. Gods kracht kent geen maat of einde. Gods macht gaat alles te boven. Daarom bidden Gods kinderen tot de Heere om alles wat zij nodig hebben. Gods macht is onoverwinnelijk en Zijn schatten zijn onuitputtelijk. De Heere komt alleen toe ‘de heerlijkheid in alle eeuwigheid’. God is in Zichzelf eeuwig vol heerlijkheid, glorie en majesteit. “Gij hebt ons geschapen tot Uw eer, ja herschapen en vernieuwd hebt Gij ons tot Uw kinderen tot verheerlijking van U, welke U daarom behoort gegeven te worden door ons tot in eeuwigheid.” “Zo geloven wij dan ook, dat Gij ons onze begeerten verlenen zult, die wij naar Uw eer richten; opdat Gij van ons Uw passende lof ontvangen moogt. Heere, dat zij zo! Dat is onze hartenwens. Dat getuigt, dat verklaart Uw kerk, dat roept zij uit met eenparige stem; daarom zeggen wij ja en amen in het vertrouwen op Jezus Christus, in Wie al Uw beloften ‘ja en amen’ zijn.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen