Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Demas, de man bij de zilvermijn - 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Demas, de man bij de zilvermijn - 1

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Demas was een van de minder bekende medewerkers van Paulus. Zijn naam komt drie keer voor in het Nieuwe Testament. Twee maal wordt hij genoemd als één van de helpers uit de kring rondom de apostel namens wie hij de groeten overbrengt in zijn brieven: ‘U groeten Markus, Aristarchus, Demas, Lukas, mijn medearbeiders’ (Fil. : 24; vgl. ook Kol. 4 : 14). Het meest bekend is Demas echter geworden omdat de apostel ergens anders uiting geeft aan zijn verdriet dat Demas hem verlaten heeft, ‘hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen en is naar Thessalonica gereisd’ (2 Tim. 4 : 10). Wat kunnen we uit deze korte mededelingen leren en vooral: Wat betekenen de uitdrukkingen dat Demas Paulus verlaten heeft en dat hij de tegenwoordige wereld heeft liefgekregen?

Bunyan
Voor John Bunyan (1608 – 1680) is dat geen vraag. In zijn Christenreis tekent hij een portret van Demas in uiterst donkere kleuren. Zoals bekend, beschrijft Bunyan in dit boek het leven van een christen als een pelgrimstocht van de stad van het verderf naar de hemelstad. De twee hoofdpersonen, Christen en Hopende, komen op een gegeven moment langs een zilvermijn en daarbij komt ook Demas ter sprake. Ik laat die hele passage hier in vertaling volgen:
‘Toen gingen Christen en Hopende weer bij hen vandaan en reisden voort totdat zij een fraaie vlakte bereikten die ‘Gemakkelijkheid’ heette. Met veel genoegen reisden ze daardoor. Die vlakte was echter maar smal, zodat zij er spoedig doorheen waren. Nu was er aan de overkant van die vlakte een kleine heuvel die winstbejag heette. In die heuvel was een zilvermijn. Sommige reizigers die vroeger deze route gevolgd hadden, waren daar wel heen gegaan om die te bezichtigen omdat zij iets heel bijzonders was. Maar toen ze zich te dicht bij de rand van de groeve waagden, brokkelde de grond die zeer onbetrouwbaar is onder hen af. Zo kwamen zij om. Anderen werden op die plaats zo verminkt dat zij tot op de dag van hun dood niet meer zichzelf waren. Toen zag ik in mijn droom dat Demas even terzijde van de weg stond, tegenover de zilvermijn. Als een echte beschaafde heer nodigde hij voorbijgangers uit om daarheen te komen en te kijken. Hij zei tot christen en zijn metgezel: ‘Zeg, kom eens even hier terzijde van de weg en ik zal jullie eens wat laten zien!’ ‘Wat voor iets is zo belangrijk dat wij de weg daarvoor zouden verlaten?’, vroeg Christen. ‘Hier is een zilvermijn, antwoordde Demas, ‘en sommigen zijn hierin aan het graven naar schatten. Als jullie hierheen komen, kunnen jullie jezelf met weinig moeite van grote rijkdommen voorzien’. Daarop zei Hopende: ‘Laten we maar eens gaan kijken’. ‘Ik niet’, reageerde Christen daarop, ‘Ik heb vroeger al van deze plaats gehoord en vernomen hoe velen daar zijn omgekomen. Bovendien: die schatten zijn een valstrik voor allen die ernaar op zoek gaan, want zij belemmeren hen op hun pelgrimstocht. Toen riep Christen naar Demas: ‘Is die plaats niet gevaarlijk? Heeft zij niet velen in hun pelgrimsreis belemmerd?’ ‘Nee, niet echt gevaarlijk’, antwoordde Demas, ‘behalve voor hen die onvoorzichtig zijn’. Maar op het moment dat hij dit zei, bloosde hij. Toen zei Christen tot Hopende: ‘Laten we geen stap in die richting zetten, maar rustig onze weg vervolgen’. ‘Ik garandeer je’, reageerde Hopende daarop, ‘dat wanneer Bijbedoeling hier komt en als hij dan dezelfde uitnodiging krijgt als wij, hij daar naar binnen gaat om te kijken’. ‘Ongetwijfeld’, meende Christen, ‘want de principes die hij erop na houdt, sturen hem vanzelf in die richting en tien tegen één dat hij daar omkomt’. Toen riep Demas opnieuw: ‘Willen jullie toch niet komen kijken?’ Hierop antwoordde Christen ronduit: ‘Demas, je bent een vijand van de rechte paden van de Heer van deze weg. Je bent ook al door één van de rechters van Zijne Majesteit (= Paulus: 2 Tim. 4 : 10) veroordeeld vanwege je afdwalen. Waarom probeer je ons dan in eenzelfde oordeel te brengen? Bovendien zal onze Heer, de Koning het zeker horen als wij ook maar enigszins van de weg af zouden gaan. Hij zal ons daar beschaamd doen staan, terwijl we anders met vrijmoedigheid voor Hem zouden verschijnen’. Hierop riep Demas terug dat hij ook tot hun gemeenschap behoorde en dat hij ook zelf, wanneer zij even wilden wachten, met hen mee wilde gaan. Christen zei toen: ‘Hoe is je naam? Is dat niet de naam waarmee ik je zojuist aansprak?’ ‘Ja’, antwoordde Demas, ‘mijn naam is Demas, ik ben de zoon van Abraham’. Hierop zei Christen: ‘Ik weet wie je bent. Gehazi was je overgrootvader en Judas je vader en jij bent in hun spoor verdergegaan. Het is niet anders dan een duivelsstreek die je uithaalt. Je vader werd als een verrader opgehangen en jij verdient geen beter loon. Wees ervan verzekerd dat wanneer wij bij de Koning komen, wij Hem je gedrag zullen melden’. Zo vervolgden zij hun weg.
Ondertussen waren Bijbedoeling en zijn reisgezellen weer in zicht gekomen. Al op de eerste wenk liepen zij naar Demas over. Of zij in de diepte vielen, toen zij over de rand keken, naar beneden gingen om te graven, of op de bodem zijn gestikt door de gassen die daar gewoonlijk opstijgen, daarvan ben ik niet zeker. Maar dit merkte ik wel, dat zij nooit weer op de pelgrimstocht zijn gezien. Toen zong Christen:
Bijbedoeling en zilveren Demas
Zijn werkelijk één van zin.
De één roept en d’ ander rent alras
Op zoek naar vuil gewin.
Door deze wereld worden zij bekoord
En reizen niet meer voort.

