Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het stondeke der minne

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het stondeke der minne

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Genesis 45:1 Toen kon Jozef zich niet bedwingen…

Misschien heb je weleens van ‘de tale Kanaäns’ gehoord. Daarmee wordt bedoeld het taalgebruik dat vooral in de eerste helft van de 20e eeuw door bevindelijk gereformeerden gebruikt werd. De titel van deze keer is een voorbeeld daarvan. Het verwijst naar Ezechiël 16:8 waar het gaat over de het verbond tussen de Heere en Zijn volk, dat vergeleken wordt met een huwelijkssluiting. Dat is ‘de tijd der minne’. In de tale Kanaäns ook wel het ‘stondeke’ der minne genoemd. Een ‘stonde’ is een oud-Nederlands woord dat ‘moment’ betekent. ‘Minne’ wijst op het bemind worden. Het gaat om het heilige moment dat de Heere Jezus als de hemelse Bruidegom Zich openbaart aan het hart van een zondaar, die Hij tot Zijn bruid maakt en bemint. Deze ‘tale Kanaäns’ is grotendeels verdwenen, ook uit de prediking. Want mensen begrijpen die woorden niet meer. Maar, dat wat ermee bedoeld wordt, dat bestaat nog wel.

Als de broers voor Jozef op de grond liggen en zich niet meer verontschuldi-gen, neemt Juda het woord. Hij ziet in al deze gebeurtenissen de hand van God. Dat het geld voor het koren nu voor de tweede keer weer terug is in hun zakken en ook dat de beker van de onderkoning gevonden is in de zak van Benjamin. Dat heeft God gedaan, zo weet Juda. God straft die grote zonde dat ze Jozef hebben verkocht en vader Jakob hebben bedrogen. Geen verontschuldigingen dus meer. Maar wel een hartelijk pleidooi voor Benjamin.

Benjamin was aan de onderkoning van Egypte overgeleverd. Dat was ook wat er afgesproken was en waar de broers het mee eens waren geweest. Degene bij wie de beker zou gevonden worden, die zou de slaaf van de onderkoning worden. Maar dan neemt Juda het voor hem op. Hij zegt: ik ben borg voor hem, neem mij maar als uw slaaf en laat hem gaan.

En tóen kon Jozef zich niet meer bedwingen. Daarmee wordt gezegd dat Jozef zich al wel eerder had willen bekendmaken, maar dat hij zich toen wel heeft bedwongen. Want hij vond de tijd nog niet rijp. Toen ze de eerste keer voor hem stonden, toen zeiden de broers: ‘Wij zijn vroom, wij zijn geen verspieders’. Daarna hebben ze stukje bij beetje hun schuld doorleefd en beleden. Steeds verder kwamen ze in het nauw, steeds dieper moesten ze buigen. Totdat ze hier voor Jozefs voeten lagen.

En vooral toen Jozef de woorden van Juda hoorde: ‘Ik ben borg’. Toen kreeg Jozef de overtui-ging dat de broers inderdaad veranderd waren. Hij herkende in alles het werk van de Heilige Geest. En tóen kon en hoefde en mocht hij zich niet langer bedwingen.

Verbijsterd zien de broers hoe de Egyptische onderkoning als een kind begint te huilen. En tussen de tranen en de snikken door horen ze hem in hun eigen taal zeggen: ik ben Jozef! Wat een aangrijpend en ontroerend moment. Voor Jozef aller-eerst. Nu kan hij zijn ware persoon en zijn ware gezindheid tonen. Ik ben Jozef, zo zegt hij. En hij voegt eraan toe: leeft mijn vader nog? Jozef spreekt in deze schijnbaar overbodige woorden zijn verlangen uit naar zijn oude vader die al zoveel verdriet heeft geleden. Maar ook onderstreept hij op die wijze dat hij het écht is. Hij zegt niet: úw vader, maar leeft mijn vader nog? Want uw vader is mijn vader.

Hierin ligt onderwijs voor het geestelijke leven. Dit wordt geestelijk ook zo beleefd. Vroeger noemden de mensen dit ‘de tijd der minne’. Dat wil zeggen, het moment waarop de Heere Jezus Zich aan een zondaar bekendmaakt en hem bemint. We lezen daarvan bijvoorbeeld in Johannes 1:40, dat het omtrent de 10e ure was, toen Johannes de Heere Jezus ontmoette. Dat moment is hij nooit meer vergeten. En Paulus schrijft in Galaten 1:16: Maar wanneer het Gode behaagd heeft Zijn Zoon in mij te openbaren. Hij bedoelt het moment uit Hande-lingen 9, toen de Heere Jezus Zich bekendmaakte op de weg naar Damascus.

Het wordt als een wonder beleefd, als de Heere Jezus Zich in dat heilig moment aan je bekendmaakt. Net als de broers lig je dan op je knieën gebogen. Net als de broers heb je dan geen verontschuldigingen meer. Maar net als de broers zal je dan ook ervaren dat er een Verlosser is die Zich niet kan bedwingen. Zijn liefde voor arme zondaren doet de nevels opklaren en doet Hem zeggen: Ik ben Jezus. Ik ben jouw Heil.

www.bewaarhetpand.nl

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 5 december 2017

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Het stondeke der minne

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 5 december 2017

Bewaar het pand | 12 Pagina's