Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Demas, de man bij de zilvermijn - 6

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Demas, de man bij de zilvermijn - 6

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een vorige aflevering gingen we in op de vraag waarom Bunyan in zijn Christenreis Demas bij een zilvermijn plaatst. Dat bleek samen te hangen met het feit dat rijkdom en een materialistische levenshouding een heel gevaarlijke verleiding is om van het geloof af te vallen. En Demas is in de Bijbel een belangrijk symbool van de afval (vgl. 2 Timotheus 4 : 10). We kijken dit keer nog even verder naar de manier waarop Bunyan Demas schildert. Hij blijkt een beschaafde heer te zijn die Christen en zijn metgezel op een beleefde manier toespreekt. Kennelijk is hij een man van stand die bepaald niet onbemiddeld is. Hij probeert de beide pelgrims te verleiden naar de zilvermijn te komen omdat zij daar rijkdommen zullen vinden. Hopende, de metgezel van Christen, aarzelt: hij wil wel een kijkje gaan nemen! Maar Christen brengt hem in scherpe bewoordingen van zijn voornemen af. Die plaats is levensgevaarlijk en zij zullen in grote verleidingen verstrikt raken als zij daarheen gaan. Op de vraag van Christen aan Demas of die plaats niet gevaarlijk is, antwoordt Demas dat zij dat alleen maar zo is voor hen die onvoorzichtig zijn. Maar terwijl hij dat zegt, bloost hij en daaruit blijkt dat hij niet eerlijk is.

Mevrouw Zeepbel
Nu lezen we in het vervolg van de Christenreis, de Christinnereis, iets over de achtergrond van dit optreden van Demas. In de Christinnereis komt het reisgezelschap van Christiana – zo noem ik haar liever dan het wel erg kneuterig-oud Hollandse ‘Christinne’ – ook op dit gebied aan. Het blijkt te behoren tot ‘de betoverde grond’. Daar staan de pelgrims aan allerlei verleidingen bloot van heksen, occulte machten en duivelen. Dit gebied blijkt beheerst te worden door Mevrouw Zeepbel, iemand die door Bunyan als een soort aantrekkelijke toverkol wordt getypeerd. Hij beschrijft hoe een van de centrale figuren uit de Christinnereis
Standvastig – haar ontmoet. Die ontmoeting wordt als volgt beschreven: ‘Zij toonde zichzelf aan mij als iemand in zeer aantrekkelijke kleding die er overigens wel oud uitzag. Zij bood me drie dingen aan: haar lichaam, haar beurs en haar bed. Om nu de waarheid te zeggen: ik was moe en slaperig en zo arm als de mieren. Wellicht wist de toverkol dat wel. Hoe dan ook, ik wees haar één of twee keer af. Maar zij negeerde mijn afwijzingen en glimlachte vriendelijk. Toen begon ik kwaad te worden, maar daar gaf zij niets om. Hierna herhaalde zij haar aanbod en zei dat wanneer ik mij door haar zou laten regeren, zij mij groot en gelukkig zou maken. Want ik ben de heerseres over de wereld, zo zei zij, en de mensen worden door mij gelukkig gemaakt. Hierop vroeg ik naar haar naam en zij zei dat die ‘Mevrouw Zeepbel’ was’.
Uit Bunyans kanttekening bij deze passage blijkt dat hij deze dame ook ‘IJdelheid’, of ‘Deze IJdele wereld’ noemt. Daaruit mogen we concluderen dat deze verleidelijke dame ‘deze ijdele wereld met haar begeerlijkheden’ (vgl. 1 Johannes 2 : 17) is, die bij nader inzien als een zeepbel uiteenspat voor het aangezicht van God. In het vervolg van Bunyans Christinnereis blijkt dat zij de pelgrims vooral verleidt door haar beurs. Dat wil zeggen: zij houdt van rijken en prijst hen, maar de arme pelgrims bespot zij. Als iemand handig is in het verdienen van geld, spreekt zij met respect over hem van huis tot huis. Bovendien houdt zij van grote feesten en rijk voorziene tafels. Zij nodigt ook iedereen uit om daaraan deel te nemen. Ze belooft sommigen zelfs koninkrijken en kronen, als zij maar naar haar luisteren. Maar ondertussen heeft zij velen aan de strop gebracht en tien duizenden meer in de hel gestort. Deze grootste verleidster was het die
‘Absalom opzette tegen zijn vader en Jerobeam tegen zijn meester. Zij was het die Judas overhaalde om zijn Meester te verkopen en die Demas overhaalde om het godzalig pelgrimsleven te verlaten’.
De conclusie is duidelijk. Bunyan is – terecht – van mening dat de keten van de verleidingen er doorgaans zo uitziet: de duivel verleidt door ‘deze ijdele wereld’ (Mevrouw Zeepbel). Zij op haar beurt verleidt pelgrims, zoals Demas, om af te vallen van het geloof. En die staat op zijn beurt bij zijn zilvermijn om andere pelgrims ertoe te brengen de rechte bijbelse weg te verlaten, waardoor ze struikelen en uiteindelijk zullen omkomen.

