Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gesprek tussen Christus en Nicodémus(3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gesprek tussen Christus en Nicodémus(3)

Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. (Johannes 3: 3)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zojuist is de deur voor Nicodémus opengegaan. Ook al is de duisternis gevallen over de stad Jeruzalem, en ook heerst er geestelijke duisternis in het hart van Nicodémus – tóch ontvangt Christus Nicodémus. Het is inderdaad waar, wat we op een andere plaats als een schamper woord uit de mond van Jezus’ vijanden vernemen: ‘Deze ontvangt de zondaren’.

Gezag
Als Nicodémus het huis waar Christus verblijft, is binnengegaan, horen we hem zeggen: ‘Rabbi, wij weten dat Gij zijt een Leraar van God gekomen; want niemand kan deze tekenen doen die Gij doet, zo God met hem niet is’.
In die woorden klinken twee dingen door, zo stelden we de vorige keer vast. Enerzijds spreekt er een bepaalde belangstelling voor en waardering van de Heere Jezus uit. Nicodémus ziet deze Wonderdoener als een door God gezonden Profeet.
Anderzijds klinkt er een bepaalde miskenning in door. Want Christus is zoveel meer dan ‘een Leraar van God gekomen’. Hij is de hoogste Profeet en Leraar. En niet alleen dat; Hij is ook de enige Hogepriester en de eeuwige Koning.

Hoe reageert de Heere Jezus op de woorden van Nicodémus? Johannes 3: 3 zegt: ‘Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien’.

Drie dingen vallen op, als we luisteren naar die woorden. Allereerst: de nadrukkelijke en plechtige wijze waarop de Heere Jezus Zijn woorden inleidt. We horen Hem zeggen: ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u…’. Letterlijk staat er in het Grieks: ‘Amen, amen, Ik zeg u’.
De Heere Jezus wil daarmee twee dingen benadrukken. Dat wat Hij gaat zeggen, van het grootste belang is. Want Nicodémus’ eeuwige bestemming is ermee gemoeid. En dat wat Hij gaat zeggen, gesproken wordt met het hoogste gezag.

Leidende hand
Het tweede opvallende is, dat de Heere Jezus met Zijn woorden aan het gesprek met Nicodémus een radicale wending geeft. Hij neemt de leiding aan het gesprek als het ware over.
Zeker, Hij zal dit gesprek voeren met een hart dat brandt van liefde tot de eer van Zijn Vader en tot de zaligheid van verloren zondaren. Maar Hij zal dit gesprek evenzeer leiden met vaste hand.
Daar ligt een les in voor ambtsdragers. Wat is het nodig dat hun ambtswerk door deze beide zaken gestempeld wordt. Enerzijds: een hart dat brandt van liefde voor de eer van God en voor de zaligheid van zondaren. Maar anderzijds ook een vaste, leidinggevende hand!

Kind van Abraham
Het derde en belangrijkste is, dat de Heere Jezus in vers 3 radicaal een streep haalt door heel de godsdienst van Nicodémus.

Nicodémus had als farizeeër namelijk ook een bepaalde verwachting ten aanzien van het Koninkrijk van God. Dat Koninkrijk zou aanbreken aan het einde der tijden, zo geloofden de Farizeeërs. Dan zou de Messias komen en zou het Koninkrijk van God in heerlijkheid aanbreken. En wie zouden dan het Koninkrijk van God mogen binnengaan? Daarvoor moesten als het ware twee dingen op je paspoort staan. Om te beginnen moest je een kind van Abraham zijn, een verbondskind. En vervolgens moest je veel gehoorzaamheid aan de wet hebben betoond. Welnu, daar streefden de Farizeeën naar. En zo verwachtten ze het Koninkrijk van God.

Actualiteit
Legt u het eens naast de actualiteit. Hoeveel mensen volgen vandaag de dag niet diezelfde gedachtengang? Als ik maar gedoopt ben… Als ik maar belijdenis gedaan heb… En als ik vervolgens maar wat stille tijd houd en me wat inzet voor de kerk of het evangelisatiewerk… Dan kan ik ook wel met verlangen uitzien naar de wederkomst… Maar de vraag of God ook begonnen is, wordt gemist… Of die vraag wordt snel afgestopt in de zin van: als jezelf begint, mag je daaruit concluderen dat God met je begonnen is…

Zou die gedachtengang niet aan te wijzen zijn in veel preken in de GKv, waarom wij altijd principieel bezwaar hebben aangetekend tegen samenwerking of samengaan met deze kerken? Zou die gedachtengang ook niet aan te wijzen zijn in preken binnen onze kerken? Zou deze gedachtengang ook niet zomaar onze jongerenorganisatie en onze gemeenten en onze preken kunnen binnendringen?

Wat de Heere Jezus nu tegen Nicodémus zegt, is: Nee, Nicodémus, op die gronden zult u het Koninkrijk van God niet eens kunnen zien. U zult het Koninkrijk van God alleen kunnen binnengaan, als u wederom geboren wordt. Er is in uw leven een wonder nodig! Het wonder van geestelijke levendmaking. A

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 7 maart 2017

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Het gesprek tussen Christus en Nicodémus(3)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 7 maart 2017

Bewaar het pand | 12 Pagina's