Wanneer we dit alles op ons laten inwerken, laat de vraag zich niet onderdrukken: ‘Hoe weet Bunyan dit allemaal? Gaat hij niet veel verder dat de spaarzamelijke woorden die de Schrift aan Demas wijdt?’ Wanneer we deze vraag willen beantwoorden, moeten we wel bedenken dat Bunyan hier geen commentaar op de Bijbel schrijft of een preek houdt. De Christenreis is veelmeer de uitbeelding van de pelgrimstocht van een christen door dit leven. Wat de pelgrims onderweg meemaken wordt door Bunyan in allerlei taferelen voorgesteld die naar het leven getekend zijn. Daarbij gebruikt hij verschillende personen, woorden en motieven uit de Bijbel en smeedt die met zijn geweldige verbeeldings- en zeggingskracht samen tot één beeld. Dat betekent dat hij niet echt iets zegt dat niet aan de Bijbel ontleend is. Maar door de combinatie van allerlei Bijbels materiaal in dat ene beeld ziet dat er in Bunyans schildering bloemrijker uit dan de eenvoudige bijbeltekst over die persoon of dat tafereel zou doen vermoeden. Maar daarom is het wel nodig dat we ons nu eerst bezinnen op wat de Bijbel precies over Demas zegt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 4 oktober 2016

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Demas, de man bij de zilvermijn - 1

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 4 oktober 2016

Bewaar het pand | 12 Pagina's