Verzoekingen
Hiermee stuiten we op enkele belangrijke aspecten van het bijbelse thema ‘verzoekingen’. Iemand zondigt niet graag alleen. Hij nodigt ook anderen uit om hem te volgen op zijn verkeerde weg en rust niet voordat hij hem of haar tot een ‘bondgenoot in het kwade’ gemaakt heeft. Een dief wil dat ook anderen gaan stelen en een roddelaarster betrekt ook zoveel mogelijk anderen in haar circuit van achterklap, al of niet via de sociale media. Een zondaar troost zich immers gewoonlijk met de illusie dat als hij een ander in zijn schuld betrekt, zijn eigen zonde minder erg is. Hij redeneert namelijk – ten onrechte, want dit is echt satanisch! –: gedeelde schuld is halve schuld! Over de vraag hoe de verzoekingen in ons hart vaste voet aan de grond krijgen en ons daadwerkelijk tot zonde verleiden, hebben met name de Engelse puriteinen diep nagedacht. Zij bezaten een grote kennis van het menselijke hart en waren zodoende ras-psychologen, lang voordat de wetenschappelijke psychoanalyse ontdekt werd door Sigmund Freud (1856 – 1939). Een belangrijke ‘psychologiserende’ beschrijving van de manier waarop de verleidingen werken, is het werk van John Owen (1616 – 1683) Over de verzoeking. Een centrale tekst in deze en vergelijkbare verhandelingen is Jakobus 1 : 14v.: ‘Maar een iegelijk wordt verzocht als hij van zijn eigen begeerlijkheid afgetrokken en verlokt wordt. Daarna de begeerlijkheid ontvangen hebbende, baart de zonde; en de zonde voleindigd zijnde baart de dood’. Hier wordt de verzoeking tot de zonde getekend als een groeiproces of een ketting met verschillende schalmen. (1) Het begin van de verzoekingen ligt niet bij God (Jakobus 1 : 13), maar bij de duivel, die in de Bijbel niet voor niets ‘de verzoeker’ genoemd wordt (Mattheus 4 : 3; 1 Thessalonicensen 3 : 5). (2) De duivel doet de begeerte opvlammen in ons hart. (3) We gaan de begeerte koesteren ‘als een zoete bete onder de tong’ (J. C. Philpot). Dat wil zeggen: we gaan er steeds meer aan denken en erover (dag)dromen, totdat de begeerte ons meer en meer beheerst. (4) We gaan toegeven aan de begeerte: we zoeken naar middelen en wegen om ons verlangen te vervullen. (5) We vervullen of verwezenlijken de boze begeerte van ons hart en vallen in zonde. (6) Wanneer we voortdurend aan onze zondige begeerten voldoen en in zonde leven, is het eindresultaat: de dood!

Wat is daartegen te doen? De Schrift laat er geen twijfel over bestaan dat dit twee speerpunten heeft. Het eerste is: ‘Wederstaat de duivel, en hij zal van u vlieden’ (Jakobus 4 : 7). Het tweede dat we de begeerte tot het kwade in haar knop stuk moeten drukken, of liever in haar eerste ritselingen moeten doden (vgl. Kolossensen 3 : 5). Dat is alleen mogelijk in de weg van het waken en bidden: ‘Waakt en bidt opdat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak’ (Mattheus 26 : 41; Markus 14 : 38; zie ook 1 Petrus 4 : 7). De Heere Jezus is in Zijn worsteling in Gethsemane hiervan het grote voorbeeld. Hij waakte en Hij bad, terwijl zijn discipelen sliepen. En toen de strijd en de verzoeking tot het hoogste opliep, bad hij ‘des te ernstiger’ (= vuriger, hartstochtelijker) (Lukas 22 : 44). De bekende Franse fi losoof en wiskundige Blaise Pascal (1623 – 1662) heeft bij deze woorden opgemerkt dat Jezus ‘in deze doodstrijd zal zijn tot aan het einde van de wereld’. Dat bedoelde hij natuurlijk niet letterlijk: de verheerlijkte Christus is tot aan het einde van de wereld in de hemel en niet in doodstrijd. Maar de doodstrijd van de Heere Jezus van toen in Gethsemane in het waken en bidden zal tot het einde van de wereld ‘niets van haar kracht verliezen’ (Joseph Hart – 1712 – 1768). Zo is Hij de medelijdende hogepriester die in alle dingen verzocht is geweest (Hebreeën 4 : 15; 2 : 18). Daarom kan hij allen die verleid worden te hulp komen, zodat zij – vaak met zware oogleden en knikkende knieën – leren te waken en te bidden. Maar àls ze waken en bidden, weerstaan ze de boze en beschermen anderen ook nog voor zijn listen. Zo weerstond Christen in de Christenreis in Zijn naam Demas en bewaarde zijn metgezel Hopende dat die op zijn verleidingen zou ingaan!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 10 januari 2017

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Demas, de man bij de zilvermijn - 6

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 10 januari 2017

Bewaar het pand | 12 Pagina's